Matt Stokes
Matt Stokes
Performance Sacred Selections
Muziek vormt de rode draad in het werk van Matt Stokes, een van de exposanten van Street: behind the cliché, een tentoonstelling die vorig jaar in Witte de With stond (9 sept t/m 9 nov 2006). Street: behind the cliché, de titel verexcuseert zich bij voorbaat, maar de tentoonstelling tracht dan ook achter de vaak stereotiep gepresenteerde kenmerken uit het straatleven en zijn subculturen te kijken. Stokes volgt diverse muziekstromingen die hun wortels hebben liggen in underground scenes. Op dit moment maakt hij een film over acid house en new rave, over de renaissance van deze avant-gardistische housestroming. Zijn onderzoeken startten bij de Northern Soul, een muziekstroming die zich in de jaren zestig ontpopte vanuit een undergroundrage in het noorden van Engeland en in Schotland.
Een overwegend blanke groep mensen liet zich inspireren door vergeten Afro-Amerikaanse soulplaten en adapteerden deze tot een eigen variant. Zijn video Long After Tonight, te zien op de tentoonstelling, laat zien dat deze mix van soul en ska behoorlijk meeslepend kan zijn. In het verlaten avondschemerlandschap van Dundee staat de kerk Saint Salvador. In dit kleine, bakstenen kerkje vonden een van de eerste Northern Soul-dansavonden plaats. Nu, zo’n veertig jaar later, laat Stokes het feest zich herhalen. In een decor van door kaarslicht verlichte, gotische beelden dansen voor een deel dezelfde mensen die figureerden in This England, een film uit de jaren zeventig over Northern Soul. Iedereen danst op professionele wijze een eigen stijl, van volksdansen tot dance. Zo nu en dan vertraagt de video de bewegingen op de dansvloer, waarop alle dansstijlen ineen vloeien.
Maar naast deze video organiseerde Matt Stokes ook een live performance, voor het eerst buiten de Engelse landsgrenzen, in de oecumenische Laurenskerk in Rotterdam. Voor Sacred Selections liet Stokes twee organisten een orgelrecital geven die gebaseerd is op transcripties van de revolutionaire hits van drie muziekstromingen uit de underground: de northern soul, happy hardcore en black metal. Iedere stroming wordt ingeleid met een beschouwing en ieder muziekstuk wordt geïntroduceerd met een korte biografie over de performer, de achtergrond van het platenlabel waarop de muziek is uitgebracht en de rol van hits en titels in een bepaalde muzikale periode. De Laurenskerk als locatie is scherp gekozen: het verwijst niet alleen naar traditie en saamhorigheid maar heeft tevens een beladen historie van rassenscheiding en religieuze oorlogen. Bovendien plaatst Stokes de drie stromingen in de canon van de muziekgeschiedenis door ze uit te laten voeren op een kerkorgel, een belangrijk instrument in de westerse muziek. Dat is een mooi gebaar en ‘behind the cliché’ van de cross-over of de fusion, maar als muziekstuk blijft er weinig interessants over.
Zo vormen de uitvoeringen op orgel van zes oude soulhits een karikatuur. Dat komt vooral doordat de soulplaten een redelijk eenvoudige compositorische structuren hebben, de zang en de begeleiding volgen dezelfde melodielijnen, wat uitvoering op een orgel monotoon maakt. Happy hardcore klonk al wat beter. In de jaren negentig ontstaan als vriendelijk tegenpool van de rauwe hardcore en diens oplopende beattempo tot 220 beats per minuut, laat happy hardcore zich kenmerken door een snelle beat. In de Laurenskerk werd ze gecombineerd met een overstuur gedraaide orgeltune en een gepitcht vocaal refrein, dat in een beatloos intermezzo breed wordt uitgemeten om vervolgens in een beat terug te keren. Op het kerkorgel klinkt het als sprookjesachtige filmmuziek.
En dan black metal. Ontstaan in de jaren tachtig, is het een van de weinige muzieksoorten die nauwelijks mainstream-varianten heeft. Black metal wordt samen met death metal (dat gaat over satanisme) de extremistische tak van de metal genoemd. Het is een weinig begrepen muziekstroming en er is als cultuurhistorisch fenomeen nauwelijks over geschreven. Daarom is het interessant deze muziek, die geïnspireerd is door klassieke componisten als Stravinsky en Mussorgski, op orgel uitgevoerd te horen. De kerk vult zich met lage tonen, daar waar normaal traag raggende zware baspartijen te horen zouden zijn, en wisselt deze stukken af met sferische, bombastische riedels. Zo nu en dan loopt de muziek vast omdat het teveel toonsoorten en karakters bij elkaar voegt. Maar daar waar het loopt geeft de muziek een geabstraheerde versie van de black metal waar Phillip Glass zelfs mee uit de voeten zou kunnen.
Het werk van Stokes is mededeelzaam, oprecht en toegewijd. Stokes dompelt zich volledig onder in een scene. Zijn fascinaties en liefde worden zichtbaar in zijn zoektocht naar het authentieke geluid en het principe van een muziekstroming. De interactieve relatie met de figuranten en het plezier van hen in het herbeleven ervan, is daarbij een belangrijk aspect. Muziek, de universele taal, dient als gereedschap hiervoor.
Toch blijft na de performance de vraag hangen of het wel zo interessant is wat Stokes met zijn materiaal en kennis doet. De entourage (kerk) is goed gekozen maar het omzetten van sleutelwerken uit hedendaagse popcultuur naar orgelmuziek blijft een beetje dun. Waar in de film verschillende betekenissen door elkaar lopen (de historische rol van de kerk, de muziek die wellicht zo klinkt hoe het vroeger geklonken heeft en de herbeleving van een dansavond door de figuranten) blijft in de performance het onderzoek naar de essentie van de muziek steken in een eendimensionale vertaalslag. Of zou Stokes het symbolisch bedoeld hebben: de vereenvoudiging van de muziek naar de oerklanken van de westerse kunstmuziek?
Bregje van Woensel