metropolis m

Met Nieuwsgierige Blik. Collectievorming en Aankoopbeleid in Vlaanderen
& Over Collecties

Zowel in België als in Nederland is het verzamelen van kunst een actuele en prangende problematiek voor musea. Aanhoudende tentoonstellingsdruk, slinkende aankoopbudgetten en een toenemende wedijver met kapitaalkrachtige privéverzamelaars maken de archiveringsimpuls van het culturele instituut precair, en stellen diens klassieke rol als geheugenapparaat ter discussie. Zo blijkt ook uit een nieuwe, tweeledige publicatie omtrent collectievorming en aankoopbeleid in Vlaanderen, die tot stand kwam op gezamenlijk initiatief van het agentschap Kunsten en Erfgoed, BAM (instituut voor beeldende, audiovisuele en mediakunst) en FARO (Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed). Zeven jaar is er verstreken sinds de laatste peiling van het kunstbeleid door sociologen Pascal Gielen en Rudi Laermans, en geïnspireerd door het onderzoek naar een gecentraliseerd collectiebeleid in Nederland (Voor de eeuwigheid? Over collectiebeleid in Nederland, NAi Uitgevers, 2008), leek de tijd rijp voor een Vlaamse stand van zaken. Wat is de waarde van publieke collecties, hoe verhouden financiële waarde, erfgoedwaarde en symbolische waarde zich tot elkaar, en wat is de rol van de overheid in het verzamelvraagstuk – dat zijn de kwesties voorafgaand aan deze dubbele uitgave.

In Met Nieuwsgierige Blik (2010), het eerste deel van de publicatie, brengt journalist en kunstcriticus Paul Depondt de grote spelers binnen het Vlaamse culturele veld in kaart. Depondt parafraseert uit beleidsnota’s van kunstinstituten, cultuurhistorische archieven en volkenkundige musea, evenals uit interviews met diens directeuren, en distilleert het resultaat tot een verzameling literair getitelde doch pretentieloze essays. Het boekje is netjes gestructureerd en vormgegeven, met secties over onder meer de musea voor schone kunsten (als MSK Gent en het cluster Musea Brugge), de hedendaagse kunstinstituten (waaronder Middelheimmuseum Antwerpen en Mu.ZEE Oostende), de cultuurarchieven (Amsab-Instituut Gent en KADOC Leuven) en het kunstmecenaat (professor personen- en familierecht Frederik Swennen). Inhoudelijk levert deze opzet echter weinig frisse of zelfs relevante bevindingen op. Zo lezen we dat het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten een structureel stapje voor heeft op zijn collega’s (enige Vlaams museum met wetenschappelijk statuut), dat het Gentse S.M.A.K. eigenzinnig voortborduurt op Hoetiaanse credo’s (‘het S.M.A.K. is een huis van de twijfel. […] Twijfel is de oorsprong van kennis, visie en expertise, maar verleent dit trio ook de nodige relativiteit en context’) en, ook niet nieuw, dat het etnologisch Openluchtmuseum Bokrijk het begrip ‘historische sensatie’ weinig problematisch acht (‘geschiedenis “ervaren”, en dat op een manier die niet belerend overkomt, toch historisch onderbouwd is én bovendien slechts een minimale inspanning vraagt van de toeschouwer’).

Naar inzichtvolle of inspirerende visies blijft het zoeken. De auteur traceert dan wel unanimiteit rondom een aantal cruciale peilers, zoals relatieve institutionele samenwerking en kritisch onderzoek van de eigen museale geschiedenis, maar voorbij het intentionele drijft hij de museumhoofden zelden. Depondts ‘nieuwsgierige blik’ zou niet enkel op het institutionele discours gericht mogen zijn. Evenzeer, of voornamelijk zelfs, is een precieze analyse van de archiefwerking, aankoopregisters en tentoonstellingspolitiek nodig, entiteiten waarin museale ideologie zowel tot materiële neerslag als publieke uiting komt. Hoe gaat het M HKA om met Panamarenko’s Atelier Biekorfstraat? Op basis van welke voorwaarden promoot en verzamelt Mu.ZEE jonge Belgische kunstenaars? Welke private instellingen zijn bereid een samenwerking aan te gaan met publieke instituten en onder welke voorwaarden? Voorbij het frivool jongleren met beleidsnota’s en ogenschijnlijk willekeurige citaten – hedendaagse kunst opspannen tussen Willem Sandberg en Rudi Fuchs: het is enkel Depondt gegeven – kunnen alleen concrete vragen het circulaire koffiedik kijken overstijgen, en het Vlaamse debat rond verzamelbeleid écht openen.

In dit opzicht is het tweede deel van de publicatie, het cahier Over Collecties, interessanter. Het boekje doet verslag van elf lezingen van Vlaamse en buitenlandse museumdirecteuren en van een internationale studiedag omtrent publiek-private samenwerking, gehouden in het voorjaar van 2010. Terwijl deze laatste herleid is tot een ronde promotiepraatjes, bevatten de verschillende voordrachten boeiende informatie. Zo bieden onder meer Robert Hoozee (MSK) en Menno Meewis (Middelheimmuseum) een nuchtere maar gedetailleerde inkijk in hun collectie- en tentoonstellingsbeleid, en geeft ook de lijst van aankopen en schenkingen door Phillip Van den Bossche (Mu.ZEE) de lezer concrete houvast.

Desalniettemin staat de doorsnee Vlaamse attitude in schril contrast met de meer idealistische en experimentele insteken van hun internationale collega’s. Zo zweert Christian Bernard (MAMCO, Genève) bijvoorbeeld a priori elke rationele vorm van verzamelpolitiek af. Gezien de mondiale artistieke multitude en het gebrek aan financiële middelen in het publieke kunstinstituut, zo stelt hij droogjes, is elk bewustzijn met betrekking tot verzamelen arbitrair en dus ook illusoir geworden. Bernard beschouwt de vaste collectie niet zozeer objectmatig dan wel in dienst van tentoonstellingsscenario’s of ‘objets de mémoire’: een geheugenbank van jaarlijks drie tot vier keer wisselende configuraties, die sinds de opening in 1994 zo’n vijftig opstellingen bedraagt. Op die manier ziet de museumdirecteur het instituut eerder als ‘proces’ dan als archief, en transponeert hij het institutionele geheugen van het object naar zijn presentatie.

Evenzeer inspirerend is het praatje van Charles Esche (Van Abbemuseum, Eindhoven). Esche steunt op Walter Benjamin om het kunstwerk te herdefiniëren als een historisch referentiekader dat zijn originele context kan openbaren of ‘activeren’. Een van de middelen die de museumdirecteur hiertoe inzet is onderzoek naar het narratief van de collectie, zowel in het Van Abbe als in het moderne kunstinstituut in het algemeen. Zo heeft de directeur het over de dubieuze geldstroom van Eindhoven naar de Keulse galerie Michael Werner in de jaren tachtig, over de plaats van het Van Abbe binnen het internationale museumnetwerk ten tijde van de stichting in 1936, en over het New Yorkse MoMA als paradigma van modernistische canonisering. Vanuit dit bewustzijn wil Esche het archief als een ‘knowledge generator’ ontplooien, en de tentoonstelling – ondanks haar soms problematische eigenschap van ‘historische sensatie’ – inzetten als kunsthistorisch onderzoeksinstrument.

Hoewel duidelijk mag zijn dat Esche en Bernard vanuit een geheel eigen context spreken, kan het Vlaamse veld enkel lessen trekken uit hun eigenzinnige visies. Hun creatieve focus op de bestaande collectie, tentoonstellingsmodi en geschiedenis van het publieke kunstinstituut neemt immers niet alleen stelling tegen de toenemende commercialisering binnen de hedendaagse cultuurindustrie; het ontkomt er tegelijkertijd handig aan. Het terugplooien op eigen middelen is, plat gezegd, de perfecte balans tussen pragmatiek en idealisme: inspelen op de heersende economische patstelling binnen staatsgefundeerde instellingen zonder in te boeten aan creatieve of kunsthistorische overtuigingskracht. In dit licht heeft de telkens weer opduikende discussie omtrent het nastreven van een collectief Vlaams kunstenfront, mijns inziens, dan ook weinig betekenis. Belangrijker dan een geforceerde krachtenbundeling is de verbeelding, inventiviteit en creativiteit waarmee een museumhoofd aan de slag gaat met zijn collectie, en hoe hij deze structureel inzet om de publieke rol en plaats van het kunstinstituut van vandaag te herdefiniëren. En ook in dit geval maken de lezingen, beleidsnota’s en interviews in deze uitgaven één ding duidelijk – er is in Vlaanderen nog heel wat werk aan de winkel.

Stefaan Vervoort is kunstcriticus en researchstudent Visual Arts, Media & Architecture aan de Vrije Universiteit, Amsterdam/Gent

Paul Depondt, Met Nieuwsgierige Blik. Collectievorming en Aankoopbeleid in Vlaanderen, ASP Editions, Brussel 2010. ISBN 978 90 5487 709 7

Over Collecties

http://www.ibknet.be/files/over_collecties.pdf

Stefaan Vervoort

Recente artikelen