metropolis m

Morgan Fisher
Museum Abteiberg, Mönchengladbach

Voor menigeen is Morgan Fisher (1942) de West Coast-vertegenwoordiger van de Amerikaanse experimentele film, die zich in de jaren zestig met name in New York ontwikkelde. Fisher, geschoold als kunsthistoricus aan Harvard en daarna werkzaam in Hollywood, combineerde zijn interesse voor kunsttheorie met het materiaal dat de filmindustrie hem gaf. Anders dan zijn New Yorkse tijdgenoten keerde hij zich niet tegen de commerciële cinema; haar processen, technieken en taal werden juist zijn voornaamste onderwerp van onderzoek. De films die Fisher tussen 1968 en 1984 maakte, hebben recent veel belangstelling gehad, met retrospectieven in onder meer Tate Modern en het Whitney Museum. Minder bekend zijn de schilderijen die hij sinds de jaren negentig maakt, en waarvan het Museum Abteiberg een selectie toont.

Film is niet compleet afwezig in Mönchengladbach. Zo vormen de films Protective Coloration (1979) en het tweeluik Red Boxing Gloves/Orange Kitchen Gloves (1980) de entree van de tentoonstelling. Ze lijken puur op formele gronden gekozen, ter illustratie van Fishers vroege belangstelling voor kleur en zijn neiging om werk te maken in ‘complementen’ (waarbij het ene deel een andere aanvult). Deze twee aspecten komen terug in het speciaal voor het museum vervaardigde Sixteen Walls (2011), een van de twee installaties waarbij – strikt genomen – geschilderd is. Sixteen Walls is een reactie op de resten van een muurschildering van Blinky Palermo uit 1970 (de enige nog bestaande), die recent in Mönchengladbach is blootgelegd. Opmerkelijk genoeg richtte Fisher zich bij zijn bezoek aan de schildering niet op het werk zelf, maar op de tegenoverliggende muur. De vreemde, getrapte vorm ervan inspireerde hem tot een antwoord, een complement. Fisher liet een exacte replica van de muur maken, en zette er een nieuwe muur tegenover, die zo gevormd is dat hij precies op de holtes van de eerste muur aansluit. De vier kleuren die Palermo gecombineerd in twee smalle, horizontale lijnen aanbracht, op één muur, zette Fisher ook in, maar dan verticaal, in afzonderlijke, effen stroken en op twee muren.

Eenzelfde principe lijkt Fisher te hebben gebracht tot de serie sculpturen die vlakbij Sixteen Walls staan opgesteld, drie afgietsels in transparant polyester van een paar karakteristieke trappen van het museum. Anders dan bij Sixteen Walls volgt Fisher hier wel erg gemakkelijk zijn interesse voor de architectonische omgeving. Met een dialoog met schilderkunst heeft het weinig te maken. Overigens zijn de enige herkenbare schilderijen in de tentoonstelling de twaalf monochrome doeken die tezamen de installatie New Pendant Pair Paintings / New Alien Pendant Pair Paintings, (2011) vormen, waarvan er zes zijn uitgevoerd in fluorescerende verf.

De kunstenaar toont zich nog het meest schilder in teksten die hij bij zijn werk geschreven heeft en waarin hij pertinent schilderkunstige vraagstukken aansnijdt. De architectonische setting, de invloed van de kijker, de aanwezigheid van een pendant of complement, het reduceren van een handschrift, abstractie en de inbreng van toeval; alle blijken belangrijke overwegingen te zijn in de totstandkoming van Fishers ‘schilderijen’. Als hij in een ode aan Palermo, onlangs gepubliceerd in Artforum, ook nog een lans breekt voor ‘schilderijen-als-objecten’ (verwijzend naar de vroege Greenberg) en pleit voor een actuele voortzetting van het modernisme, wordt duidelijk waar Fisher heen wil. Net als in zijn films zoomt hij in op het medium en zijn intrinsieke eigenschappen. Hij wil de mogelijkheden ervan blijven bekijken, los van kunsthistorische ontwikkelingen en, in het geval van de films, commerciële verplichtingen. Je kunt je echter afvragen of Fisher er goed aan doet te leunen op modernistische coryfeeën als Greenberg en Palermo, waar hij in zijn films juist reageerde op de actuele filmproductie, ofwel culturele ontwikkelingen van zijn tijd.

Saskia van der Kroef

eindredacteur Metropolis M

Saskia van der Kroef

Recente artikelen