Monica Bonvicini
Monica Bonvicini
Interview
Macht is een belangrijk thema in de indringende kunst van Monica Bonvicini. Meer bepaald macht in relatie tot seksualiteit en architectuur. Dit najaar presenteert Bonvicini op uitnodiging van Rein Wolfs een grote tentoonstelling in Museum Fridericianum in Kassel.
Monica Bonvicini (1965, geboren in Venetië) gaat voor. We bevinden ons in Wedding, Berlijn, de vroeger arbeidersbuurt die nu in beslag genomen is door kunstenaars en creatieven. Verstopte deur door, trap oop en we staan in haar enorme atelier. Overal staan pc’s, tafels, aan het plafond hangt het uit kettingen gevormde woord ‘prozac’. Aan de muur een foto van een door een wervelstorm verwoest huis. Ook in Wedding, op een nabijgelegen industriecomplex is galerie Max Hetzler gevestigd. In de galerie die zo groot is als een kunsthal, loopt op het moment van dit interview haar tentoonstelling Bet Your Sweet Life. Er zijn enkele grote installaties te zien, spiegelwanden, een videofilm, tekeningen, alsmede bouwgereedschap, hamers, troffels, als fetisj in leer gehuld. Middelpunt van de tentoonstelling is Scale of Things (to come), een trap met kettingen aan stalen buizen bevestigd, die tegen een muur staat.
Gewapend glas, staal en metaal, veel gladde, gepolijste oppervlaktes – u gebruikt in uw werken materialen die een sterke betekenis hebben. Waar komt uw belangstelling voor dit soort materialen vandaan?
‘Ik zoek altijd materiaal uit dat bij een idee past. Voor de trap in de tentoonstelling heb ik bijvoorbeeld gegalvaniseerde leidingen genomen. In het begin ziet het er kostbaar uit, het glanst mooi, maar beetje bij beetje wordt het dof. Het is een materiaal, dat op een goedkope manier een bijzondere schijn kan produceren. Ik vind het altijd fijn, wanneer de omzetting van idee naar materiaal zeer direct is.’
Het krachtige materiaal heeft ook een zeer sterke aanwezigheid.
‘Ja, het werk spreekt zich uit, maar ook de architectuur laat zich zien. Daar verhoud ik me toe. Ik heb van het begin af aan met bouwmaterialen gewerkt, omdat ik me altijd met het thema bouwen bezighield. Ik heb veel met gipsplaat gewerkt en met de buizen waaruit steigers zijn opgetrokken.’
Heeft u materiaal waar u liever niet, of juist heel graag mee werkt?
‘Ik heb bijvoorbeeld nauwelijks met aluminium gewerkt, hoewel ik het prettig materiaal vind. Maar het heeft iets zachts, en voor huizen is aluminium ongeschikt, het wordt in de bouw weinig gebruikt. Het is meer een display-materiaal. Ik werk daarentegen veel met hout, baksteen en Ytong-betonblokken, heel veel met industrieel materiaal, materiaal dat je bij iedere bouwmarkt kan kopen. Ik geef er een compleet ander context en betekenis aan. Dat is te beschouwen als een manier van deconstructie.’
Een van uw centrale thema’s is de architectuur met de daarin verwerkte betekenislagen zoals machtsverhoudingen, sekseverschillen, de seksualiteit. Hoe bent u bij dat thema aanbeland?
‘Dat is tijdens mijn studietijd ontstaan. Ik heb eerst schilderkunst in Berlijn gestudeerd, maar ben daarmee gestopt en naar het California Institute of Arts in Los Angeles gegaan. Ik was de kunstwereld helemaal zat. Al mijn vrienden in die tijd schilderden. Maar het was mij te veel geestelijke zelfbevrediging. Ik zocht iets met meer universele urgentie en kwam toen bij de architectuur terecht. Kunst en architectuur zijn op een zelfde manier opgebouwd. En de architectuur bood me een goede manier om uit de schilderkunst te stappen. De gender-thematiek, de verhouding van man en vrouw en de culturele vertaling van die machtrelatie, was in de jaren negentig zeer actueel en sprak me bijzonder aan.’
Weet u nog wanneer u voor de eerste keer de thema’s architectuur en gender samenbracht?
‘Er waren meerdere aanleidingen. In theoretische zin waren er de teksten van Nietzsche, Heidegger, Thomas Bernhard, denkers, waarvoor ik naar Duitsland was gekomen omdat ik ze in het Duits wilde lezen. Het artistieke concept dat daaruit voortkwam ontstond tijdens mijn studie aan Cal Arts. De campus had daar een rol in, met name de architectuur van de school. Bovendien heb ik daar voor de eerste keer een soort collegialiteit, zelfs een soort onderwijslobby onder studentes, wat ik van Berlijn helemaal niet kende. Daarbij voegden zich nog vele andere gebeurtenissen en observaties. Ik besefte me bijvoorbeeld voor het eerst hoe ruimtes een karakter hebben en hoe je daarop reageert. Dat was toen in de culturele context van die tijd totaal geen thema. Maar als je je zoals ik met beeldhouwkunst bezighoudt, kun je werken zonder bewustzijn voor de ruimte. In die periode was ik zeer op literatuur gefixeerd en heb alles gelezen wat in die tijd over het onderwerp architectuur en gender gepubliceerd werd.’
Een sterk motief in uw werk is de wand. Muren, die ook doorbroken kunnen worden. Wat kan een wand uitdrukken?
‘Ik heb tijdens mijn studie stapels boeken gelezen, over wat een muur in architectonisch, fenomenologisch en psychologisch opzicht betekent. Een wand is misschien het beste symbool voor datgene, wat gebouwd wordt. Muren zijn echter ook barrières. Je ervaart veel door een muur, maar hij beneemt je ook het zicht op wat erachter zit. Er worden werken aan een wand gehangen. Toen Rudi Fuchs de documenta leidde, zei hij op een persconferentie dat hij echte wanden had gebouwd – geen kartonnen dingen, maar echte wanden van steen. Om een goede ruimte voor een tentoonstelling te maken. Er is geen kunst zonder muren. Dus fenomenologisch gezien is de wand een superthema. Denk daarbij ook Wallfuckin’, waarbij een vrouw zich tegen een muur bevredigt. Je kan een muur met alle mogelijke motieven opzadelen.’
Ook een nieuwe video van Monica Bonvicini haakt erop in. No Head Man uit 2009 (8 minuten) laat een witte ruimte zien, zonder contouren, leeg, en waarvan de wanden net zo leeg zijn. Drie mannen van middelbare leeftijd komen deze ruimte binnen, houden zich er in op, inspecteren hem. Hun gebaren en bewegingen drukken zelfbewustzijn en zelfverzekerdheid uit. Ze kunnen beurshandelaren zijn, maar ook kunstverzamelaars in een galerie. Ze houden voortdurend afstand tot elkaar, ieder heerst over een deel van de ruimte. Dan ontstaat er een soort opwinding, zonder dat er een impuls van buitenaf komt. Eén van de drie mannen opent zijn broek en begint te masturberen. Als op commando slaan de drie mannen met hoofden en benen door de wanden en de vloer. Dan blijven ze in de gipswanden steken. Het beeld verstart in een groepsbeeld zonder hoofden, uit het plafond steken de benen van een andere man.
Ook een nieuwe video van Monica Bonvicini haakt erop in. No Head Man uit 2009 (8 minuten) laat een witte ruimte zien, zonder contouren, leeg, en waarvan de wanden net zo leeg zijn. Drie mannen van middelbare leeftijd komen deze ruimte binnen, houden zich er in op, inspecteren hem. Hun gebaren en bewegingen drukken zelfbewustzijn en zelfverzekerdheid uit. Ze kunnen beurshandelaren zijn, maar ook kunstverzamelaars in een galerie. Ze houden voortdurend afstand tot elkaar, ieder heerst over een deel van de ruimte. Dan ontstaat er een soort opwinding, zonder dat er een impuls van buitenaf komt. Eén van de drie mannen opent zijn broek en begint te masturberen. Als op commando slaan de drie mannen met hoofden en benen door de wanden en de vloer. Dan blijven ze in de gipswanden steken. Het beeld verstart in een groepsbeeld zonder hoofden, uit het plafond steken de benen van een andere man.
Uw werken benaderen de toeschouwer tamelijk agressief, ze wekken onbehagen op. In hoeverre houdt u rekening met deze agressiviteit?
‘Deze vraag wordt me vaak gesteld, maar ik herken me er niet in. Ik vind juist dat mijn werk niet agressief is. Ik maak het niet met een bepaalde agressieve intentie en ervaar het zelf ook niet als agressief. Misschien heb ik juist altijd geprobeerd werk te maken, dat mooi is, hoewel ik dat nooit zou toegeven.’
Mooi in wat voor zin?
‘In de banale zin van het woord, dat iets er mooi uitziet. In plaats van dat op te merken, heeft men het bij mij er altijd over dat het werk zoveel ruimte inneemt. In ieder geval zoek ik een directe confrontatie met het publiek. Ook bij andere kunstenaars waardeer ik dat het meeste. Zoals Bruce Nauman zegt: “Make me think!”. Ik wil niet in slaap vallen bij kunstwerken, maar ik vind het ook niet absoluut noodzakelijk door kunst omver geblazen te worden. Ik wil gewoon een reactie hebben.’
Maar misschien is dat al genoeg om als agressief gezien te worden?
‘Ja, dat kan. Ik houd nu eenmaal van het citaat van Lenin dat je radicaler moet zijn dan de realiteit.’
De avant-garde van ongeveer honderd jaar geleden zag de shock als middel om een doel te bereiken. Een werk als Wallfuckin’ doet daaraan denken – of gaat men tegenwoordig niet meer van de shock uit?
‘Choqueren puur om het choqueren is een leeg gebaar. Een shock verblindt in eerste instantie. Wie gechoqueerd is, denkt niet meer na. Nee, ik zou eigenlijk niet weten, hoe je choqueert. Maar misschien zet ik bewust of onbewust de provocatie in, zodat de toeschouwer niet direct in slaap valt. Een dergelijke provocatie kan het zijn om een bezoeker in een enorme ruimte te confronteren met een enorme spiegel, zoals nu in de tentoonstelling bij Max Hetzler. Je ziet alleen jezelf, nu eens dik, dan weer dun. Op dat moment is de bezoeker onderdeel van de installatie.’
U gaat er dus vanuit dat galeriebezoekers al tamelijk blasé zijn?
‘Absoluut, de meeste mensen hier zijn dat. Ik heb dat totaal anders meegemaakt in 2003 bij de Biënnale van Shanghai. Bij de opening stonden er veel mensen buiten de omheining van het museum, er werden alleen genodigden binnen gelaten. Ze hielden de kranten met de artikelen over de tentoonstelling omhoog, alsof het een popconcert was. Er heerste een enorm verlangen, kunst te zien. Een dergelijke nieuwsgierigheid heb ik hier nooit meegemaakt. Kunst hier is ontzettend modieus.’
Kijkt u wel eens hoe uw werk bij het publiek overkomt? Bijvoorbeeld de installatie Don’t Miss Sec. (2004), een spiegelende kubus, waarin zich een toilet bevindt. Degene die op de wc zit kan z’n behoefte doen en tegelijkertijd als een absolute voyeur rondkijken in de omgeving waar de wc staat. Dit werk stond in 2004 bij de ingang van Art Basel. Heeft u gekeken?
‘Ja, natuurlijk. Dit werk was perfect voor Art Basel. Er gebeurde precies wat ik me er vooraf bij had voorgesteld. Mensen liepen langs en werkten in de spiegel hun lippenstift bij, ze schikten in het voorbij gaan hun haar, terwijl er zonder dat ze het wisten een persoon op de wc zat. Toen dit werk twee jaar geleden in Rotterdam stond heb ik er een korte documentaire over gemaakt. Ik ben blij, dat ik dat gedaan heb. Van de meeste werken blijven slechts foto’s over, en daarop kan je niet zien hoe de mensen reageren. In Basel kwam daar nog bij, dat dichtbij op het terrein een werk van Dan Graham stond, en mijn werk staat in verbinding met de paviljoens van Graham. Er waren mensen die mijn werk met dat van Dan Graham verwisselden. Van buiten lijkt het natuurlijk ook op elkaar. Dat vond ik geweldig.’
In uw tentoonstelling bij Max Hetzler is een serie groot formaat tekeningen van verwoeste en verlaten huizen na een wervelstorm in de Verenigde Staten te zien. Hoe bent u bij dit thema terecht gekomen?
‘In 2007 ben ik naar New Orleans gegaan ter voorbereiding van de eerste Biënnale aldaar. Ik heb er met een paar collega’s, die er tegelijkertijd waren, wat aan sightseeing gedaan. We zijn naar de plaatsen gebracht, waar de gevolgen van Katrina nog duidelijk zichtbaar waren. Daar en in de stad heb ik veel foto’s gemaakt. Van die foto’s heb ik in 2008 en 2009 tekeningen gemaakt, die ik eigenlijk met citaten van Dorothy Parker wilde aanvullen. Haar cynische, boze commentaar bevalt me. Maar ik heb dat uiteindelijk niet gebruikt. Op internet heb ik vervolgens naar andere foto’s van tornado’s in de Verenigde Staten gezocht. De zo ontstane verzameling loopt inmiddels van 1927 tot heden. Ik heb ongeveer dertig tekeningen gemaakt, afgelopen jaren, tegelijk met de financiële crisis, die uit de onroerend goedsector in de Verenigde Staten is voortgekomen. Veel details van de foto’s heb ik weggelaten, zodat niet meer te zien is in welke stad de vernietiging heeft plaatsgevonden. De voor Amerikaanse huizen zo typerende esthetiek blijft echter zichtbaar. Al tijdens mijn studie aan Cal Arts eb ik veel foto’s in de suburbs van Los Angeles gemaakt. Ik was toen al gefascineerd door de eenvoud van deze gebouwen, die uit hout, gipsplaat en een simpele elektriciteit- en wateraansluiting bestaan. Je kunt er maximaal dertig jaar in wonen, daarna is alles verrot. Wervelstormen symboliseren een soort totale destructie, die daarmee samenhangt. Zoals Katrina heeft laten zien, zijn de gevolgen ervan enorm en hangen die nauw samen met politieke en maatschappelijke kwesties.’
Heeft u altijd getekend?
‘Ja, ik heb altijd veel getekend en plan al een tijdje een tentoonstelling ermee. De tekeningen van Hurricane and Other Catastrophies zijn misschien niet echt typerend voor de manier waarop ik normaalgesproken teken. Ik moest denken aan de werken van Jack Goldstein, die zich intensief met catastrofes heeft beziggehouden. Zijn werken zijn heel sterk en op een bepaalde manier koud. Ze hebben een absurde precisie, omdat ze precies het moment laten zien waarop er iets gebeurt. Het is altijd een kwestie van seconden wanneer er iets in elkaar stort… In het algemeen maak ik eerst schetsen ter voorbereiding van een installatie of beeldhouwwerk, verzamel citaten enzovoort. Ik teken graag . De wervelstormen heb ik in een half jaar voltooid, en in deze periode heb ik bijna niets anders gemaakt. Het tekenen vergt een bijzondere concentratie. Op een bepaald moment ben ik gestopt, ik kon niet meer. Het was genoeg.’
Johannes Wendland is kunstcriticus en redacteur, Berlijn
Johannes Wendland is kunstcriticus en redacteur, Berlijn
Monica Bonvicini, Both Ends, Kunsthalle Fridericianum, Kassel, 28 augustus t/m 14 november 2010. In de tentoonstelling zal Bonvicini ingaan op de geschiedenis van dit oudste museum van Europa (opgericht in 1779)
Monica Bonvicini, Both Ends, Kunsthalle Fridericianum, Kassel, 28 augustus t/m 14 november 2010. In de tentoonstelling zal Bonvicini ingaan op de geschiedenis van dit oudste museum van Europa (opgericht in 1779)
Johannes Wendland