metropolis m

Het kapitalisme definieert de wereld vanuit een gebrek dat ervoor zorgt dat mensen voortdurend op jacht zijn om hun behoefte te bevredigen. Die dynamiek krijgt in de kunstwereld een vertaling in de cultuur van het project, die de laatste jaren enorme populariteit geniet, ook al wordt het vaak gepresenteerd als iets immaterieels, als iets dat zich kritisch toont en zich keert tegen het marktdenken. Is er een uitweg uit deze economie van het tekort?

Alle lichamen zijn omgeven door veronderstellingen over hoe de wereld is. De structuur van de bewering omhult ze. Het voelt warm aan. De zachte massa verspreidt een aangename geur. Het lichaam voelt zich hierin opgenomen. Maar het zit er ook een beetje in gevangen, omdat de omgeving doet alsof het de enig mogelijke werkelijkheid is. De brij fluistert in het oor van het lichaam: ‘Ik ben de laatste der werelden, je moet zorgvuldig met mij omgaan. Ik verdwijn.’ De zoete massa, die de bijnaam ‘kapitalisme’ draagt, spreekt aanhoudend van een gebrek. Er zou een tekort aan alles zijn, daarom moet men zuinig zijn met wat er is. De klaagzang van het tekort leidt tot verschillende gedragingen: het varieert van de hebzucht die probeert zoveel mogelijk van dat wat schaars is te verzamelen, tot een rigide bescheidenheid die probeert juist de behoefte aan de schaarse zaken te verminderen. Anderen die geloven in het gebrek optimaliseren hun prestaties om zoveel mogelijk uit dat wat gaat ontbreken te halen. Weer anderen willen de consumptie verminderen van dat waar er weinig van is.

Zelfs wanneer de brij overal lijkt te zijn, is zijn verhaal van gebrek niet de enige waarheid. Het kan zijn dat stoffen als olie of planten volgens de wetten van de brij eindig zijn, omdat er te veel van wordt geconsumeerd. Het verhaal wordt complex wanneer we kijken naar de beweringen en gevolgen van de politiek van het gebrek in gebieden zoals de kunst, waarvan de mogelijkheden juist voortkomen uit een gevoel van overvloed.

Een van de meest recente versies van het verhaal van het tekort wordt degrowth genoemd. Diens antwoord ligt in de afwezigheid van groei, de ontmanteling en de vermindering van het bestaande. Degrowth is ontstaan als visie vanuit het beginsel van het tekort: omdat er al genoeg is, is er niet nog meer industriële groei nodig. Ondertussen is het als een vorm van beheer van het bestaande verrassend compatibel met het beleid van het gebrek. Omdat degrowth de kunst heeft ontdekt, wil ik proberen om aan de hand van het ‘cultuurproject’ te tonen hoe het beleid, dat is gestoeld op het principe van het tekort, invloed kan hebben op de kunst.

De conjunctuur van de organisatievorm en de term project heeft sinds het nieuwe millennium geleid tot een grotere aanpassing van de kunst aan de maatschappelijke normen. De kunst is zowel qua vorm – hoe zij zich als arbeid organiseert -, alsook in dat wat zij ziet als haar meerwaarde geanalogiseerd. Ik zou zelfs willen beweren dat de inmiddels vanzelfsprekende veronderstelling dat kunst een bruikbaar overschot dient te bevatten – zij het door een sociale, politieke of op onderzoek gebaseerde toepassing – afgedwongen is via de projectvorm.

Vanuit het perspectief van de besturing van een systeem heeft het uit het management stammende begrip project het voordeel een duidelijke doelstelling te bevatten. Met zijn hulp kan de beroepsbevolking gericht ingezet worden. Een voortdurend evaluatieproces onderzoekt of het doel in het vizier blijft, of er planmatig gewerkt wordt, of er sprake is van kennisvergaring en of deze kennis voldoende wordt ingezet. Hoewel niet alles in de kunst altijd strikt toegepast wordt, worden de artistieke handelingen in een atmosfeer geduwd waarin, door de veronderstelling van de aanwezigheid van een tekort, het zichzelf in stand houdt. De artistieke arbeid wordt voor velen door een sterker beheer en de overzichtelijkheid van de beperktere mogelijkheden nog aantrekkelijker. Het gebrek zorgt voor orde. De onzekerheid, veroorzaakt door een niet-systematische beweging binnen de vrijheid van het overschot, mag zich niet meer voordoen. Er is nu sprake van opvraagbare discoursen die kunnen worden gecontroleerd. Door een strak beheer, dat door de verleidingen van de breedte bevrijd is, hoeft er niet meer zo nauwkeurig gelet te worden op wat er nog allemaal gebeuren kan of waar dwaalsporen loeren, omdat de stromen altijd op het gestelde doel afgestemd worden.

Met het flexibele concept project kan zelfs het schilderen van een afbeelding worden beschreven. Het woord, waarmee bijna alle mogelijkheden van het menselijke doen en laten beschreven kunnen worden, verspreidde zich eerst in het domein van de arbeid, het management. Wie geld wil investeren om een bepaalde zaak verder te brengen, moet zijn verlangen als project verpakken. Intussen gaat de term verder dan de eigen verlangens, voordat geld er überhaupt bij komt kijken, en wordt het ingezet enkel en alleen om het eigen doen een bedoeling te geven, zodat het zich als een maatschappelijk verantwoorde waarde kan presenteren. Wie wil er nu nog moeite doen voor zoiets banaals als een beeld, wanneer je de relevantie van een project kunt hebben?

Door de inzet van het onschuldig lijkende woord project, dat zelfs bijna progressief aandoet, herinterpreteert men de artistieke handeling en verliest het haar open einde. Er wordt enkel een doel nagejaagd. De economie, die door het project in het proces komt, vindt zijn oorsprong in het Griekse woord oikos; huis. Bewoners verzamelen hout, zodat er genoeg is om het binnen warm te houden tijdens de winter. De bezorgdheid om het beoogde doel verhindert de zin om al in het najaar een groot vuur te maken, omdat er dan later niet genoeg hout voorhanden is. Bij praktische zaken, zoals verwarming, is deze doelmatige aanpak geschikt. Bij de artistieke praktijk leidt het economische handelen echter snel tot voorspelbaarheid, omdat de verschillende mogelijkheden niet tevoorschijn komen. Het onvoorspelbare dat ergens verborgen ligt, ontwikkelt zich niet, omdat er plannen zijn voor een toegevoegde waarde. Tekens worden toegepast, in plaats van geprikkeld. Gereedschap doet wat het wordt verteld, in plaats van voor zichzelf te spreken. Het potentieel dat in het materiaal ligt, zijn eigen dynamiek, wordt genegeerd en enkel gezien als een middel om een bepaald doel te bereiken. De benoeming van de eigen beweging als een project blokkeert het potentieel, omdat er alleen geprobeerd wordt om te voldoen aan de plannen, in plaats van te zwemmen in de zee der onbekende mogelijkheden.

Het woordenboek beschrijft het project als een plan, een onderneming, een ontwerp, een voornemen. Het onderscheidt zich taalkundig van de continue voortgang, waarvan de beweging kan worden uitgebreid naar het onbekende domein. Dicht bij het project staat de projectie. Projecteren gaat over het kijken naar de toekomst en slaat ook op het ontwerpen van geometrische vormen op een oppervlak. De projector gooit de beelden op een scherm. De woorden project en projector gaan terug op dezelfde Latijnse term, prōiectum, ‘voorstel, het opgeworpene’, waarvan project het voltooid deelwoord is. Project betekent letterlijk ‘het vooruitgeworpene’. De worp is reeds afgerond, waardoor de beweging van de worp verwordt tot een voorspelbare afmeting, waarover de controle van het voornemen enkel zijn magische driehoek van tijd, kosten en omvang tekenen kan.

In het Nederlands werd het woord project voor het eerst gebruikt in de zeventiende eeuw voor een bouwvoorstel. Het voorgestelde gebouw werd als ontwerp vatbaar, waardoor er met de constructie kon worden begonnen. In de Verenigde Staten werd de term in de late jaren zestig gebruikt voor de projecten van land artkunstenaars als Robert Smithson en Michael Heizer, waarmee het in het domein van de kunst kwam. Aangezien zij geloofden dat ze voor de uitvoering van hun visies veel zand moesten verplaatsen in de woestijn, begonnen ze zich als bedrijven te organiseren.

Het project kent geen open vorm. Het kan omschreven worden als een eenmalig voornemen, waarbij de begeleidende activiteiten de aangenomen beperkingen rechtvaardigen om een doel te bereiken. Als Duitser heb ik het geluk en de pech om een taal te spreken die alles nauwgezet definieert. Volgens de Duitse industrienorm DIN 69901 gaat het bij een project om een arbeidsonderneming waarbij het gebrek aan tijd, energie en materiaal het verloop ervan bepaalt. Door de aanname van het gebrek en de resulterende pragmatische planning wordt iedere vorm van verspilling vermeden. Alles wordt gebruikt. Het discontinue project ondermijnt het oneindige potentieel van het onvoorspelbare via de controle van het planbare. Met het oog op de controle bouwt het project voort op competentie. Door de interpretatie van de menselijke vaardigheden als mogelijk gecontroleerde handhaving worden de natuurlijke krachten van de stem, de techniek en het materiaal teruggedrongen. Er wordt geprobeerd om de dingen op een rechte lijn te zetten richting het doel. Om daar te geraken, vermijdt het project lege vormen, die in het afwijkende en onbekende kunnen binnendringen. De bewegende lichamen zijn al bezet door het idee van wat ze moeten worden. Intuïtieve reacties en het gevoel van innerlijke noodzaak worden gerationaliseerd door een doelgerichte pragmatiek en gereduceerd tot een decoratieve rol.

Gelijktijdig met de invoering van het woord project in de kunst door de land artists, vertaalde de New Yorkse galeriehouder en tapijthandelaar Seth Siegelaub het begrip naar de kunsthandel, als kader voor de conceptuele kunst, die daarmee ondanks haar onstoffelijkheid tot een verhandelbaar waar kon worden gemaakt. Siegelaub handelde in tapijten om de galerie te financieren. Hij ging door zijn financiële mislukking als kunsthandelaar erg systematisch te werk. Ook al zou hij er zelf niet in slagen, hij wilde in ieder geval een model voor de mogelijke handel achterlaten. Zoals bij de meeste pogingen om de belangen van kunstenaars te verzoenen met een kapitalistische structuur, liet het conflict tussen de logica van de uitwisseling en de kosten van het artistieke werkproces zich maar nauwelijks oplossen.

In Europa werd het woord project in de jaren negentig herontdekt om immateriëler wordende vormen van arbeid te beschrijven. De potentiele uitbreiding van de mogelijkheden van wat kunst zou kunnen zijn, kwam in conflict met een sociaaldemocratische kritiek die kunstenaars ervan beschuldigde dat ze met hun neiging om te veel te doen en hun kracht om te verspillen het prototype van de neoliberale ‘zelfuitbuiting’ hadden uitgevonden. Door de fatale omkering van deze kritiek heeft zij zich in die lijn doorgezet om de logica van het tekort te ondermijnen, in plaats van de eigen afwijking te aanvaarden en door te gaan met verspillen. Het gaat om deze denkfout wanneer het artistieke onderzoek in lijn met de logica van de economische omstandigheden taalkundig als een project wordt geformaliseerd en onderworpen wordt aan een huishouding.

Door de opkomst van het genre ‘artistiek onderzoek’ beweegt de term project zich gedurende de jaren nul van het ambtenarenjargon naar de volkstaal. Wat zich voordoet als een hedendaagse verandering – alsof kunstenaars niet altijd al onderzoek hebben gedaan -, is bij nader inzien niet meer dan een wijdverbreide bereidheid om de heersende werkelijkheidsconstructies te herkennen. Sommigen geloven in deze erkenning een nieuw ontwaakte realiteitszin binnen de kunst te herkennen. Alleen is datgene wat zich als werkelijkheid voordoet niet meer dan de bevestiging van een ideologische simulatie van vele realiteiten. Men kan in deze symbolische orde een project hebben, maar misschien is het interessanter om het project te verliezen.

De schilder Willi Baumeister schreef in zijn essay ‘Das Unbekannte als zentraler Wert’: ‘De kunstenaar kan niets.’ In het door architecten ontworpen vormgevingsmodel stellen kunstenaars zich tevreden met de rol van aanstootgever. ‘Een bepaald type speculatief mens’ projecteert het visie-object als beweging, laat het in gang gezette op de weg naar het zogenaamde doel echter los en kijkt toe terwijl het de startbaan verlaat. ‘Het vooraf bepaalde doel fungeert enkel als prikkel’, die men met de geactiveerde beweging moet laten varen. Juist in dat loslaten, in het opgeven van de controle, het werken aan de verdwijning van het eigen gezag, het verlies van het project en de projectie, daar ligt de uitdaging van de kunst. In plaats van de voorkeur van het project om in een cirkel te bewegen, om bij het doel te geraken dat men altijd al gekend heeft, gaat het juist om het verliezen van de visie. Het doel zal daarbij verloren gaan, maar dat verlies zal juist het tegenovergestelde van een tekort zijn.

Uit het Duits vertaald door Loes van Beuningen

Hans-Christian Dany

Recente artikelen