Matthew Barney
Matthew Barney
The Cremaster Cycle
Matthew Barney is klaar. Met de voltooiing van Cremaster 3 is de cyclus van vijf voltooid. Dit najaar beleeft de fantasievolle opera van kleverigheden, plastic protheses en parelmoer zijn eerste en vermoedelijk enige volledige vertoning in musea in Keulen en Parijs. Tijd voor een evaluatie.
Het werk van Matthew Barney (1967) zag ik voor het eerst in de vorm van foto’s in verschillende kunstpublicaties (en zelfs een modetijdschrift): onmogelijk bleke vrouwen, perfecte krullen die op het voorhoofd waren geplakt en met precisie scheef gedragen hoeden die zich over bergen en bergen witte druiven buigen, vrouwelijke bodybuilders, volledig overdekt door roze make-up die hun lichamen transparant schijnen te maken, en een gehoornde half geit/half man die, opgemaakt als een dandy, in schoenen met plastic protheses loopt te paraderen. Toen deze beelden uit de eerste twee films uit Barneys Cremaster Cyclus – Cremaster 4 (1994) en Cremaster 1 (1995)- begonnen te circuleren, leken de weloverwogen ambigue gebaren van deze halfmenselijke wezens vanuit een ver weg gelegen, in zichzelf gesloten en ontoegankelijke wereld te komen, een freaky Alice in Wonderland, zo rigoureus uitgevoerd dat ze niet tot camp gereduceerd kon worden. Barneys werk zag er opwindend en origineel uit, als een soort fantasiefabriek op het kruispunt van hedendaagse kunst, mode, voetbal en mythologie. Het mysterie rond het werk werd nog groter door het feit dat, op een handjevol kunstinsiders na, bijna niemand zelf de films gezien had. Vrijwel iedereen leerde het werk, net als ik, kennen via publiciteit en de kunstkritiek en door de tentoonstelling van aan de films gerelateerde installaties, foto’s en tekeningen. De volgende twee afleveringen, Cremaster 5 (1997) en Cremaster 2 (1999) verschenen met tussenpozen van twee jaar, en werden elk een zeer gelimiteerd aantal malen getoond in de New Yorkse Film Forum bioscoop, gekoppeld aan een tentoonstelling van installaties, objecten en foto’s in de Barbara Gladstone Gallery. Nu wordt Barneys mammoetfilmproject afgesloten met de presentatie van de volledige cyclus, inclusief de net voltooide laatste aflevering Cremaster 3 (2002) en gerelateerd werk. Wat moeten we ervan maken nu de kaarten allemaal op tafel liggen?
Cremasterspier
De concepten die ten grondslag liggen aan de Cremaster Cyclus zijn de afgelopen jaren door een schijnbaar onafzienbare stroom kunstcritici uitgeplozen. De serie is genoemd naar de cremasterspier die, om de mannelijke geslachtsklieren op temperatuur te houden, de testikels omhoogtrekt en laat zakken in reactie op de temperatuur van de buitenlucht en is daarmee gebaseerd op een gespannen balans – letterlijk – tussen de micro- en macrokosmos. Nog fundamenteler is de referentie naar de eerste weken in de ontwikkeling van de foetus, wanneer de geslachtsorganen nog niet gevormd zijn, wat pas gebeurt als de eierstokken omhooggetrokken worden, of de testikels indalen. (Volgens het persbericht is Cremaster 1 een fantasie over de meest ‘verheven’ staat en Cremaster 5 over de laagste stand). Deze biologische referentie verhoudt zich ook met Barneys interesse in zelf opgelegde fysieke beperkingen en dwang, zoals in praktijk gebracht door Harry Houdini , atleten en bodybuilders. Veranderingen van specifieke delen van het lichaam kunnen leiden tot een metamorfose op grotere schaal, letterlijk of als verschijning.
Als je alle films samen ziet, wordt duidelijk dat een gevoel van ‘push and pull’ misschien belangrijker is voor het begrip van het werk dan een encyclopedische kennis van Barneys excessieve iconografie. Om deze spanning op te wekken, creëert Barney een lastige balans tussen massieve open en claustrofobische ruimtes. In Cremaster 1 krult de languissante Miss Goodyear zich rond een tafelpoot in het Goodyear-luchtschip, terwijl ze met druiven anatomische diagrammen op de vloer tekent. Op het voetbalveld beneden vormen de lange lijnen van op Busby Berkeley geïnspireerde danseressen een echo van deze diagrammen. Cremaster 2 is gebaseerd op het leven van de seriemoordenaar Gary Gilmore. Het neemt ons mee de bergen over, naar een arena in de uitgestrekte zoutvlakten van Utah, een merkwaardig intieme scène waarin Gilmore (Barney) in een opgeknapte Mustang met losse stukjes bekleding en kwakjes vaseline speelt. Op vergelijkbare wijze vindt een van de meer gedenkwaardige momenten van Cremaster 3 plaats in de benauwde ruimte van de art-deco lift van het Chrysler-gebouw. Deze wordt door Barney methodisch en met poëtische vastberadenheid gevuld met cement, aangelengd met water uit de brandslang. Beide type locaties, de woestijn en de lift, dragen een geschiedenis met zich mee. De grootse locaties verwijzen naar het cinematografische epos, de claustrofobische ruimtes, die intieme, fysieke performances in herinnering brengen, verwijzen naar de geschiedenis van video- en performancekunst. Overigens lijkt het erop dat de meeste toeschouwers die Barneys gebruik van grootse ruimtes waarderen, de intieme ruimtes die hij creëert niet kunnen uitstaan, en andersom. Dit is een gevolg van de intrigerende en problematische plek die Barney als kunstenaar inneemt: balancerend op de grens tussen beeldende kunst en cinema.
Plotloos
Barneys werk is niet zelden briljant en altijd ambitieus. Hoewel zijn werk hermetisch afgesloten is wordt hij in brede kring gezien als een van de grote kunstenaars die vandaag de dag werkzaam zijn. Gegeven dit feit lijkt het belangrijk om een specifiekere, formele kritiek over deze schijnbaar ondoordringbare materie te formuleren. Wat opvalt in een groot deel van de films van de Cremaster Cyclus zijn de problemen die voortkomen uit Barneys positie tussen de beeldende kunsten en cinema: je kunt hem zien worstelen met zijn achtergrond als meer rechttoe rechtaan video/performancekunstenaar. Veelbetekende zwakheden houden verband met cinematografische aspecten: problemen met montage, een gebrek aan visuele narratieve ‘evidentie’ en de stijl en diepte van het acteren. Als de meeste films – Cremaster 4 en 5 daargelaten – een narratieve spanningsboog missen, is dat voor een groot deel te wijten aan de montage die weinig doet aan het opbouwen van vaart en ritme. Barneys montagestijl varieert van ambient tot pedant tot die van een man die hard werkt om al zijn doelen te realiseren. Aangezien de films tussen de veertig minuten en drie uur lang duren, zou dat nogal fikse tijdsbestek effectief en efficiënt gebruikt moeten worden: de tijdsinvestering die van de toeschouwer verwacht wordt moet tenslotte gerechtvaardigd worden. Op den duur wordt het nogal frustrerend, en zelfs teleurstellend, om te zien dat Barneys overduidelijk zeer geladen symbolische gebaren zelden tot een climax leiden. Soms lijkt het alsof hij een serie van slechts losjes met elkaar in verband staande performances doorneemt, waarbij hij slechts objecten en ideeën aanraakt en er even mee speelt, in plaats van ze te volgen tot een, al is het maar voorlopige conclusie. En met zoveel verwijzingen naar filmgenres – de Busby Berkeley musical, horror, gangsterfilms – vraag je je af waarom Barney zo weinig gebruik maakt van de interpunctie van deze genres. Voor iemand die interesse toont voor het uitdiepen van de mogelijkheden van het vertellen 1 bekommert Barney zich erg weinig om de vraag of plotgerelateerde gebeurtenissen wel begrijpelijk zijn voor de toeschouwer. Veel van wat in de begeleidende teksten beschreven staat, wordt simpelweg op geen enkele manier in de films zelf meegedeeld, of alleen op zo’n obscure manier dat zelfs iemand die al bekend is met zijn wereld van verwijzingen, het niet allemaal meekrijgt. Dat Barney een ‘avant-garde’ kunstenaar is, zoals het persbericht beweert, biedt daarvoor geen afdoende verklaring.
Het probleem duikt vooral op in de latere, langere en meer lineaire films Cremaster 2 en 3. Als het uit de dood opgewekte vrouwelijke lijk in de eerste akte van Cremaster 3 ‘de ondode Gary Gilmore’ moet voorstellen, waarom vertolkt Barney deze rol dan niet opnieuw zelf zoals in Cremaster 2 – of op z’n minst door iemand met hetzelfde postuur? Waarom een vrouw? En als sekse zo flexibel voorgesteld moet worden, waarom dan niet Barney zelf met anatomisch vrouwelijke protheses? Wat hier ook het antwoord op moge zijn, we hebben meer visuele aanwijzingen nodig. Want is film per slot van rekening niet een beeldende kunst? (En zelfs al was de Cremaster Cyclus een roman, dan nog zouden we een indicatie moeten krijgen van de reden waarom Gilmore als vrouw uit de dood herrijst). Iets vergelijkbaars geldt voor de rituelen die op de initiatierites van de vrijmetselarij zijn gebaseerd: wat in de begeleidende teksten van het museum beschreven staat is volledig onontcijferbaar in de film zelf. In een eerder interview zei Barney dat hij ‘verwacht dat het verhaal door de jaren heen duidelijker zal worden’ 2. Een gedurfde uitspraak, maar voor dit moment vertrouwt hij mij teveel op deze overtuiging. Volstaat het volgens hem dan om slechts de inhoud van een film te mede te delen?
Amateurs, geen professionals
Barney gebruikt zelden tekst, en als hij er gebruik van maakt – zoals in Cremaster 2 – zijn de resultaten vreselijk. Nadat een obscure wereld, vol met ingewikkelde verwijzingen, is opgebouwd, bederft Barney de stemming door het personage Baby Fay een paar botte regels over de samenhang van het universum te laten spreken. Het zijn slecht geschreven regels, maar ze falen vooral door de gebrekkige acteurs met wie Barney verkiest te werken. Barneys casting van performance kunstenaars en amateurs pakt goed uit in de op dans en gebaren georiënteerde films, zoals Cremaster 1 en 4. Maar als zijn werk in toenemende mate verhalend wordt, wat vooral het geval is in Cremaster 2 en 3, schieten de acteurs tekort. En dat geldt ook voor Barney zelf. De uitzonderingen zijn Richard Serra in Cremaster 3, de verrassend charismatische vrouwelijke bodybuilders van Cremaster 4 en Ursula Andress in Cremaster 5 – maar dat is dan ook een professionele actrice.
Barney heeft beweerd dat volledig uitontwikkelde karakters niet passen in de context van zijn project, maar wat ontbreekt is niet de jeugdgeschiedenis van de personages of zelfs een natuurlijke acteerprestatie, maar eerder de basis voor een gevoel van sympathie. Met het exponentieel uitdijen van het tijdsverloop in de films moet de maker de toeschouwer houvast geven: personages met een iets gewichtiger aanwezigheid die ons treffen of ontroeren, al is het maar op duistere mysterieuze wijze.
Cremaster 5 is verreweg het sentimenteelst, met Ursula Andress die het werk een prachtige sfeer van treurnis meegeeft. Je vraagt je af hoeveel meer er van de andere films te maken was geweest als Barney meer emotionele expressiviteit had toegestaan – zowel door meer ervaren acteurs te gebruiken als door een flexibeler benadering in de uitvoering van ieder symbolisch gebaar. Al kijkend begon ik te verlangen naar ruwer, directer emotioneel materiaal, in plaats van zoveel nauwgezet gearrangeerde ideeën. Een zekere artistieke koelheid mag bij tijd en wijle werken, maar hoe zit het met de balans? Het drama van Cremaster 5 en de humor van Cremaster 4 vertolken de ideeën van de kunstenaar heel wat treffender en roerender dan het hoogst gestileerde Cremaster 1 of het conceptueel overladen Cremaster 3.
Gezien de evolutie van zijn proces en de verandering van schaal ervan, valt er voor Barney op dit moment aardig wat uit te leggen. Wanneer je de eerst geproduceerde (Cremaster 4) vergelijkt met de laatste (Cremaster 3) uit de serie, komt Barney naar voren als een kunstenaar die veranderd is, een kunstenaar die misschien wel het gevoel voor de fundamentele spanning in zijn werk aan het verliezen is. In Cremaster 4 zijn inhoud en stijl mogelijk het best op elkaar afgestemd. De typische, fancy details van het dandypak en tapdansschoenen van de Loughton Candidate (Barney), de ingewikkelde hoepelrokken en overdreven kapsels van de Feeën en de nauwgezette keuze van kleuren – symbolisch geordend in blauwen en gelen – worden van hun beste kant getoond, terwijl aan de gelijktijdig plaatsvindende motorracescènes een ruigere uitstraling wordt gegeven. Er ontstaat een opwindend contrast en een ritmische spanning tussen de tapdansende dandy en de kwijlende motorrijders, tussen de traagheid van Barneys gekruip door een organisch gevormde, met vaseline gevulde ondergrondse tunnel en de snelheid en het schokkerige camerawerk van de reis van de twee motors rond het eiland. In dit moeilijk te overtreffen werk, weet Barney zijn concepten met een groot gevoel voor timing over te brengen en is het mysterie beknopt.
Misbruik
Cremaster 3 is niet half zo gefocust. De film opent met een citaat van de legendarische Amerikaanse football coach Vince Lombardi: ‘Will is the character in action’. Het is een zin die prachtig de thema’s van Barneys werk belichaamt, uitgesproken door de juiste persoon. Maar de precieze spanning die deze uitspraak beschrijft heeft weinig van doen met de film die erop volgt. Die gaat ten onder in een zee van oneindige en overbodige details en door de weigering een voortgang in de acties te leggen.
Het is niet gezegd dat niet ieder moment van de film een bepaalde literaire betekenis voor de maker zou hebben, maar als deze eenvoudig niet gecommuniceerd wordt, of alleen gecommuniceerd wordt met de grootste omweg die je je kunt voorstellen, dan zijn zulke momenten functioneel betekenisloos. Onnodig in Cremaster 3 is de uitgebreide en povere sequentie in het Guggenheim, die ook nog eens slordig uitgevoerd is in vergelijking met de rest van de serie. Aimee Mullins, atletiekkampioene ondanks het verlies van haar onderbenen, als tegenspeelster van Barney zou het een perfecte ‘match’ moeten zijn: haar reële fysiek past prachtig in het concept. Maar in plaats van Mullins’ opmerkelijke relatie tot haar eigen lichaam op z’n best te tonen, maakt Barney van haar een ridicule cheetah-vrouw die naar hem klauwt vanaf haar hoge plek op een van de etages van het museum. Is dat iets anders dan decadent? De door fantasie gedreven maar toch op geld beluste kunstenaar van Cremaster 4 is niet dezelfde als de kunstenaar die Mullins zo dramatisch misbruikt. Cremaster 3 wordt gesmoord door Barneys verlangen om trouw te blijven aan zijn steeds uitbreidende iconografie, met verwarde uitbarstingen en riskante keuzes, alsof hij zoekt naar manieren om vrijer om te gaan met de draaikolk van gebaren en figuren. Het werkt niet. Ik bleef achter met het gevoel dat Barney zijn hoofd verloren had door de incestueuze logica van de serie, en dat het project wat dat betreft lang genoeg heeft geduurd.
Alle vijf de films bevatten sequenties die eenvoudig verschrikkelijk goed zijn, zowel binnen het kader waarin ze geplaatst zijn, als afzonderlijk daarvan. Zoals de nu al legendarische sequentie in Cremaster 2 waarin de camera beweegt van Dave Lombardo (ex-Slayer) die een dramatisch belicht drumstel bespeelt naar een door duizenden bijen bezaaide opnamestudio waar in een hoek een perfecte death metal god in een telefoon gromt, zijn lange zwarte haren bedekt door de insecten. Dat is jaloersmakend materiaal. En in Cremaster 3 is er, temidden van alle bombarie, de simpele sensatie om Richard Serra met staal te zien sjouwen en te zien tekenen. En als lange verschillend gekleurde linten in en uit de bovenste ruimtes van het Chrysler building worden gewoven – wat erg mooi en op absurde wijze de linten in herinnering roept die in Cremaster 5 om de testikels van de melancholieke reus (Barney) geknoopt zijn terwijl een groep Jacobijnse duiven wegvliegt met de losse eindjes – dan wordt die hele wereld werkelijk vreemd en zelfs subliem. Op zulke momenten weet Barney ons ervan te overtuigen dat zijn universum een eigenaardige logica bezit, dat hij een of ander vreemd geheim ontdekt heeft dat alles met elkaar verbindt, van onze meest discrete lichaamsvochten tot de zoutvlakten van Utah en de Opera van Boedapest. En dat is geen kleinigheid.
Op z’n best is de Cremaster Cyclus een volstrekt origineel en ongeloofwaardige fantasie. Het is een bizarre opera van grove kleverigheden, plastic protheses en parelmoer. En het is alles wat je niet zult vinden op de documenta. Voor iemand die serieus in hedendaagse kunst geïnteresseerd is valt dit werk moeilijk te negeren, en negeren ervan is lastig te rechtvaardigen. De Cremaster Cyclus vertoont gebreken, maar is ook formidabel. Wat je er ook van vindt, Barney is niet iemand om over het hoofd te zien.
Alex Mar