Markus Selg – interview
Markus Selg heeft iets van een antropologisch tijdreiziger. Zowel in Afrika als op internet gaat hij op zoek gaat naar kunst en verhalen uit diverse tijden om ze met elkaar te verbinden. In De Hallen in Haarlem fungeert zijn hybride werk als sleutel tot het museum van de toekomst, waarin kunst uit alle tijden vloeiend in elkaar overloopt.
Je werk wordt gekenmerkt door een terugkerende relatie tussen twee verschillende esthetische werelden die op het eerste gezicht nogal los van elkaar staan: het oude en het nieuwe, het primitieve en het technologische. Hoe worden deze twee gekoppeld in je aankomende tentoonstelling Primitive Data in De Hallen Haarlem?
‘Mijn werk gaat vaak over de manier waarop mythes reizen en een andere betekenis krijgen in een andere context door de tijd heen. Ik ben geïnteresseerd in het slaan van bruggen tussen deze twee werelden, het archaïsche en het technologische. Wanneer men denkt aan data of informatie die is opgeslagen in een computer of in DNA, dan kun je denken aan de Hof van Eden – met de slang die verleidt en overtuigt om van de verboden vrucht te eten, maar die ook symbool staat voor kennis, dat op zijn beurt weer refereert aan informatie. Een werk uit Primitive Data toont twee slangen die om elkaar heen cirkelen als in een DNA-helix. Of neem de Fenicische en Levantijnse mythe van Moloch, die ik heel interessant vind. Moloch was een Ammonitische god die aanbeden werd door enkele oude volkeren en aan wie kinderen werden geofferd in het belang van de gemeenschappelijke vooruitgang. In het Duits wordt de term “Moloch” nog steeds gebruikt, bijvoorbeeld voor grote steden of in de zin van de “Moloch van het kapitalisme”, wat betekent dat men zijn eigen leven of energie opoffert voor het kapitalisme of het spannende leven van de grote stad. Ik houd enorm van dit soort archetypische symbolen, die specifieke culturen en tijdperken overstijgen.’
In de perstekst voor Primitive Data wordt ook gezinspeeld op het offer. Welk offer wordt gemaakt en door wie?
‘Ik bedoel hier niet het offer in heroïsche zin, maar meer het normale offer van leven en dood, geven en nemen. Tijdens mijn reizen door Benin raakte ik geïnteresseerd in voodoo. De voodooceremonies zeggen heel duidelijk dat als je iets wilt krijgen, je iets moet geven. En dat is misschien wel een ervaring, een overdracht van energie, een uitwisseling, die ieder van ons kent. Je eet voedsel en je krijgt energie; een omzetting die is gekoppeld aan ons lichaam. Zoiets fundamenteels als het feit dat je geboren bent, maar zult sterven. Daar gaat het over.’
Traditioneel gezien zetten antropologen de primitieve uitwisseling van geschenken tegenover de complexe uitwisselingsmechanismen van het kapitalisme. Zou je daarentegen willen beweren dat ze met elkaar verbonden zijn?
‘Deze mechanismen zijn waarschijnlijk identiek. Het ligt er maar net aan hoe bewust je je van die relatie bent. Als er in vroegere tijden op een dier gejaagd werd, was het heel duidelijk: het dier gaat dood en je eet het op. Deze uitwisselingen zijn in zekere zin de drijvende kracht achter onze samenleving. Door technologie is het offer – of de uitwisseling – echter natuurlijk veel sneller en onbewuster geworden.’
Van je reis door Benin worden in Haarlem video’s en documentatie getoond. Waarom koos je ervoor door Benin te gaan reizen?
‘Aanvankelijk was ik geïnteresseerd in Benin doordat ik bronzen sculpturen uit die regio had gezien. Maar Benin is ook de bakermat van de voodoo, die daar zelfs staatsreligie is. En het is ook een land van waaruit veel slaven naar Zuid- en Noord-Amerika zijn verhandeld. Hierdoor is voodoo verspreid geraakt. Wanneer mensen het woord “voodoo” horen, denken ze aan naalden en enge dingen. Maar het is een animistische religie en ik heb het als erg vreedzaam ervaren. Tijdens een ceremonie zat ik ooit met een kip in de hand terwijl de priester het doodde met een mes. Door het ritueel krijg je grip op de levenscyclus en dit begrip is een vorm van respect voor het leven. Daarnaast ben ik erg geïnteresseerd in de rituele objecten die worden gebruikt. Dat was misschien de voornaamste reden dat ik naar Benin ben gegaan.’
Hoe kan voodoo in relatie worden gebracht met technologie?
‘De relatie tussen stof en geest, die wordt onderzocht door voodoo, kan worden vergeleken met de relatie tussen fysieke materie en de virtuele technologische wereld. In mijn werk gaat het altijd over de vraag hoe een idee of geloof kan worden gevat in een object. Voor mij is dat de basis van alle kunst.’
Er is ook sprake van een economische consequentie; de schaarse aardse mineralen die gebruikt worden voor consumententechnologie komen uit Afrika.
‘Ja, maar nog algemener ben ik geïnteresseerd in de relatie tussen materieel en immaterieel.’
Hoe heeft jouw relatie tot de hedendaagse technologie zich ontwikkeld over de jaren? Wat vind je van de zogenaamde postinternet kunst, waarvan jouw werk gezien kan worden als prototype?
‘Ik heb het internet vanaf het begin gebruikt. Ik ben altijd enthousiast geweest over de computer. Ik begon met het maken van kunst aan het eind van de jaren negentig. Met behulp van de computer, en vooral met internet kun je een andere ruimte binnengaan en er dingen uithalen, in en uit. Het is niet moeilijk om de continuïteit te zien: het internet is een grote mythe, geld is een mythe, een merk is een mythe, een bedrijf is een mythe. Want wat is Nike nou eigenlijk? De opkomst van postinternet kunst vind ik positief en ik voel me er ook verbonden mee. Jaren geleden was werken met een computer nog een curiositeit – “hij doet iets met een computer!”. Maar nu is er een explosie aan verschillende benaderingen die gebruik maken van dezelfde technologie.’
Je tentoonstelling in Haarlem bevat een sculptuur van een kano met een oog erop, eerder getoond in Galerie Guido Baudach in Berlijn. Wat is de betekenis van het oog in combinatie met de kano in Shadow of the Eye (2014)?
‘Het symbool van het oog is interessant omdat ik denk dat het het belangrijkste zintuig is. Het oog definieert ook hoe dingen zijn, hoe dingen verschijnen. Daarnaast is het symbool van het enkele oog interessant; het refereert altijd aan god en het alziende oog. Je kunt natuurlijk een link leggen met een bedrijf als Google of met de lens van de smartphonecamera. Allebei verzamelen ze alles. Dziga Vertov had ook dit idee van het alziende oog. In het werk vond ik de relatie met de kano interessant omdat het perfect past bij de vorm van het oog. Ook is er een stroom aan beelden waarmee we dagelijks te maken hebben. Ik zie de kano als het object dat beelden verzamelt terwijl het op diezelfde beeldenstroom drijft. Het kijkt naar de stroom, maar het drijft er ook op.’
Waar bevindt die beeldenstroom zich?
‘In ons hoofd. Of op internet. Dat is hetzelfde.’
Er lijkt een interesse in technologische omgevingen en meeslepende, puur lijkende ‘oppervlakken’ in je werk. Maar ook in de mens, wat daarmee in contrast lijkt te staan. Is er een inherente tegenstelling tussen technologische media en het menselijk lichaam?
‘In mijn collages bestaan de menselijke figuren allemaal uit andere afbeeldingen, oppervlaktes en beelden gevonden op het internet. Dus mijn figuren zijn opgebouwd uit deze andere figuren. Als ik denk aan technologie, en dan vooral computertechnologie, dan kom ik uit bij de mythe van Frankenstein. Sommige technologieën worden gebruikt om het menselijk lichaam te verbeteren of te creëren. Er is een verbinding tussen de computer en het menselijk brein. Al deze technologie lijkt ons voort te helpen, maar het is als de mythe van Frankenstein: het wordt voortgedreven door de wil tot zelfkennis.’
Door een dubbelganger te maken?
‘Niet één-op-één. Alle technologie heeft de kracht artificiële spanningen te creëren, om mensen langer te laten leven of misschien zelfs voorbij de fysieke grenzen van het lichaam te gaan. Mensen het eeuwige leven geven.’
Zou je dit willen verbinden aan de mythe van de Hof van Eden?
‘In die mythe staat de grote nieuwsgierigheid van de mens centraal, die ook het begin van het grote menselijke avontuur betekent. Ik denk niet dat de mens ophoudt zijn kennis te gebruiken. Misschien zullen we onze genen of het fysieke lichaam veranderen en proberen een andere of gelijkende intelligentie te ontwikkelen via technologie.’
Het lijkt mij dat we na Edward Snowden de consumententechnologieën niet meer met dezelfde onschuld kunnen benaderen als daarvoor. Is jouw relatie tot deze nieuwe technologieën ook veranderd?
‘Mijn benadering van technologie is altijd ambivalent geweest. Toen ik voor het eerst internet had, vond ik het fantastisch, maar ik had al direct een gevoel dat men er paranoïde van zou kunnen worden. Lang al voor Snowden. Met het internet nemen we iets van de wereld, maar misschien komt er juist ook iets de wereld in. Dat gevoel had ik al vanaf het begin.’
Je werk is beïnvloed door de vele reizen die je maakte buiten West-Europa. Er zit een klassiek narratief in: de Europese blik op de niet-Europese ‘ander’, fantaseren over iets buiten Europa, over iets buiten jezelf. Er is natuurlijk iets problematisch met het projecteren van dingen op een andere cultuur. Hoe ga jij om met deze blik?
‘Ik ben me er zeer bewust van dat het problematisch kan zijn. Als je bijvoorbeeld naar een land gaat dat gezien wordt als archaïsch of ongerept. Als je daar naartoe reist en dan… zo veel dingen! Het is heel moeilijk om uit deze cirkel te komen. Aan de andere kant, hoe kun je echt kennis maken met iets als je bang bent om het op deze manier te doen? Toen ik naar Benin ging ontmoette ik een man genaamd Yom, die ook de voice-over van het centrale werk in Haarlem heeft gedaan. We werden snel vrienden en hebben vier weken samen gereisd. Natuurlijk is er een groot verschil op het gebied van bijvoorbeeld geld. Als ik daar ben, word ik als Duitser gezien als een ‘rijke man’. Ik zei tegen mijn vriend: ik wil reizen en als je met me mee wilt dan nodig ik je uit. Ik zag Benin door zijn ogen. Hij vertelde mij over voodoo. Er speelt soms een dilemma; mensen vragen of hij mijn chauffeur of gids is, maar het is moeilijk om te zeggen dat we vrienden zijn. Het was een indrukwekkende ervaring en ik heb er veel geleerd. Niet alleen over mezelf en mijn eigen leven, maar ook over deze cultuur. Christoph Schlingensief vroeg me eens wat we kunnen leren van Afrika. Ik zou graag willen dat we Afrika niet meer zien als slachtoffer, maar dat is niet gemakkelijk.’
Dus wat kunnen we leren van Afrika?
‘Dat is een erg algemene vraag, maar ik heb veel geleerd van Yom. We hebben nog steeds telefonisch contact. Dat vind ik zo geweldig aan technologie: hij heeft een mobiele telefoon in Togo en we kunnen zo praten. Als je reist, leer je jezelf kennen. Ik weet nu dat ik een erg technologisch ingesteld persoon ben, ik reisde met een camera. Het is een vreemde spiegel. Je zoekt vaak iets, maar je vindt het tegenovergestelde. Dat is leuk. Dit is ook vaak het geval met voodoo. Ik moet terugdenken aan de film Stalker (1979) van Andrei Tarkovski. In die film er is een ruimte, Zone genaamd, waarin iemands diepste wensen werkelijkheid worden. Een personage voelt een ondragelijke verantwoordelijkheid voor de dood van zijn broer. Hij gaat naar de Zone en wenst zijn broer levend. Maar in plaats daarvan wordt hij heel rijk; zijn heimelijke diepste wens. Dit soort dingen, het is lastig uit te leggen wat een voodooceremonie met je doet. Het is pas jaren later dat je je dat realiseert.’
In je atelier heb je verschillende ‘echte’ artefacten van je reizen. Het is een soort van cliché, of mythe, dat wanneer men een tribaal of religieus artefact verplaatst, het boos wordt en het een spreuk doet. Een positieve spreuk (in het geval van kunst) of een negatieve in de vorm van een vloek.
‘Ik dacht erover na oude artefacten te kopen, dus heb ik Yom gevraagd wat hij ervan dacht. Yom zei me dat bepaalde objecten van de ouderen niet meer gebruikt worden en daarom meegenomen kunnen worden. De objecten uit het voodooaltaar zijn daarentegen gemaakt met kettingen en moderne materialen: een colaflesje met wat modder erin, rituele dingen. De tentoonstelling bevat documentatie hiervan. Maar het is nadrukkelijk verboden om zulk soort objecten die nog gebruikt worden mee te nemen, omdat ze heilig zijn en bestemd voor de goden.’
Ik vind het interessant dat deze recente voodoo-objecten oud en nieuw combineren. Ligt daar een overeenkomst met jouw werk?
‘Misschien, maar je zou ook kunnen zeggen dat een object als de telefoon de uitgekomen droom van de alchemist of de spirituele mens is die communicatie over lange afstand wenste. In Benin hebben we soms gesproken over de overeenkomst tussen het gebruik van een telefoon om met iemand te praten en het gebruik van objecten om met geesten te communiceren. De voodoopriester zingt, maar hij gebruikt ook een mobiele telefoon. Ik vind de wereld vandaag de dag erg opwindend. Elke dag hoor je weer over een nieuwe wetenschapsontdekking, nieuw bewijsmateriaal voor iets dat een oude mythe of oud geschrift gelijk geeft. Een mythe kan veel uitleggen over de wereld, maar het kan je ook de wereld laten ervaren.’
Een mythe kan je ook verwarren.
‘Absoluut. Mythes gaan vaak over verwarrende dingen. Dat is waarom ze zo dicht bij onze geest staan.’
Pablo Larios is kunstenaar en criticus en associate editor bij Freize d/e, Berlijn
Pablo Larios is kunstenaar en criticus en associate editor bij Freize d/e, Berlijn
Markus Sleg
Markus Sleg
Primitive Data
Primitive Data
De Hallen, Haarlem
De Hallen, Haarlem
12.9.2015 t/m 3.1.2016
12.9.2015 t/m 3.1.2016
Pablo Larios
is schrijver en redacteur bij frieze