metropolis m

In de discussie over het event in de kunst wordt er doorgaans nogal eenzijdig naar de blockbuster gekeken, alsof alleen bezoekerscijfers tellen. De meer inhoudelijke kant raakt snel uit zicht, terwijl kunst alleen zo tot een gebeurtenis van belang kan uitgroeien. Steven ten Thije bepleit een meer evenwichtige blik, waarin het publiekssucces en de inhoudelijke reikwijdte meer met elkaar in balans zijn.

Spreek in een omgeving van kunstkenners de woorden ‘kunst’ en ‘event’ uit en de wenkbrauwen zakken tot in een diepe frons. De festivalisering van de kunst is niet iets waar de kenner blij van wordt. De fragiele betekenis van het werk verdrinkt gemakkelijk in het gedrang van de massa. Politici lijken er aan de andere kant geen genoeg van te krijgen. Die juichen het hartelijk toe als kunstinstellingen hun hoge drempels verlagen om grote menigten binnen te halen. Het publiek – al is het een gevaarlijke generalisatie – lijkt er ook niet vies van. In een wereld verzadigd met prikkels breekt alleen het grote gebaar door de interne firewall. Maar ook het publiek kent haar grens. Rond de tentoonstelling Late Rembrandt drong gemopper over de drukte door tot op de pagina’s van de krant. Voor het eerst keerde de wal het schip en verweten boze bezoekers de gepikeerde museumdirecteur dat de massa ze het zicht op de kunst ontnam. Eindelijk werd de zorg van de kenner gedeeld. De massa komt tot bezinning en eist het herstel van het primaat van de inhoud, boven het theater van het event.

Het zou mooi zijn als het zo was, of misschien toch niet. Niet het ‘event’ is het probleem, maar het conflict erover. Beide kanten lopen het risico om de werkelijke gebeurtenis van de kunst voorbij te marcheren in het verbeten conflict tussen inhoud of massa. Het gevaar van de blockbuster is evident. De kijkcijfermachine genereert haar eigen succes. Gaan veel mensen naar een tentoonstelling, dan raken mensen nieuwsgierig en gaan er nog meer. De discussie over de tentoonstelling verandert in een discussie over de getallen rondom de tentoonstelling. Het zou de moeite waard zijn om objectief te turven hoeveel aandacht er in de media besteed wordt aan het succes op zich – een variant van de vijand bestrijden met eigen middelen. Toch is er ook een niet te onderschatten positieve bijvangst. Tussen al het gebral over cijfers verschijnt her en der ook een aardige bespreking. Daarnaast zien veel mensen bijzonder werk dat niet vaak bij elkaar te zien is, denk aan Rothko of de late Rembrandt.

De bezoeker die vol op de inhoud inzet, loopt een heel ander risico. Inhoud staat vaak synoniem voor kennis van details, en bij kunst kent het detail geen einde. Kunstwerken zijn vleesgeworden ideeën en elk flintertje materie is een belangwekkende bouwsteen in het geheel. De kunstenaar beheerst daarom elk detail van het werk en wil het liefst de presentatie tot in de puntjes plannen. Het kijken naar kunst heeft dan ook een soort forensisch karakter. De kenner analyseert minutieus alle details en zoekt naar de verscholen coherentie. Het is geen negatief gegeven. Zonder deze precisie verdwijnt het specifieke van de kunst. De grootste gift die kunstwerken ons geven is de uitnodiging om ons onder te dompelen in de wereld van het werk. Alleen is er ook de kans je te verliezen in de details. De nadruk op inhoud kan uitmonden in een soort taal zonder betekenis. Als een lezer die enkel nog oog heeft voor de leestekens, voegwoorden en voorzetsels, verdwijnt de werkelijke inhoud achter de horizon. Het museum dat zich overgeeft aan de inhoud kan ongewild een onneembaar fort van details oprichten.

Het event heeft in de wereld van de event culture een beperkte betekenis die zowel de voor- als tegenstanders verblindt. Een event wordt vaak begrepen als iets waarbij van tevoren bepaald kan worden wat het resultaat gaat zijn en hoe het succes te meten is; een tentoonstelling gericht op een x-aantal onderzoekers, of een lezing met x-aantal kaartjes. De financiering wordt erop afgesteld. Daartegenover staat een verheerlijking van de ondefinieerbare rijkdom van het werk, die elk gesprek over de specifieke betekenis van het werk kan doodslaan. Maar het event kan ook begrepen worden als een moment van verandering. Het is een gebeurtenis waarin iets kan verschijnen wat daarvoor onzichtbaar en ondenkbaar was. Het moet daarvoor grenzen durven opzoeken en een zekere openheid hebben. Niet de uitkomst zou gedefinieerd moeten worden, maar de grens die het event opzoekt. Als die ‘waaromvraag’ als uitgangspunt voor een tentoonstelling, of welk ander evenement, genomen wordt, dan opent zich een heel ander krachtenveld.

Netwerk

De grote uitdaging voor een kunstinstelling die wil vertrekken vanuit de actualiteit en tegelijkertijd wil blijven putten uit de specifieke kracht van kunst, heeft een secure methode en een ander type organisatie nodig. Een van de meest bijzondere voorbeelden van een organisatie die op dit moment op zo’n manier werkt is SALT in Istanbul en Ankara. SALT is lastig te omschrijven omdat het tussen een kunsthal en een onderzoekscentrum in zit. Het heeft faciliteiten waarmee het op grote schaal archieven digitaliseert en raakt daarmee vaak historische thema’s aan die meer thuishoren in musea. Om deze reden is SALT lid van de Europese museumconfederatie L’Internationale die zes leden kent en waarvan SALT het enige niet-museum is. Tegelijkertijd heeft SALT ook een tentoonstellingsprogramma waarin meer klassieke monografische presentaties en onderzoeksprojecten elkaar afwisselen.

Het meest bijzonder is echter de organisatiestructuur. Bij SALT treden de conservatoren op als hoofd van een onderzoeksgebied en onderhouden redelijk autonoom een netwerk van kunstenaars, wetenschappers en maatschappelijke spelers. Dit netwerk heeft een actieve relatie met de instelling doordat de mensen uit het netwerk niet alleen de conservator kennen, maar vaak ook gebruiker zijn van de zalen voor workshops, de bibliotheek of van SALT als ontmoetingsplek. Ideeën voor tentoonstellingen komen voort uit dit rijke netwerk en hebben zo vrijwel altijd een sterke artistieke band met kunstenaars en een relatie tot oorspronkelijk historisch onderzoek met maatschappelijke relevantie. Op deze manier kan een betekenisvolle dialoog ontstaan.

Een mooi recent voorbeeld van een dergelijke tentoonstelling is How Did We Get Here. De curator Merve Elveren werkte samen met onderzoeker Ermen Ata Uncu en bracht op gedetailleerde wijze de Turkse jaren tachtig in kaart. Ze analyseerden bijvoorbeeld het medialandschap door te kijken naar waar welke uitgeverijen zaten en hoe bepaalde tijdschriften zich positioneerden na de militaire coup. Het resultaat van dit onderzoek is op een heldere en visueel aantrekkelijke manier vormgegeven in verschillende infographics. Daarnaast zijn er ook lange rijen tafels te zien waarop alle verschillende typen tijdschriften liggen. Dit historisch onderzoek is verbonden aan kunstwerken van kunstenaars die goed bekend zijn met de periode. Zo is van Hale Tenger de grote installatie The Closet (1997) te zien. Je loopt door drie gestileerde kamers, een eetkamer, een woonkamer en een inloopkast, die op een subtiele manier de sfeer oproepen van een samenleving waarin censuur en politieke controle onderdeel zijn van de dagelijkse realiteit. Tegelijkertijd biedt het werk een meer universele, psychologische ervaring over intimiteit en openbaarheid en hoe deze botsen binnen het gezin, op school en op het werk. De combinatie van het werk met het gedegen historische onderzoek creëert een omgeving waarin de jaren tachtig zowel in getallen als qua ervaring goed naar voren komen en waarmee ook de huidige, grimmige politieke situatie van het Erdogan-tijdperk geanalyseerd en besproken kan worden.

Om een dergelijke tentoonstelling mogelijk te maken realiseert SALT een interessante koppeling tussen de bijzondere organisatiestructuur en de fysieke faciliteiten. In Istanbul bestaat SALT uit twee gebouwen. Een staat in de wijk Beyoğlu aan de drukke winkelstraat Istiklâl Caddesi. De nadruk ligt daar op tentoonstellingen, gecombineerd met een filmzaal en een goede onafhankelijke boekwinkel op de bovenste verdieping. Vlakbij de Galatatoren heeft SALT een onderzoekscentrum met een grote bibliotheek, een auditorium, workshopruimtes en nog wat kleinere tentoonstellingszalen. Per jaar bezoeken honderdduizenden mensen beide gebouwen. Het feit dat de tentoonstellingen en de bibliotheek vrij toegankelijk zijn helpt daar zeker aan mee. Wat ook bijdraagt aan het bijzondere profiel van SALT is dat het geen publieke instelling is, maar haar basisfinanciering geniet van de Garanti Bank, wat haar grote vrijheid van handelen geeft.

In Nederland is het onwaarschijnlijk dat een van de bestaande kunstinstellingen zich kan omvormen tot een variant van het SALT-model. Dat neemt niet weg dat elementen van het SALT-model wel degelijk gebruikt kunnen worden om instellingen in Nederland te hervormen. Willen we de vruchteloze discussie tussen inhoud en spektakel achter ons laten, dan is het belangrijk om duidelijker te formuleren op welke manieren kunst ingebed kan zijn in de samenleving. Om te beginnen moet men beter kijken naar de netwerken waarbinnen kunstinstellingen opereren en deze intelligenter door elkaar laten lopen. Kunstinstellingen zouden zich beter kunnen verankeren in de samenleving door hun functies en faciliteiten zo in te richten dat er meer nadruk komt te liggen op de kruisbestuiving tussen de kennis van kunstenaars en diverse sociaal-maatschappelijke spelers. Als de omgeving goed is hoeft zo’n dialoog niet geforceerd te zijn en kan het resultaat nog steeds een gebeurtenis van formaat zijn, waarbij de kijkcijfers volgend in plaats van leidend zijn.

Steven ten Thije

is Hoofd collecties Van Abbemuseum

Recente artikelen