metropolis m

Made in Germany
De internationalisering van de Duitse kunstscene

Sinds de Wiedervereinigung vonden er in Duitsland diverse tentoonstellingen plaats, waarin op zoek werd gegaan naar de nieuwe, Duitse identiteit. Na Konjunktur, Deutschlandbilder en deutschemalereizweitausenddrei, staat nu Made in Germany op het programma. Het is een tentoonstelling die niet zozeer inzoomt op kunst van autochtone Duitsers, maar juist wil laten zien hoe het land sinds enige jaren onder buitenlandse kunstenaars een uiterst populaire vestigingsplaats is geworden.

Als in 2007 een grote tentoonstelling opent onder de titel Made in Germany, zou daarachter een nuchter overzicht van de stand van zaken in de kunst in Duitsland kunnen steken. Maar het kan ook een poging tot provocatie zijn.

Vooral als noch een thema, noch een medium de gemeenschappelijke noemer biedt, waaronder het werk is vergaard, maar de woonplaats van de deelnemers. De meer dan vijftig kunstenaars die eind mei in het Sprengel Museum Hannover, de kestnergesellschaft en de Kunstverein Hannover worden geëxposeerd, wonen allemaal in Duitsland. Maar het maakt niet uit of ze, zoals de beeldhouwer Franka Kassner, in Oschatz tussen Leipzig en Dresden geboren zijn, of in Lima, zoals Fernando Bryce.

Inventariseren of provoceren? Het laatste gebeurt in ieder geval met de titel. Het label ‘Made in Germany’, dat doorgaans alleen bij exportproducten wordt gebruikt, bestempelt de getoonde kunst als handelswaar, ofschoon de tentoonstelling in drie niet-commerciële instituten plaatsvindt. De titel bruuskeert ook, omdat het stempel ‘Made in Germany’ van oorsprong de Britse markt diende te beschermen voor import vanuit het Duitse keizerrijk. Pas na de oorlog is het uitgegroeid tot een kwaliteitszegel voor consumptiegoederen uit de Bondsrepubliek. Op dit waarmerk waren vele (West)-Duitsers ooit net zo trots als op de D-mark en het Wirtschaftswunder, niet in de laatste plaats omdat het in dit land na de Tweede Wereldoorlog ontbrak aan sterke symbolen waarmee men zich kon identificeren.

Belooft de titel van de tentoonstelling een Duits, degelijke soort van kwaliteit? Kunst die zo robuust is als een Volkswagen Kever, zo duurzaam als een wasmachine van Miele? Dat zou niet erg provocatief zijn, misschien wel ronduit vervelend, zelfs nu Jonathan Monk voor de tentoonstelling daadwerkelijk in de Volkswagenfabriek van Wolfsburg een Volkswagen Golf laat verchromen. Het is wel een feit dat nu de economie het in Duitsland laat afweten, kunst waar mogelijk voor identiteit moet zorgen. Net zoals vroeger, toen het land nog uit een lappendeken van vorstendommen bestond.

De directeur van de Kunstverein Hannover, Stephen Berg, spreekt deze nationalistische agenda tegen: ‘We willen de landkaart van Duitsland in zijn geheel begrijpelijk maken, en aangeven dat het niet meer in de eerste plaats aankomt op het onderscheid tussen nationaal en internationaal. Wij zijn niet bezig een ranglijst te tonen, maar laten zien wat Duitsland als productieplek voor kunstenaars zo interessant maakt.’

Naast Stephan Berg werkt Ulrich Krempel, directeur van het Sprengel Museum Hannover, aan de tentoonstelling mee. Met Sex & Crime toonde hij al eerder aan een goed gevoel voor populaire onderwerpen te hebben. Ook Veit Görner van de kestnergesellschaft doet mee. In de tentoonstelling German Open in 1999 in Wolfsburg, toonde hij kunst uit Duitsland als een interdisciplinaire praktijk, waarbij de vrije keus van artistieke middelen en de afwezigheid van eenduidige posities overheersten. Nu, kort voor de start van documenta en Skulptur Projekte Münster, wil het trio uit Hannover een panorama van installaties, sculpturen en tijdgebonden werken laten zien, met slechts weinig schilderkunst en geen enkel speciaal project.

De zes verantwoordelijke curatoren van de betrokken instituten zullen de werken niet alleen naar formele criteria over de drie tentoonstellingslocaties verdelen, maar ook op grond van de bekendheid van de kunstenaars. In de kestergesellschaft zullen onder anderen Simon Starling, Fernando Bryce, Marcel van Eeden, Ceal Floyer, Peter Piller, Haegue Yang en de jonge fotograaf Peggy Buth exposeren. In de langgerekte galerie van de Kunstverein Hannover stellen Candice Breitz, Slawomir Elsner, Jeppe Hein, Sean Snyder en Oliver van den Berg tentoon. Het Sprengel Museum Hannover, bekend van zijn Schwitters en El Lissitzky-verzameling, toont ten slotte de werken van Elmgreen en Dragset, Sergej Jensen, Tue Greenfort, Mathilde ter Heyne en David Zink Yi.

Thema’s ontbreken, althans in de tentoonstelling zelf. Des te preciezer zal de catalogus belichten wat Duitsland als productieplek van kunst precies inhoudt, met name in relatie tot het huidige, decentrale cultuurlandschap en het daarbij horende pluralisme. Het federalisme van de Bondsrepubliek heeft naast Berlijn als hoofdstad, nevencentra als Hamburg, Düsseldorf, München, Frankfurt am Main, Stuttgart, Dresden en Leipzig voortgebracht. Typisch Duits zijn bovendien de Kunstvereins, die bijdragen aan het pluralisme. Ten slotte hebben ook benoemingen aan Duitse academies bijgedragen aan de internationalisering van de kunsten.

De kunstenaars in Made in Germany bieden echter ook een ander beeld, dat niet door de curatoren is voorzien. Er wordt door hen bijvoorbeeld op opvallend groot formaat gewerkt, met een rijkelijk materiaalgebruik dat helder en overzichtelijk wordt uitgestald. In thematisch opzicht gaat het vaak over ruimte, stad en architectuur. Religieuze kwesties ontbreken en men stelt graag tentoon in de openbare ruimte. Daar is een simpele verklaring voor te geven. In Duitsland is er veel materiaal beschikbaar en grote ruimtes, die ook voor kunstenaars te betalen zijn. Religie speelt geen rol in de seculiere samenleving die Duitsland inmiddels is. De ruimtelijke ordening van stad en land echter des te meer. Mede daarom is er ook geld voor kunst op straat.

Een andere conclusie zou kunnen luiden dat er, afgaand op de deelnemerslijst, meer mannen dan vrouwen kunstenaar zijn en dat het ook meestal emigranten uit westerse landen zijn, niet uit het oosten en zuiden. Dat laatste klopt ook wel, gezien het hogere levensonderhoud en restrictieve visumbeleid in Duitsland.

Vanuit een nuchter standpunt kan men de bedoelde provocatie van Made in Germany inderdaad zien als een overzicht van de stand van zaken in de kunst. Daarbij dient de tentoonstelling er dan niet voor om te laten zien hoe open Duitsland staat voor de wereld, zoals men tijdens het WK-voetbal zo graag probeerde te communiceren. Ze is veel meer een pleidooi voor de openbare ondersteuning van kunst en cultuur, in tijden waarin de markt de spelregels dicteert. En voor een daadwerkelijk open, internationale immigratiepolitiek.

Recente artikelen