Mooi van Ver
Mooi van Ver
Muurschilderingen in Rotterdam
Muurschilderingen in de stad: misschien zijn ze verre van mooi, zolang ze maar mooi van ver zijn. Zo zullen vooroorlogse Rotterdamse reclameschilders hebben geredeneerd en zoiets lijken ze ook bij TENT. in Rotterdam te hebben gedacht. De tentoonstelling Mooi van Ver besteedt ruim aandacht aan alle mogelijke muurschilderingen in Rotterdam door de jaren heen, met een licht accent op de jaren zeventig. Negen Rotterdamse kunstenaars maakten een monumentaal werk op de muren in de tentoonstellingszaal van TENT., en in de andere helft van de tentoonstelling wordt een documentair overzicht van het verleden van de muurschilderingen gepresenteerd. Dit alles mede ter gelegenheid van het verschijnen van een dikke studie naar de geschiedenis van 339 muurschilderingen in Rotterdam, waaronder ook graffiti, reclameschilderingen en Chileense protestschilderingen.
Afbeeldingen schilderen op de publieke buitenmuur is een oeroude handeling. De populaire functie van muurschilderingen is door de hele kunstgeschiedenis heen terug te vinden: van belerende bijbelse (buiten)fresco’s, via het propagandistische muralismo van latino’s zoals Diego Rivera, tot het algemeen verzet tegen de gevestigde orde van graffiti crews. De muur lijkt een soort schoolbord van de straat. Een plek waar de kunstenaar zich wel moet verhouden tot de samenleving, of hij nou wil of niet. Immers, zelfs het kiezen van de autonome artistieke weg houdt een standpunt in jegens de voorbijganger.
Rotterdam heeft een rijke geschiedenis van muurschilderingen, zo blijkt uit de aan het boek ontleende, historische presentatie in het begin van de tentoonstelling. In dit documentaire gedeelte wordt uitgebreid ingegaan op alle mogelijke schilderingen op de muur, onderverdeeld in verschillende, nogal schools gedefinieerde episodes, zoals ‘Bioscoopschilders (1919–1979)’, ‘Chileense Brigades (1974–1980)’ en ‘Lijnbaanjongeren (1982–1998)’. Misschien zijn het interessante geschiedenissen, die ook op nationaal en internationaal niveau verwante ontwikkelingen kennen, maar alleen al door de onbekendheid met de genoemde straatnamen ontgaat veel informatie de niet-Rotterdammer. De presentatie wordt al snel stroperig voor ingewijden. Een levensgroot geprojecteerde, onverstaanbare documentaire uit het gemeentearchief bevestigt dit beeld.
Als één ding duidelijk wordt is het dat muurschilderingen niet bepaald aan dezelfde criteria worden blootgesteld als kunst in een museum of galerie. De kwaliteit laat geregeld te wensen over. In het boek Mooi van Ver staat de verklaring voor de schijnbaar kritiekloze omarming van de schilderingen op straat. Een muurschildering hoeft niet mooi te zijn, of goed op grond van de criteria van ‘het courante kunstdiscours’, maar moet vooral gedragen worden door de gemeenschap. Het komt erop neer dat voor gemeenschapskunst andere regels gelden dan voor de autonome beeldende kunst, namelijk ‘de potentie tot het aanwakkeren van maatschappelijk protest, de mate waarin mensen kunnen deelnemen aan het werk, het effect van het werk op kunsteducatie, of het vermogen betekenis en identiteit te verschaffen aan sociale of etnische groeperingen’.
Het is een standpunt dat al je angstige vermoedens over muurschilderingen en hun opdrachtgevers bevestigt. En dat terwijl er, zo leert de tentoonstelling en het boek, in Rotterdam juist juweeltjes blijken te zijn gemaakt die wars zijn van bovenstaande criteria. Bijvoorbeeld de met aardappelmeel op de Euromast gespoten tekst As Long As It Lasts (1992) van Lawrence Weiner, de felroze muurschildering in Katendrecht van Daan van Golden (1993) en het werk Beukelsblauw (2004) van Florentijn Hofman waarbij een heel blok slooppanden helblauw is geschilderd.
Het grootste deel van TENT. wordt in beslag genomen door negen actuele muurschilderingen, die het muffe, sociale imago van de muurschildering enigszins onderuit moeten halen. De schilderingen spatten van de wand, zonder te worden gehinderd door de nogal verlammende welzijnscriteria die gangbaar zijn op straat. Het zijn gewoon autonome werken van kunstenaars, alleen groter en indrukwekkender dan op doek. Wellicht door de tijdelijke aard van het werk lijken sommige met extra kracht en energie geproduceerd, zoals een reusachtige, bloederig druipende bulldog van Simon Schrikker die van achteruit verschrikt de zaal inkijkt. In de middenzaal woedt een stadstornado van Antistrot in fluorescerende kleuren, waarin tussen zwarte katten, neushoorns en formule-1-wagens, een bezwete en besnorde man uit de tepels kruipt van een ontblote, brildragende dame. Misschien is dit ‘de sociale kritiek’ en zijn dit de ‘stadsverhalen’ van ‘maatschappelijke groepen’ waar in het boek op wordt gedoeld. Binnen de muren van het kunstinstituut maakt het godzijdank allemaal niet uit.
Mooi van Ver leert dat de muur in Rotterdam tegenwoordig een plek is waar kunstenaars, beleidsmakers en het volk ‘er samen uit proberen te komen’. Discussies als die rondom het ‘blote Roosje’ in de Van Lennepkade in Amsterdam, waar een rel ontstond over de schildering van een naakte vrouw die later is gekuist, zijn in Rotterdam ondenkbaar. In een interview met Vrij Nederland gaf de vertegenwoordiger van het Rotterdamse CBK destijds aan dat ‘bij ons deze muurschildering nooit door de eerste ronde zou komen […] een kunstenaar die werkt in de openbare ruimte, hoort de gevoeligheden die leven in een wijk te kennen’. Vernieuwende of oorspronkelijke ontwikke-lingen in de muurschilderkunst hoef je dus niet te verwachten in de havenstad. Daar weet men van tevoren al dat het ‘verre van mooi’ zal worden.
Siebe Thissen, Mooi van Ver –
Muurschilderingen in Rotterdam,
Trichis Publishing BV, 2007.
ISBN 978-90-812416-1-8
Sabien Teulings