New Territories
New Territories
Eind april ging in Brugge de groepstentoonstelling New Territories van start. Een twintigtal kunstenaars namen hier aan deel, de meesten van joodse of Palestijnse afkomst. Er werden voor het overgrote deel video-installaties getoond. In algemene zin ging New Territories over nationaliteit en identiteit, religie en oorsprong. Het idee voor deze tentoonstelling was bij curator Michel Dewilde ontstaan tijdens gesprekken met kunstenaars uit het Midden-Oosten. Velen van hen zijn volgens hem op zoek naar ‘nieuwe gebieden, waar iedereen welkom is en kan verblijven, plaatsen gesitueerd voorbij barrières van welke aard dan ook’. Dat konden ‘bijna louter persoonlijke gebieden zijn, of nieuwe staatkundige territoria die voorbij de huidige stand van zaken of landen in wording reiken’. Of de concepten nu uit joodse, Palestijnse of Arabische hoek kwamen, volgens Dewilde was aan alle kanten sprake van een duidelijke intentie om in gelijkheid en op een vreedzame manier samen te leven binnen een nieuwe omgeving. Dat kunstenaars een dergelijk uitgangspunt verdedigen binnen de context van een maatschappelijke conflictsituatie is op zijn minst interessant. Maar ondanks dit constructieve uitgangspunt werd New Territories toch een tentoonstelling met een erg conflictueuze lading.
Veel bijdragen gingen expliciet over Gaza en de situatie in Israël. Er waren foto’s van bomaanslagen (Ahmed Jadallah), van verlaten kolonistenhuizen (Miki Kratsman), een video over de Israëlische muur (Catherine Yass), opnames van mensen die de tijd trachten te doden bij controleposten (Taysir Batniji) en ga zo maar door. Dat op zich gaf weinig aanleiding tot problemen, maar het was wel te beschouwen als de voorbode van de gespannen situatie die zou gaan ontstaan. Vlak voor de vernissage werd de tentoonstelling stilgelegd. De aanleiding hiervoor was een logo van de Israëlische overheid in de catalogus. In ruil voor het bekostigen van een paar vliegtuigtickets stond een microscopisch kandelaartje met zeven armen in het boek, naast de al even kleine vis van het Cultuurcentrum Brugge, het blazoentje van de stad Brugge en het leeuwtje van de Vlaamse overheid. Wie financiële steun verleent, krijgt nu eenmaal een vermelding en zo ook de staat Israël. Maar voor de Palestijnse kunstenaars betekende een catalogus met een Israëlisch logo erin zoveel als een kaakslag. Met zoiets konden ze niet naar huis. Met naam en toenaam in een door Israël gesteunde catalogus staan, zou geïnterpreteerd kunnen worden als heulen met de vijand.
Palestijnse instanties hadden niet gereageerd op een fax met de vraag om een financiële bijdrage. Hun logo stond bijgevolg niet in het rijtje, maar niemand had ook echt problemen verwacht. Diep in hun ziel getroffen, haalden de Palestijnen hun video’s weg. Kunstenaars van andere nationaliteiten traden hen bij en deden hetzelfde. Toen Dewilde vol goede moed op de scene arriveerde, trof hij een zo goed als lege tentoonstelling en een stelletje hysterische kunstenaars aan, die hevig discussieerden over de consequenties van New Territories en over de politieke verantwoordelijkheid van iedereen. Om de kwestie te sussen werd inderhaast een excuusbriefje in de catalogus geniet. Het Israëlische logo werd met Tipp-ex weggestipt, maar dat bleek naderhand weer een te haastig besliste, ondiplomatieke daad. Uiteindelijk konden, op twee deelnemers na, alle kunstenaars toch met de tentoonstelling leven, al bleven de gemoederen gespannen en zuchtte Dewilde na afloop dat ‘zijn hoop op vriendschap en broederlijkheid niet wat je noemt uitgekomen was’.
Op zich was New Territories overigens een behoorlijke tentoonstelling. Ze was opgebouwd als een labyrintische aaneenschakeling van ruimten, voorzien van twee mogelijke ingangen voor twee verschillende parcours. In de video Coexistencia van Donna Conlon was te zien hoe mieren met kleine stukjes van vlaggen op en af lopen. De Afghaanse Lida Abdul deed mee met White House, een video over mensen die hun aan flarden geschoten huizen probeerden op te fleuren met een likje witte verf. Laura Waddington toonde Border, een in het Franse Sangatte gefilmd portret over vluchtelingen die ‘s nacht op treinen springen om de oversteek naar Engeland te kunnen maken. Een concreter inzicht in de complexiteit van het probleem kreeg ik van Tsibi Geva. De joodse kunstenaar was naar Brugge afgezakt met geschilderde vogeltjes en abstracte composities van de keffiyeh, de befaamde Palestijnse hoofddoek. Hij had het uitvoerig over de rol van de politiek in de kunst uit het Midden-Oosten en wees erop dat nagenoeg alle in Tel Aviv wonende kunstenaars links georiënteerd zijn en tegen de oorlogssituatie.
Reuters-fotograaf Ahmed Jadallah was aanwezig met een video en foto’s van een bomaanslag in Gaza. Hij vertelde me dat daarbij veertien doden vielen en dat hijzelf de man was die met kapotgeschoten benen werd afgevoerd. Hij lag anderhalf jaar in het ziekenhuis, vertelde hij me met onmiskenbare woede in zijn stem. En zo werd me snel duidelijk waarom de kunstenaars de context waarbinnen hun werk getoond werd, niet op een afstandelijke manier bekeken. Voor iemand die niet in een oorlogssituatie heeft geleefd of leeft, kan kunst politiek of maatschappelijk relevant zijn, maar daar hoort doorgaans toch een fictief element bij. Iets waardoor je misschien een beetje smalend reageert op de heethoofdigheid van wie zich beledigd voelt door pakweg een cartoon van Mohammed met een vonkend lont op zijn hoofd. Mensen toch, het is maar een beeld,
denk je dan ietwat verstoord. Maar voeg daar een reële conflictsituatie aan toe, een aantal omgekomen familieleden, een dagelijkse angst om problemen te krijgen omdat je niet tot het juiste kamp behoort, en het fictieve aspect verdwijnt als sneeuw voor de zon.
‘Stellen we ons even voor dat het Arabische bevrijdingsleger in januari 1991, in plaats van de Amerikaanse troepen in Irak en Saoedi-Arabië, voet zet op Italiaanse bodem, landt op veertig kilometer van Vaticaanstad, met als doel het Westen te bevrijden van bijvoorbeeld het kapitalisme. Hoe zouden jullie reageren?’, zo vraagt Mohammed Salmawy aan de lezer in de catalogus. Behoorlijk geïntimideerd waarschijnlijk, en in die zin niet veel anders dan de Palestijnen die zich geconfronteerd zagen met een logo van Israël in een publicatie over hun werk. Maar wat me ook tot nadenken stemde, waren de moeilijkheden waarmee Dewilde te maken kreeg als curator. Op het moment dat ik dit schrijf is nog onduidelijk of Dewilde zijn baan als curator mag behouden. Argument is dat hij als ambtenaar of werknemer bij de stad Brugge ‘neutraal’ had moeten blijven, iets wat door het continu bijsturen van de situatie niet echt van een leien dakje ging. Had hij zich diplomatischer moeten opstellen? Ja (vooropgesteld dat dat een van de vereisten van het curatorschap is). Had hij een minder conflictueuze tentoonstelling moeten maken? Volgens mij niet.
Zijn bedoeling was niet het conflict op te zoeken of een confrontatie te forceren, maar juist aan te tonen dat er vreedzame geluiden klinken vanuit het ‘artistieke front’. New Territories had beide aspecten in huis: conflict, wanhoop en geweld – het zou niet erg van realisme getuigen om dat niet te tonen – en kunst met een metaforische en veel minder politieke lading. Laat het me zo stellen: in het licht van een kunstscène die zo sterk door het kapitaal wordt gestuurd als heden ten dage het geval is, scheen deze, op een pijnlijke realiteit gestoelde tentoonstelling, me bijna toe als een revelatie. Gedurfd en eerlijk, ook al hoorden daar een paar harde woorden bij.
Els Fiers