Making Worlds
VENETIË
53ste Biënnale van Venetië
7 juni t/m 22 november 2009
‘Waar kunnen we anders over spreken?’, was de titel die de kunstenaar Teresa Margolles gaf aan haar bijdrage voor het Mexicaans Paviljoen. ‘Wie spreekt met wie en met wat voor autoriteit?’ vroeg Liam Gillick zich af toen de kat van zijn zoon voor de zoveelste keer zijn concentratie verstoorde. Deze vraagstellingen zijn volkomen terecht in een kunstwereld die momenteel geteisterd wordt door diplomatie en terughoudendheid. Wie is de autoriteit en wat zou er nog geadresseerd moeten worden in een tijdperk waarin de commercie het even niet meer helemaal voor het zeggen heeft? In principe zou deze ontwikkeling een positief potentieel moeten vrijmaken, waarmee kunstenaars de noodzaak van hun bijdrage aan het culturele klimaat zouden kunnen onderstrepen. Vreemd genoeg is dit nauwelijks het geval op de huidige Biënnale van Venetië, een tentoonstelling die met haar overdaad en prestige is uitgegroeid tot een politiekcorrecte wereldbeurs, waarin de nationale representaties van welvarende landen hand in hand gaan met die van diverse ontwikkelingsgebieden.
Making Worlds is de flinterdunne titel die al deze correctheid uitdraagt, maar haar eigenlijk ter discussie zou moeten stellen. Onder leiding van Daniel Birnbaum wordt het proces van de artistieke productie onder de loep genomen, om zogezegd diverse ‘werelden’ te introduceren en te exploreren. Een onnodig uitgangspunt omdat de kern van het kunstenaarschap immers bestaat uit het maken van werelden door middel van creatie en reflectie. Maar goed, misschien wilde Birnbaum juist duidelijk maken dat het hier om de autonomie van de kunst gaat.
De locaties van Making Worlds, het Palazzo delle Esposizioni en de Arsenale, openen met indrukwekkende installaties. Het duo Guyton/Walker breekt op een intrigerende manier de choreografie van de bezoeker door een hoeveelheid objecten midden in het gangpad van het Palazzo te plaatsen. De schilderachtige objecten en collages flirten met de werelden van design en beeldende kunst en zitten boordevol referenties aan auteurschap en authenticiteit. De Arsenale opent met een magistraal werk van Lygia Pape. Ttéia I, C (2002) bestaat uit een reeks dunne gouden draden die secuur worden uitgelicht; de gouden lichtbundels lijken zo als goddelijke stralen uit de hemel te komen. Deze haast spirituele dimensie wordt doorgezet in de volgende ruimte, die bekleed is met grote ingelijste spiegels van Michelangelo Pistoletto. In een performance vernielde Pistoletto alle spiegels, op twee na, om naar zijn zeggen, de oneindigheid van licht en leven te kunnen bereiken. Afgezien van de wat clichématige symboliek, had de installatie een indrukwekkend benauwende en agressieve aanwezigheid. Aldus opende Birnbaum in de Arsenale ijzersterk met kunst waarbij de autonomie voorop staat. Even denk je dat Birnbaum een integer standpunt probeert uit te werken, maar helaas, voor je er erg in hebt, is het einde van de tentoonstelling in de Arsenale al in zicht. De spanning die Birnbaum in het begin opbouwde, zakt na de derde ruimte als een pudding in elkaar. Mede door de letterlijkheid van de titel vraag je je bij praktisch elk werk af waarom het onder deze noemer gepresenteerd wordt: van de postkolonialistische overdaad van Pascale Marthine Tayou en Goshka Macuga tot aan de theatrale kitsch van Ulla von Brandenburg en Joan Jonas.
Het Palazzo toonde in vergelijking hiermee meerdere hoogtepunten, die het idee van ‘werelden’ ook beter ter discussie stelden. De kunst van Wolfgang Tillmans, Lygia Pape, Palermo, Sherrie Levine, Philippe Parreno en André Cadere werden in een ruimte bij elkaar gebracht wat een zeer gelaagde ‘botsing’ veroorzaakte tussen formele esthetiek en conceptuele uitgangspunten. Een andere interessant moment was de route tussen Palermo, Simon Starling, Gilbert & George en Pietro Roccasalva, die zich concentreerde op de (meta)fysische grenzen van (mechanische) constructies. Palermo onderzocht in Himmelsrichtungen de architecturale ruimte van schilderijen. Het werk werd in 1976 voor de 37ste editie van Biënnale gerealiseerd en voor deze editie opnieuw gereconstrueerd. Palermo’s indrukwekkende installatie bevond zich naast een bijzonder werk van Simon Starling. De filminstallatie Wilhelm Noack oHG (2006) is een portret van een Berlijns metaalbedrijf dat relaties onderhield met Bauhaus en de internationale modernisten en tegelijkertijd werkte aan projecten voor het Derde Rijk. De film wordt geprojecteerd door een grote sculptuur, die fungeert als loopsysteem en qua vorm refereert aan producten van het metaalbedrijf. Starlings observatie van een specifieke geschiedenis wordt zo, op een ietwat fetisjistische manier, direct in het heden geplaatst.
De relatie tussen mechaniek, het artificiële en gedrag wordt op een prachtige manier vertaald in de leuze Gilbert & George ‘Art for All’. Deze uitdrukking is het fundament van hun artistieke productie, waarin hun eigen aanwezigheid altijd centraal staat. Als bijdrage aan The Sunday Times Colour Supplement presenteerden ze een dubbelpagina waarin ze hun positie verklaren met ‘We are only human sculptures’. Een ander soort performatieve sculpturaliteit is zichtbaar in een serie schilderijen van Pietro Roccasalva, getiteld The Skeleton Key (2006 – 2009). De serie draait om een liftbediende die voor Roccasalva het idee van een beweging zonder vooruitgang symboliseert. Deze absurde menselijke staat wordt vertaald in complexe schilderijen die vooral door hun composities imponeren.
De tentoonstelling blijft als geheel evenwel aanvoelen als een aaneenschakeling van inwisselbare en onnodige werken. De titel lijkt ook beter te passen bij de Verenigde Arabische Emiraten, waar de creatie van cultuur een werkelijke urgentie heeft. Het paviljoen van de Verenigde Arabische Emiraten ging in op de representatie van een ontwikkelingsgebied binnen de context van een, naar hun zeggen, ‘wereldbeurs’. De problematiek en ontwikkelingen van de Emiraten worden, onder de titel It’s Not You, It’s Me, op een luchtige manier gepresenteerd met behulp van traditionele, educatieve elementen als een audiotour (samengesteld door de Iraans-Duitse Tirdad Zolghar) en maquettes. De hilarische en zelfkritische stem van de audiotour fungeert als het ware als de ondertiteling van de ondertiteling en zorgt zo voor een kritische, zelfreflectieve tentoonstelling.
Over het geheel genomen lijkt Making Worlds een genereuze en degelijke show, die het toch voor elkaar krijgt om geen of weinig emoties op te roepen. Geen frustraties, geen verwarring, geen blijdschap. De show verdwijnt als een briesje wind op een snikhete namiddag op het strand van het Lido. Is dit waarin we terecht zijn gekomen: een diplomatiek cultuurapparaat waarin elke artistieke en politieke partij bevredigd wordt? Is artistieke expressie nog van belang in deze overvolle, populistische, commerciële markt? Zijn we op het punt geraakt van volledige verzadiging? Nog een prosecco dan maar.
Krist Gruijthuijsen is freelance curator, Amsterdam
Krist Gruijthuijsen