metropolis m

Er zijn vele honderden zomeracademies, alleen al in Oostenrijk, waar ook de oudste van Europa gevestigd is, de door Oskar Kokoschka 1953 opgerichte Schule des Sehens. Agnieszka Gratza ging er naartoe en besprak met de huidige directeur Hildegund Amanshauser de waarde van de zomerschool in de kunstwereld van tegenwoordig.

‘Kunst kan niet onderwezen worden, vooral niet tijdens een jaarlijkse zomercursus. Er zijn generaties voor nodig, net als in de middeleeuwen of de renaissance, om de tradities van het zien over te brengen. De bureaucratie van de moderne staat, die nu overal verantwoordelijk is voor het kunstonderwijs, heeft geen idee van het feit dat zien een ervaring is die moet worden geabsorbeerd door het individuele bewustzijn.’ Deze woorden worden door Hildegund Amanshauser, de huidige directeur van de International Summer Academy of Fine Arts, toegeschreven aan de kunstenaar Oskar Kokoschka in een fictief interview met de kunstenaar dat is gepubliceerd ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de instelling.1

In 1953 opgericht door Kokoschka als de Schule des Sehens, gaat het instituut in Salzburg er prat op de oudste zomerkunstacademie van Europa te zijn. De verbannen Oostenrijkse schilder en grafisch ontwerper had tijdens de zomer gedoceerd aan scholen en opleidingen in de Verenigde Staten en vond het concept zo interessant dat hij er zelf een oprichtte in de vesting Hohensalzburg. De academie, die hij tot 1963 samen leidde met de kunsthandelaar Friedrich Welz, werd deels geïnspireerd door de humanistische idealen van het onderwijs in de zeven vrije kunsten. Hij gaf zelf schilderlessen waarin hij zich luidruchtige verzette tegen abstracte kunst, de dominante trend van zijn tijd. Er was geen selectie aan de poort; Kokoschka vond dat de cursussen voor iedereen toegankelijk moesten zijn.

Dat geldt nog altijd voor de International Summer Academy van Salzburg. De jaarlijkse instroom van zo’n driehonderd deelnemers, afkomstig van over de hele wereld, wordt gelijk verdeeld over de professionele kunstenaars, kunststudenten en wat Amanshauser ‘amateurs’ noemt: iemand die geen beroepsopleiding in de kunsten heeft genoten. Ze haast zich om te zeggen dat niemand een ‘absolute beginner’ is, omdat men een portfolio nodig heeft om te worden toegelaten.

Zomerscholen zijn niet altijd idealistische ondernemingen, zoals Kokoschka voor ogen had toen hij zijn baanbrekende ‘School voor het Zien’ oprichtte. Ze dienen vooral om extra geld te verdienen voor de moeder-academie waar ze onderdeel van zijn. De AA (Architectural Association) Visiting School bijvoorbeeld rekent hoge kosten voor zijn drie weken durende zomerprogramma, gericht op ‘creatieve geesten’ die ‘ervaring in de AA-omgeving’ willen opdoen op haar hoofdlocatie in Londen. Er is geen cv of portfolio nodig voor de aanmelding.

De reden waarom de zomeracademies de afgelopen jaren als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten – alleen in Oostenrijk zijn er honderden -, komt volgens Amanshauser neer op ‘business’. ‘Elke door de staat gerunde school heeft een zomeracademie. Staatsacademies hebben de ruimte en ze moeten geld verdienen; dat is waarom ze het doen. En er zullen altijd mensen zijn die liever iets creatiefs doen in de zomer dan de hele tijd op het strand te liggen.’

Niet alle zomeracademies vragen lesgeld. Er zijn er ook die gratis zijn, dankzij sponsoren. Ze kunnen daarom zeer selectief zijn bij de toelating. De door kunstenaars gerunde Mountain School of Arts in Los Angeles, die de drie maanden durende cursussen ziet als aanvulling op het universitaire systeem, biedt gratis onderwijs. Het Zentrum Paul Klee’s Somer Akademie in Bern, dat is opgericht in 2005, heeft plaats voor vijftien tot twintig deelnemers wier verblijf op de academie volledig wordt gefinancierd. De Salzburg International Summer Academy biedt subsidies voor kunstenaars uit Oost-Europa. Ongeveer een derde van de operationele kosten wordt voldaan met de vergoedingen van de studenten.

Global Academy

Opgeleid als kunsthistoricus heeft Amanshauser een achtergrond in curating en heeft ze zelf gedurende vijf jaar lesgegeven aan een staatsacademie als hoogleraar kunst en publiek (kunstacademie van Münster), voordat ze aan het roer kwam te staan van de Salzburg International Summer Academy. Voor Amanshauser heeft het zomerschoolmodel het voordeel flexibel te zijn; het maakt verandering en innovatie mogelijk. ‘Wij zijn een klein, niet-academisch instituut dat drie mensen fulltime in dienst heeft. Dus wanneer we ideeën hebben kunnen we ze uitproberen’, zegt ze.

In tegenstelling tot de door de staat geleide tegenhangers hoeven de zomeracademies geen diploma’s en graden uit te reiken. Amanshauser is blij met het feit dat ze niet die kant is uitgegaan, hoewel sommige van de gelijkgestemde alternatieve kunstinstellingen, zoals de nomadische Transart Institute zichzelf als een ‘niet-scholige kunstacademie’ vormgeven. De Milton Avery Graduate School of the Arts (Bards College) biedt zelfs masters en promotietrajecten aan. In het geval van die laatste is het schoolgeld verdeeld over drie intensieve zomersessies van ieder acht weken gevolgd door zelfstudie in de winter. De studenten kunnen in hun vrije tijd werken en hoeven hun betaalde baan niet op te geven.

‘Onze studenten gaan niet weg met een diploma, maar met ervaring en netwerken’, zegt Amanshauser. In plaats van een academisch curriculum, kiezen de deelnemers van de zes weken durende Summer Academy voor een of meer van de twintig cursussen die een duur hebben van een tot vier weken, en die ontworpen zijn en onderwezen worden door een mengeling van veelal mid-career kunstenaars, schrijvers en curatoren. Een van de specifieke kenmerken van de Salzburg Summer Academy is dat de cursusleiders geselecteerd zijn door de directeur (meestal om les te geven voor twee zomers op rij) en geen academische positie hebben, zodat de studenten-deelnemers de kans hebben om te studeren bij iemand die niet op een regelmatige basis lesgeeft.

Hoewel curator Raimundas Malasauskas de International Summer Academy, waar hij de afgelopen zomer lesgaf, een ‘interessante combinatie van internationale en regionale circuits’ vindt, was datgene wat hij waardeerde het feit dat het ‘minder professioneel ingelijst en op netwerken gericht’ lijkt, en dat in een tijd waarin ‘veel mensen zich aanmelden voor workshops vanwege de eenvoudige wens om het netwerk uit te breiden’. ‘Sommige van mijn favoriete ervaringen in Salzburg’, zegt Malasauskas, ‘waren met mensen die zich ofwel per ongeluk aangemeld hadden voor mijn workshop (jawel) of door een misverstand van mijn kant (ja, [dat] ook).’

Amanshauser grote droom is van de instelling een ‘global academy’ te maken met een specifieke focus op de ‘(post-) global South’: Zuid-Amerika, Afrika en Azië. Het ambitieuze project van de directeur is op 5-6 augustus op een conferentie met de titel Global Academy? gepresenteerd, met vertegenwoordigers van alternatieve kunstscholen en -organisaties in Europa, zoals de in Londen gevestigde Open School East en Triangle Network, samen naast initiatieven van grassroots beeldend kunstenaars die actief zijn in Medellín, Dakar, Amman en Jakarta. Net als Arts Schoolaboratory, waar de scholen mee verbonden zijn (onderdeel van het bredere Arts Collaboratory netwerk) is het een poging om een ‘translokale gemeenschap’ te bouwen.

1 The World’s Finest Studio. 60 Years of the Salzburg International Summer Academy of Fine Arts (Salzburg and Vienna: Jung und Jung Verlag, 2013), pp. 126-7

Meer info Salzburg International Summer Academy of Fine Arts: www.summeracademy.at

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen.

Agnieszka Gratza

Recente artikelen