metropolis m

Morgan Betz: Morgiana
Willem Baars Projects, Amsterdam

Voor Joan Miró was elk object een levend wezen. Hij zei dat een sigaret of een luciferdoosje een geheim leven kon bevatten dat veel intenser was dan dat van menig mens. De sculptuur Between the Clock and the Bed van Morgan Betz (1976) doet sterk denken aan deze uitspraak van Miró. Van ver ontwaar je een zwart massief blok, maar van dichtbij blijkt deze uit transparant acrylglas te bestaan. Wanneer je ogen gewend zijn aan het donkere glas zie je binnenin een metalen stoel, waarop kleine felgekleurde objecten van klei zijn geplaatst. Het geheel doet denken aan een nachtelijke studio, waar klokslag twaalf alles tot leven komt.

De kleien objecten vertonen een opvallende gelijkenis met bepaalde sculpturen en motieven van Miró. Ook twee grote schilderijen (beide Untitled, 2011) in de tentoonstelling lijken direct te refereren aan diens beeldtaal. Wat opvalt is een basaal kleur- en vormgebruik: rood, geel, blauw, groen, wit en cirkels in verschillende groottes. De werken zijn opgebouwd uit puur pigment, acryl en gouache. Betz heeft het pigment met zijn handen aangebracht, waardoor het oppervlak niet homogeen is. Net als bij het ultramarijnpigment van Yves Klein blijft je oog prettig in de kleuren haken. Gezamenlijk lijken de schilderijen en de sculptuur iets te willen zeggen dat verder grijpt dan puur formele overeenkomsten met het werk van Miró. Hiertoe wordt echter in de tentoonstelling weinig ruimte geboden. De sculptuur – de enige in de tentoonstelling – vormt weliswaar een centraal focuspunt, maar de twee schilderijen hangen op willekeurige plekken tussen een variëteit aan andere werken.

Het lijkt alsof voor Morgiana geen gedegen selectie is gemaakt. Er hangen figuratieve en abstracte schilderijen, maar ook voorstudies en tekeningen. Betz’ productie van de afgelopen tijd lijkt rechtstreeks naar de galerie te zijn overgebracht. Naast de interessante referentie naar Miró zie je ook overeenkomsten met het werk van onder meer Philip Guston, Tal R, Armen Eloyan en Jonathan Meese. In de tentoonstellingtekst wordt Betz’ werk getypeerd als ‘een vergaarbak van beelden, flarden en citaten’. ‘De opeenhoping van al die aanwezige lagen stelt Betz inhoudelijk in staat tot het herdefiniëren van het materiaal dat hij heeft verzameld’, als ook tot ‘het creëren van een open verhaallijn’. Die verhaallijn begint inderdaad te ontstaan bij de genoemde drie werken, maar wordt overstemd door de kortstondige anekdotes die sommige andere werken in de tentoonstelling verkondigen. Het blijft onduidelijk op grond waarvan Betz zijn stilistische keuzes maakt en welke eventuele andere verhaallijnen hij wil aanroeren.

Dat Betz, volgens dezelfde tekst, het waarnemingsvermogen van zijn toeschouwers op de proef wil stellen, spreekt niet direct uit de getoonde werken. Deze zijn virtuoos vervaardigd, maar de gehanteerde eclectische beeldtaal zal weinigen steil doen achteroverslaan. Eén klein werk doet wel een geslaagde poging weerbarstig te zijn. Het hangt tussen de tekeningen en voorstudies en springt er direct uit door zijn rommelige voorkomen. Kwasten lijken op het canvas schoongeveegd. Tussen de verfstreken bevinden zich allerlei dingen die op een ateliervloer zouden kunnen liggen; zand, tape, beschimmelde voedselresten. Onderaan het doek is een spreuk uit een gelukskoekje geplakt: Good news makes you happy.

Miró wist uiteindelijk met een minimum aan middelen een maximale impact te bewerkstelligen. Zijn voortdurende zelfkritiek die leidde tot steeds legere schilderijen, hoeft Betz niet tot voorbeeld te nemen. Maar wil hij in het vervolg iets meer indruk maken, dan zou een strengere selectie en presentatievorm welkom zijn.

Alexander Mayhew, freelance kunstcriticus, Den Haag

Alexander Mayhew

Recente artikelen