Netwerken op locatie
Netwerken op locatie
Beiroet – Taipei – Damascus – Khartoum – Diyarbakir – Enschede
‘Ik vraag me af of er niet overal verborgen plaatsen zijn,’ verzucht Chris Meighan op zijn weblog wanneer hij een tussenvloer ontdekt tussen de begane grond en de eerste verdieping van het hotel waar hij samen met zijn medestudenten verblijft. De vraag zou als motto kunnen dienen voor het project Here as the Centre of the World, geïnitieerd door het Dutch Art Institute, het tweejarige masterprogramma van ArtEZ.
Meighan is student aan het DAI, en op het moment van schrijven net terug uit Diyarbakir, in het zuidoosten van Turkije (een gebied dat ook door Koerdistan wordt geclaimd). Diyarbakir is met Taipei (Taiwan), Damascus (Syrië), Beiroet (Libanon), Khartoum (Soedan) en de ‘thuisstad’ van DAI Enschede, een van de zes steden waar DAI tussen mei 2006 en mei 2007 een serie workshops en lezingen organiseerde. Curatoren Lucy Cotter, Gabriëlle Schleijpen en Alite Thijsen stellen in het project het gemak waarmee voortdurend op het eigen kader wordt teruggevallen ter discussie. De culturele horizon is doorgaans beperkt. Het restrictief denken is kenmerkend zowel voor de individuele kunstenaar, die zich al te gemakkelijk verschanst in de vertrouwde setting van zijn studio, als voor de kunstinstellingen, die zich nog altijd op het Westen oriënteren.
De ligging van het DAI in de periferie − Enschede is in het oosten bijna vergroeid met het Duitse Gronau − dwingt het instituut te reflecteren op zijn grenspositie. Het uitgangspunt van Here as the Centre of the World is deze vigerende tweespalt: hier versus daar, ik versus de ander, binnen versus buiten. Edward Said (1935-2003), literatuurtheoreticus en een van de grondleggers van het postkoloniale gedachtegoed, op wiens geschriften Lucy Cotter haar theoretische onderbouwing van het project baseerde, wijst in zijn baanbrekende boek Orientalism (1978) op het extreem eurocentrische denken binnen het culturele veld. Kennis en macht zijn nauw met elkaar verbonden, meldt Cotter in een citaat van Said. De macht aan het woord te zijn (‘the power to narrate’) impliceert dat ‘andere’ verhalen worden genegeerd, zelfs geweerd. Dit is al te lang praktijk in het Westen. Here as the Centre of the World wil er iets aan doen en bestaande structuren doorbreken.
Straat
De eerste contacten voor de serie workshoppen zijn twee jaar geleden gelegd, toen Alite Thijsen op uitnodiging van de suryoye (Assyrische) gemeenschap in Enschede naar Syrië is afgereisd. Bijna als vanzelf is het grotere netwerk van participerende steden hieruit ontsproten. Hoewel dat erg willekeurig klinkt, typeert het tegelijkertijd het soort van continuïteit waarnaar Here as the Centre of the World streeft, aldus de curatoren. Het gesprek wordt op alle mogelijke niveaus aangevangen, spontaan, zonder voorbedachte rade. Dialoog wordt gezocht, tussen deelnemers en studenten, begeleiders en de lokale kunstwereld en het vertrouwde en de vreemde, soms vervreemdende omgeving.
Openbare ruimte is het onderzoeksterrein. In iedere stad waar het DAI te ‘gast’ is, wordt zo mogelijk in samenspraak met een kunstinstelling in het desbetreffende land, een markante straat geselecteerd. In Beiroet vormde Hamra Street het uitgangspunt, een marktstraat waar in een confrontatie tussen het oude en het nieuwe gedeelte ‘het statische zowel als het dynamische karakter van de stad’ tot uitdrukking kwam. In Damascus stond Basha Street centraal, een deels overdekte, deels ‘open’ straat, die is gelegen tussen islamitische, christelijke en joodse wijken. De straat is niet alleen een culturele smeltkroes, maar fungeert, volgens de curatoren, ook als prismatische opening naar de wereld.
De straat staat symbool voor de blik naar buiten. De vraag is of dat niet een iets te idyllische benadering is. Staat niet willekeurig welke plek in willekeurig welke stad onder invloed van economische, politieke en culturele belangen? Is niet de stad als grote smeltkroes meer gesimuleerd dan real? [1] In Damascus werd een tekst van Cotter, die door een groep in een voor één dag gehuurde winkel was opgehangen, gecensureerd door onzichtbare handen. Julien Grossmann van DAI fotografeerde in Khartoum ‘verzwegen waarheden’. Hoewel Soedan een sterke orale traditie kent, leek men elkaar soms woordeloos te begrijpen, vertelt Grossmann. Geïnspireerd door de ‘andere’ manier van communiceren, gaf hij gemanipuleerde foto’s terug aan de lokale bevolking met de vraag of ze een verhaal wilde vertellen naar aanleiding van wat er te zien was, maar wat in werkelijkheid niet bestond. The Storyteller gooide het begrippenkader waarmee je naar de werkelijkheid kijkt volkomen overhoop. Maar over wie gaat het hier? Wiens verhaal wordt verteld?
Culturele verschillen
In de concrete samenwerkingsverbanden tussen de verschillende kunstinstellingen, zoals tussen het DAI en het NIASD in Damascus, het Zico House in Beiroet en de National Taipei University of Education, werd het reflecteren op ‘het andere’ of ‘de ander’ nader bediscussieerd. Daarnaast werkten kleinere groepjes studenten uit Enschede en de gaststeden nauw samen gedurende het telkens tien dagen durende verblijf. Doel was te komen tot een gezamenlijk project, met de onderliggende vraag, of gelijke en gelijkwaardige uitwisseling tussen culturen mogelijk is, in het licht van een nauwelijks veranderde culturele en economische hiërarchie.
Kunstenaar Hester Oerlemans, die als artistiek leider optrad van het project in Khartoum, ervaart die vraag als te hoog gegrepen. In feite was het werken in de openbare ruimte voor alle studenten, ongeacht hun achtergrond, volkomen nieuw, vertelt ze me over de telefoon. ‘Gemeenschappelijk twijfels over dit “vreemde” werkveld brachten hen bij elkaar.’ In Khartoum kreeg de workshop van een week de vorm van een projectie op de centrale muur tegenover de markt. ‘De avond had wel iets weg van een happening’, mede door het project Donkey Days, waarin versierde ezels door de straat paradeerden en studenten en de lokale bevolking nader tot elkaar kwamen. [2] Ook student Dagmar Kriegesmann, die zowel in Taipei als in Khartoum in het project participeerde, benadrukt het bindende karakter van de workshop, waardoor culturele verschillen en eventuele hiërarchieën werden overbrugd. In Khartoum transformeerde ze een karakteristiek laag stoeltje, zetel van de Soedanese theeverkopers op straat, tot een muziekinstrument. Het project resulteerde in een concert met de instrumentenmaker en muzikant die haar zijn technieken had geleerd.
De Libanese student Rana Hamadeh zag zich ter plekke vooral geconfronteerd met het ‘verschil’ tussen de culturen. Hamadeh kwam in Damascus voor de eerste keer in contact met het DAI, deed mee in haar eigen stad Beiroet, om zich vervolgens aan te melden als studente in Enschede. In februari ging ze mee naar Khartoum. In Basha Street in Damascus ontdekte Hamadeh hoe verschillend mensen reageren op de camera. En hoe de geschiedenis in al haar complexiteit in de structuren van een stad besloten ligt. Naar aanleiding daarvan stelde ze zich de vraag: hoe ga je om met de geschiedenis? Hoe maak je je beladen verleden kenbaar aan en begrijpbaar voor iemand die het niet heeft beleefd? Hamadeh trok naar Syrië met twee archiefladen, die ze plaatste in een speciaal gehuurde winkel. Het project speelde in op het probleem van de representatie van een cultuur, in beeld dan wel tekst. Kan een beeld of tekst een collectieve ervaring en emotie vastleggen?
Er schuilt een gevaar in de vooronderstelling dat de hedendaagse kunst een gemeenschappelijke taal zou hebben, zo stelt Cotter. Het project gaat ook over het leven met verschillen. De ‘andere’ cultuur is geen exotisch oord. Verschil kies je niet en het verdwijnt niet, zelfs niet in een tijdperk dat gekenmerkt wordt door een verreikende internationalisering en globalisering.
Bewonderenswaardig initiatief
Cotter en Thijsen vinden dat hun project, anders dan de grote biënnales daadwerkelijk iets verandert aan het netwerk in de stad. [3] Hirschhorns Bataille Monument tijdens Documenta11 bleef bijvoorbeeld steken in goede bedoelingen, zonder werkelijk contact te maken met de lokale bevolking. Here as the Centre of the World is niet enkel een symbolisch gebaar. Mensen die op de straat werken en wonen zijn het publiek en zijn direct bij het initiatief betrokken, aldus Thijsen. Neem de Soedanese kunstenaar Duha, die in Khartoum afvalbakken van kippengaas bekleedde met gevonden voorwerpen en stof, daarbij geholpen door de bewoners.
Een ander voorbeeld is het project over een braakliggend terrein in Damascus. Studenten vroegen aan de aanwezige kinderen wat ze met het terrein zouden willen doen. Ze kregen een stuk papier en kleurpotloden waarmee ze hun heimelijke fantasie op papier konden zetten. De kindertekeningen werden later op de omheining geprojecteerd, waaraan gesproken interviews met volwassenen uit de buurt werden toegevoegd. Syrische autoriteiten hebben naar aanleiding van dit onderzoek besloten het terrein in te richten als openbaar park.
Here as the Centre of the World is een bewonderenswaardig initiatief, dat veel sympathie oproept. Maar eigenlijk is dat nu net niet de bedoeling. Debat is gewenst. Om de heterogeniteit zichtbaar te maken, moet het gesprek op het scherp van de snede worden gevoerd. In Between Worlds zegt de schrijver Edward Said ernaar te streven, zijn Arabische en Amerikaanse ‘gescheiden helften’, in te zetten in een denken en schrijven in contrapuntiek: het ‘Arabische’ en het ‘Amerikaanse’ moeten mét maar ook radicaal tégen elkaar werken. [4] Zijn poging resulteert in een schrijven dat is getekend door een scherpte waarin de rauwe verscheurdheid en rusteloosheid, dislocatie en vervreemding bewust behouden blijven.
Als gevolg van de ietwat oppervlakkige benadering dreigen contrasten in Here as the Centre of the World enigszins ondergesneeuwd te raken. De problematiek die het project wil bespreken is veelomvattend en groot, wellicht een beetje te groot. Met als gevolg dat veel onbesproken blijft, zoals het complexe, problematische recente verleden van een land als Soedan. Voor Oerlemans en Grossmann bleek het vooral de nieuwsgierigheid naar ‘het andere’ dat hen lokte. Het vinden van antwoorden of oplossingen was niet het doel. Een verzoenende synthese bestaat niet. Waarom zou je willen wegkruipen in tussenvloeren en andere ‘verborgen plaatsen’? Maak de verscheurdheid inzichtelijk. Alleen een verscheidenheid aan vragen kan leiden tot een analyse die dwingend is, en overtuigt. Mogen alstublieft de vragen uit de schaduw, uit de periferie naar voren treden?
Binnenkort krijgt het project zijn afronding in een boek, en niet in een tentoonstelling. Schleijpen, Cotter en Thijsen benadrukken dat ‘een tentoonstelling te zeer een concluderend stempel zou drukken op het project. Het element van verrassing, zo eigen aan de workshops, wordt in een expositie snel vergeten of ontkend.’ Het blijkt nog geen eenvoudige opgave. Hoe geef je bijvoorbeeld een ventilatorenconcert weer op papier? Dagmar Kriegesmann zit er al tijden haar hoofd op te breken. Hoe zal Grossmann de Soedanese ‘verzwegen waarheden’ proberen te verwoorden? Is niet ook het boek een traditionele vorm die veelal berust op westerse conventies, waaraan elk onderzoek ‘in den vreemde’ ontsnapt?
2 Naar de tentoonstelling Allan Kaprow. Kunst als leven, Van Abbemuseum, Eindhoven, 10 februari – 22 april 2007. ‘Het [de Happening] is kunst, maar het lijkt dichter bij het leven te staan.’
3 ‘Thus the entire scope of the project inverts the logic that the exhibition’s centrality is what defines the proper meaning of the artistic and intellectual possibilities of its procedures.’ Enwezor, O., ‘The Black Box’. In Documenta 11_Platform 5: Exhibition. Kassel, June 8 – September 15, 2002. Catalogue, p. 42.
4 E. Said, , ‘Between Worlds’, in London Review of Books, Vol. 20, No. 9, 7 mei 1998.
Ilse van Rijn
is kunsthistoricus