metropolis m

Manifesta

Amsterdam, 9 maart 2011

Met grote verbazing hebben wij kennis genomen van de column Waarom biënnales zich als kunstbeurzen gedragen in Metropolis M [N°1, 2011], waarin Paco Barragán beargumenteert dat biënnales de vorm aannemen van kunstbeurzen. Biënnales zoals Manifesta staan bol van lokale, regionale, nationale en economische belangen en van een zuivere discussie over ‘vooruitgangsidealen’ of ‘utopieën’ zou geen sprake zijn. We zouden beter af zijn – stelt Barragán – als we simpelweg zouden erkennen dat biënnales vooral citymarketingtools zijn.

Wij voelen ons geroepen om een respons te geven op deze column, niet zozeer omdat we ons aangevallen voelen, maar voornamelijk omdat we van een blad als Metropolis M en van een criticus als Paco Barragán een zeker inzicht in cultuurpolitiek en een eerlijke poging tot consciëntieuze meningsvorming verwachten. Echter, de tekst staat bol van misvattingen.

Manifesta is, anders dan wordt beweerd, niet uitsluitend opgericht om de betrekkingen tussen Oost- en West-Europa te versterken. Het is een Europese Biënnale voor Hedendaagse Kunst. Onderzoek naar hernieuwde betrekkingen tussen Oost en West was een actueel punt bij de oprichting in de jaren negentig, maar dit neemt niet weg dat Manifesta als totaal project breder is opgezet. ‘Europa’ is een veranderlijk concept, Manifesta verandert mee.

Veel internationale biënnales – zo ook Manifesta – worden grotendeels gerealiseerd met publieke middelen. Als zodanig maken evenementen zoals het onze per definitie onderdeel uit van een specifiek (kunst)beleid van lokale, regionale of nationale overheden. Manifesta is zich terdege bewust van de systemen, belangen en posities die in deze gemoeid zijn. Hoe anders zou een nomadische biënnale als Manifesta in staat kunnen zijn om iedere twee jaar in overleg met diverse overheden tot een aanvangspunt te komen voor een nieuwe editie?

Overheidsbemoeienis met kunst en cultuur is van alle tijden en beperkt zich zeker niet tot biënnales. Laten we vaststellen dat (kunst)beleid per definitie instrumenteel is. Weliswaar heeft het kunstbeleid van voornamelijk West-Europese landen in de tweede helft van de twintigste eeuw door verschuivende idealen een zekere schijn van onafhankelijkheid weten op te roepen, desalniettemin blijven de politieke uitgangspunten instrumenteel van aard. Van het ontkennen van de invloed van dergelijke instrumentele belangen door Manifesta kan dan ook geen sprake zijn. Slechts te roepen dat biënnales door dergelijke instrumentele belangen a priori niet meer dan tools voor citymarketing kunnen zijn, is te kortzichtig. Het vraagstuk wordt dan pas interessant.

Vrijwel zonder uitzondering wordt de kandidatuur voor Manifesta door kunstinstellingen, kunstenaars en kunstprofessionals uit de betreffende regio geïnitieerd, niet door de lokale of regionale politiek. De meest gehoorde reden van kandidaat-regio’s en -steden om een Manifesta biënnale te willen organiseren is de functie die Manifesta kan vervullen als aanjager van het artistieke klimaat. Daarnaast vloeit circa tweederde van het budget dat steden volgens Barragán ‘betalen’, om Manifesta te organiseren direct terug in de lokale economie in de vorm van onder andere salarissen, freelance commissies en productie. Hebben we het dan over ‘betalen’, of eerder over ‘investeren’? Een van de belangrijkste uitganspunten van de relatie tussen de gaststad/regio en de biënnale is gebaseerd op het arm’s length principle, dat wil zeggen dat de politiek op geen enkele wijze invloed heeft op de artistieke inhoud van de biënnale. Sterker nog, in de overeenkomst tussen Manifesta en een gaststad/regio staat opgenomen dat deelnemende kunstenaars en curatoren niet enkel gevrijwaard dienen te worden van politieke invloed, maar ook van commerciële of andere invloeden van buitenaf.

Aan de receptieve kant zien we een vergelijkbaar verschil tussen het beeld dat Barragán schetst over ‘bemiddelde toeristen’ als doelgroep van de biënnale en de werkelijke situatie. Gemiddeld 70% van de bezoekers aan Manifesta bestaat uit lokaal en regionaal publiek. Wat betreft investeren in kennisontwikkeling namen gedurende de afgelopen edities van Manifesta gemiddeld zo’n 10% van de bezoekers deel aan het brede educatieve aanbod van Manifesta.

Ons cultuurpolitieke ideaal – als je het zo mag noemen – is en blijft het realiseren van een onafhankelijk Europees platform voor hedendaagse kunst, een platform waar kunstenaars, curatoren en theoretici vrijelijk actuele onderwerpen kunnen en mogen onderzoeken, bevragen en herinterpreteren. Wij stellen ons daarbij transparant op en staan open voor elke vraag over ons beleid.

Hedwig Fijen, Directeur Manifesta

&

Yoeri Meessen, Educatie en Externe Betrekkingen Manifesta

Hedwig Fijen & Yoeri Meessen

Recente artikelen