metropolis m

NU IN NL no.8
Maria Hlavajova

Ze noemt het een ‘controversial honour’ dat ze is uitgekozen als curator van de Nederlandse bijdrage aan de Biënnale van Venetië. Maria Hlavajova kiest ervoor Aernout Mik te presenteren, een keuze die nu al breed bediscussieerd is in de Nederlandse kunstwereld. Ze reageert fel als ter sprake komt dat Mik al eerder op de Biënnale van Venetië gepresenteerd werd. ‘Derde keer? Aernout Mik heeft nooit eerder een solopresentatie in het paviljoen gehad. Ik ben bovendien niet geïnteresseerd in statistieken. De invulling van het paviljoen gaat over het nemen van een bepaalde verantwoordelijkheid.’

In het officiële persbericht is over het project te lezen dat ‘het de mechanismen van macht en geweld zal onderzoeken, die inherent zijn aan de confrontatie tussen bevoorrechten en achtergestelden, die sinds de opkomst van de sociaaldemocratie het duidelijkst naar voren komt in de houding ten opzichte van immigranten en vluchtelingen.’ En verder: ‘Het project laat zien hoe deze abstracte principes verbonden zijn met de huidige, politieke realiteit in het Westen aan de ene kant, en met grotendeels historische onderwerpen, zoals het koloniale verleden, aan de andere kant’.

Het plan ademt in alle opzichten de filosofie van BAK uit, dat hedendaagse kunst ziet als een terrein waar culturele, politieke en sociale discoursen elkaar kunnen kruisen. Wie op zoek gaat naar de achtergrond van deze presentatie komt dan ook vanzelf bij de vraag uit: Wie is Maria Hlavajova en wat is haar programma?

‘Ik besef dat het noodzakelijk is om het over mijn persoonlijke biografie te hebben, maar ik vind het ook moeilijk. Het is een feit dat ik uit Oost-Europa kom en dat mijn ideeën over kunst zich ontwikkelden in een tijd dat er in mijn land een politieke omslag plaatsvond: de late jaren tachtig, begin jaren negentig. Maar ik zou zo graag de clichés die daarbij horen willen vermijden.’ Kunst en literatuur waren in haar scholing nauw met elkaar verbonden, vertelt ze. ‘Als er sprake is van een officiële en officieuze literatuurlijst, word je je vroeg bewust van een politieke realiteit. Vlak voor de revolutie in Tjechoslowakije had iedereen, inclusief de kunstenaars, behoefte aan een andere realiteit.’

‘Ik kan daarom niet anders dan kunst zien in nauwe relatie tot de omringende wereld. De kunstgeschiedenis, zoals wij die eind jaren tachtig gedoceerd kregen, was bovendien een afspiegeling van een westerse canon, waarmee we niet echt in contact konden komen. Jonge kunstenaars zochten contact met elkaar om te kijken hoe die kloof beslecht kon worden, hoe kunst ook een afspiegeling kon zijn van een dagelijkse realiteit. Je zou het naïviteit kunnen noemen, maar het gevoel dat je met genoeg doorzettingsvermogen in staat bent zelf de wereld te vormen: voor mij is het nog steeds een belangrijke leidraad.’

Na, en tijdens haar studententijd werkte Hlavajova bijna tien jaar lang voor Soros Centrum voor hedendaagse kunst in Bratislava, dat werd gefinancierd door George Soros, een succesvolle, gematigd linkse Hongaars-Amerikaanse zakenman, multimiljonair en filantroop. Vanuit zijn theorie van de ‘open society’ zette George Soros zich onder andere in Oost-Europese landen te begeleiden, die een overgang naar democratie meemaakten na de val van het communisme. ‘Soros Centrum opende twee jaar na de revolutie in een politiek onstabiele tijd. Niet iedereen verwelkomde het instituut’, vertelt Hlavajova, ‘er werd ook met argusogen gekeken naar de jonge, zelfbewuste mensen die via Soros hun scope in razend tempo verbreedden, in een instituut dat op Amerikaanse leest was geschoeid. Maar ik geloof volledig in het idee van de open society van George Soros, dat je kunt zien als een uitbreiding van Karl Poppers idee van de “open maatschappij”. Soros geloofde er echt in dat hij mensen uit mijn regio meer kansen kon geven.’

Soros Centrum werd een instituut dat de brug sloeg voor jonge, getalenteerde mensen naar een internationale context. Een echte tentoonstellingsruimte was er niet. Het stimuleerde het debat dat jaren had ontbroken met lezingen, educatieve activiteiten, uitwisselingsprogramma’s en ten slotte ook tentoonstellingen.

‘Waarschijnlijk heeft dat de wijze waarop ik tentoonstellingen maak tot op de dag van vandaag beïnvloed. We maakten geen tentoonstellingen om de ruimte te vullen, maar alleen als we dachten dat het relevant was vanuit een artistieke en maatschappelijke achtergrond. Publicaties maakten van meet af aan een groot onderdeel uit van de productie, simpelweg omdat er veel behoefte was aan een filosofische en theoretische heroriëntering.’

Heeft ze het model van Soros Centrum, waarvan ze uiteindelijk vijf jaar directeur was, meegenomen naar BAK? ‘Ik heb er lang over nagedacht wat ik in Nederland kon doen, zonder bestaande modellen te reproduceren. Het enige wat ik kon bedenken was een instituut op te zetten dat klein van schaal zou zijn, dat tijd voor reflectie tot een centraal speerpunt zou maken, dat stelling zou nemen tegen het gedachteloos voeden van het spektakel van de kunstmarkt en dat tentoonstellingen op een gelijkwaardige manier zou combineren met andere activiteiten.’

Hoe heeft ze deze uitgangspunten vertaald naar haar bijdrage voor de Biënnale van Venetië? ‘Van vorige edities herinner ik me vooral paviljoens die zichzelf ter discussie stelden: Hans Haacke in 1992 in het Duitse paviljoen, bijvoorbeeld. Daaruit begreep ik dat het voor mij ook belangrijk zou zijn om het protocol van een nationale presentatie ter discussie te stellen. Daarnaast vind ik het belangrijk om een langdurig samenwerkingsverband met een kunstenaar op te bouwen. Daar berust deels mijn de keuze voor Aernout Mik op.’

Aernout Mik nam eerder deel aan het project Concerning War in BAK en onlangs toonde hij er de tentoonstelling Raw Footage / Scapegoats. ‘Het onderwerp oorlog is iets dat ons beiden interesseert’, vervolgt Hlavajova. ‘De werken Raw Footage en Scapegoats heeft Aernout Mik in samenwerking met BAK geproduceerd. Die samenwerking wordt verder uitgebouwd in het nieuwe werk voor de Biënnale van Venetië. Daarnaast komt er een publicatie die de onderwerpen die Mik in zijn werk aansnijdt, zoals angst, immigratie en bedreiging, vanuit verschillende disciplines op een theoretisch niveau zal uitwerken, waarbij specifiek wordt ingezoomd op de situatie in Nederland. De bedoeling is de discussie die dit oproept later voort te zetten in Nederland.’

Maar vindt er geen omkering plaats als je het werk in zo’n politieke context plaatst? Bestaat niet het gevaar dat het werk een illustratie wordt van theorie, in plaats van dat het aanzet tot debat? ‘Het werk van Mik heeft zich altijd al beziggehouden met sociaalmaatschappelijke vraagstukken. Je zou eerder kunnen stellen dat de receptie van zijn werk, die lange tijd beperkt gebleven is tot beschrijvingen in termen van performance en lichamelijke ervaring, aan het veranderen is. Verder ben ik van mening dat een kunstinstituut geen lege schil is om dingen in te laten zien. We staan een actieve stellingname ten aanzien van de wereld voor. Te beweren dat de kunstenaar wordt gebruikt voor het voeren van een debat, gaat me te ver.’

In Raw Footage gebruikte Aernout Mik voor het eerst found footage in zijn werk. Is dat een ontwikkeling die zich zal voorzetten in Venetië? ‘Ja, in zijn werk voor Venetië wordt ook gebruik gemaakt van documentair materiaal, maar wel op een nieuwe manier. Het is deels geïnspireerd op een etnografische film van Jean Rouche. Die film, die zich afspeelt in Afrika, legt een vreemd ritueel vast, waarin een aantal mensen door middel van een rollenspel de traumatische ervaring van kolonisering probeert te overwinnen. Ze spelen beurtelings voor kolonisator en gekoloniseerde. Acteurs zullen vervolgens bepaalde scènes uit deze documentaire naspelen voor de film Training Ground, waaraan Mik nu werkt.’

Deze film is een onderdeel van een installatie, die het hele paviljoen zal beslaan en ook op de vorm ervan zal ingrijpen. De werktitel van deze totaalinstallatie, Citizens and Subjects, verwijst naar een situatie, waarin er sprake is van machthebber of ondergeschikte in verschillende rollenspellen. Maria Hlavajova concludeert: ‘Ik kan geen kant-en-klare oplossing bieden voor de immigratieproblematiek in het Westen. Maar ik geloof dat je op een abstract niveau kunt nadenken over de principes die aan het systeem ten grondslag liggen. In zekere zin zijn we allemaal ondergeschikt aan een groter verhaal, dat wordt gevoed door de vaststaande verhoudingen tussen machthebber en ondergeschikte. De vraag is of het traditionele burgerschap hierop wel een adequaat antwoord op formuleren.’

Recente artikelen