Niet voor iedereen
Niet voor iedereen
Dora Garcia in het S.M.A.K.
Ontmoetingen op niveau, zo zou je de kunst van Dora García (1965) kunnen omschrijven. Op intrigerende wijze verbindt ze relational aesthetics aan een institutionele kritiek van kunst en samenleving. Het werk heeft een strijdbare, feministische ondertoon, maar gelukkig gaat dat niet ten koste van subtiliteit en twijfel.
Dora García ziet zichzelf als verhalenverteller. Steeds hebben deze verhalen een claustrofobische ondertoon die ons confronteert met onze overgereguleerde wereld, waarin alles draait om communicatie, die nooit echt plaats lijkt te vinden. In de jaren negentig is García bekend geworden met werken waarin zij de diffuse grens tussen feit en fictie onderzocht. Een aantal jaren geleden heeft ze de complexiteit van haar werk opgevoerd en introduceerde zij de performance in haar werk. Sindsdien richt ze zich steeds meer op de condities van het kunstwerk, in plaats van de fysieke presentie en presentatie ervan. Vanaf eind februari toont ze voor het eerst een solo in een museum in België, het S.M.A.K. in Gent. Deze museale context is voor haar aanleiding de klassieke waarden wat betreft de relatie tussen museum, kunstwerk, publiek en kunstenaar, onder de loep te nemen.
Wat zijn je plannen voor de tentoonstelling in het S.M.A.K.?
‘De crux van de tentoonstelling is dat het in alle gevallen gaat om zogenaamde “sleutelwerken”. Je moet over bepaalde kennis of informatie beschikken om de werken te kunnen begrijpen. Daarom ook heb ik de tentoonstelling Code Inconnu genoemd. Je moet de code kennen om toegang tot de werken te krijgen. In plaats van de opvatting “kunst is voor iedereen” is mijn motto “niet alle kunst is voor iedereen”. De veronderstelling dat de beschouwer en de kunstenaar dezelfde taal spreken is een idee-fixe; momenten waarop ze elkaar “verstaan” berusten op toeval.’
Welke werken ga je tonen?
‘Onder andere Proxy en The Prophets. Proxy is een performance waarin een meisje – je kunt haar zien als de representatie van het ‘publiek’ – in een bepaalde tentoonstellingszaal moet blijven, zo lang als die ruimte opengesteld is voor publiek. Je zou kunnen zeggen dat haar culturele entertainment hier verandert in een “culturele straf”. Er zijn twee ruimten: een waar de performance plaatsvindt en een waar een videotape te zien is die de opname toont van een eerdere performance van Proxy. Omdat de bezoeker niet in twee ruimten tegelijk kan zijn, kan hij niet bepalen of het real time is wat hij ziet, of recorded time en ontstaat verwarring over de tijd die je ondergaat en tijd die je waarneemt. Je kunt de situatie niet verifiëren, je moet haar accepteren. In The Prophets delen twee jonge, aantrekkelijke mannen kopieën uit met voorspellingen over de komende 24 uur aan de museumbezoekers. Het zijn simpele voorspellingen zoals dat er een rondleiding zal plaatsvinden in het museum op dit en dat tijdstip, dat de vertrektijden van de treinen zus en zo zijn, dat er vanavond die en die film draait. Het is een soort low level prophecy oftewel een selffulfilling prophecy. Je kunt dit zien als een “nuttig” werk, een service van het museum, maar anderzijds zit er ook een beangstigend element in omdat de toekomst wordt gedicteerd. Belangrijk in deze werken is dat zij verbonden zijn met elementen als duur, situatie, parcours. Deze werken hebben een uitgebreide aanwezigheid en zijn verbonden met de tijd voor en na de ontmoeting in het museum.’
Het basisgegeven van het werk The Glass Wall is dat twee mensen met elkaar verbonden zijn door een elektronisch intermediair, bijvoorbeeld een mobiele telefoon, en elkaar instructies geven om elkaars gedrag te beïnvloeden. Het maakt onderdeel uit van de serie Inserts in Real Time, op performances gebaseerde werken die steeds in een andere vorm worden gepresenteerd binnen bestaande situaties. De versie van The Glass Wall die in het S.M.A.K. te zien zal zijn, bestaat uit een projectie en een audio-opname van instructies, die at random uit een databank van honderd varianten gekozen. De stem die de instructies uitspreekt is gekocht uit de serie beroemde stemmen die gebruikt worden voor supermarkten, luchthavens, et cetera. Volgen de bezoekers deze instructies ook daadwerkelijk op?
‘Het gaat mij niet om de uitvoering. Ik schrijf de instructies maar ken het resultaat niet. Waar het mij om gaat is dat wij in de dagelijkse realiteit continu de indruk krijgen dat we kunnen kiezen, maar dat er in feite niets te kiezen valt. “Mind the gap”, “deze bus zal vandaag niet stoppen te…”, “bezoek ook onze sportafdeling”, enzovoorts. Ook al wil je er niet naar luisteren of naar handelen, al deze signalen maken dat wij leven in een atmosfeer van instructies.’
Beoog je met The Glass Wall ruimte te creëren voor de interpretatie van de instructies? Of gaat het je er alleen om ons te confronteren met de situatie die je net omschrijft?
‘Het is een onderzoek. Ik ben me bewust van dit fenomeen en vind het interessant te onderzoeken wat de condities ervan zijn. Wat voor mij belangrijk is om te benadrukken, is dat The Glass Wall in al zijn varianten een verhaal is en beide personen in het werk weten dat ze aan het spelen zijn. Maar opmerkelijk is, zoals in de variant The Glass Wall (video version 2003), dat er meteen hiërarchie in het spel komt en de ene speler zo hard wordt voor de andere, dat deze tot het uiterste wordt gedreven en zij overweegt te stoppen omdat zij de instructies niet langer accepteert. Tegelijkertijd is er de verwarring bij deze speler dat de instructies die zij krijgt, onderdeel zijn van het script, van het superego van de kunstenaar, dus haar beslissing steeds uitstelt omdat zij denkt dat het “onderdeel is van het spel”. Voor mij staat het onderzoeksmatige karakter centraal, dus in die zin is het belangrijk dat ik alleen de algemene regels van het spel aangeef, om vervolgens te zien wat er gebeurt. Het gaat om het creëren van een intense situatie. Iedereen is zich bewust van de gereguleerde wereld waarin wij leven, ik niet meer dan anderen. Een van mijn favoriete werken wat dat betreft is Forever. Ik heb met de FRAC Lorraine in Metz een contract gesloten dat ik permanent een webcamera mag laten lopen in één van de tentoonstellingsruimten. In principe is de overeenkomst dat ik heel mijn leven toestemming heb via deze camera (webcam) te volgen wat er in deze ruimte gebeurt. Voorwaarde van hun kant is dat ik alleen foto’s mag gebruiken waarop de mensen in beeld onherkenbaar zijn. Komende vijf jaar wordt elk jaar een boek gepubliceerd met een selectie van de foto’s. In de tentoonstelling in het S.M.A.K. is deze ruimte te zien via een monitor.’
Maar wat is er dan zo interessant aan die ruimte?
‘Niets! Wat interessant is, is wat Forever betekent binnen de relatie tussen een kunstenaar en een instituut, wat Forever betekent in kunst, de aanname dat een kunstwerk “voor altijd is”, een eeuwig bestaan heeft. Dit werk is een meditatie over het concept van eeuwigheid in kunst. Er is absoluut niets interessants aan de foto’s, eeuwigheid is saai, dus de foto’s zijn ook saai. In het S.M.A.K. toon ik Forever in relatie tot een video die ik heb gevonden in het Museum In Der Runden Ecke in Leipzig, een museum dat nu is gehuisvest in het voormalige hoofdgebouw van de Stasi in Leipzig. Het beheert het Stasi-erfgoed en heeft eenzelfde kwaliteit omdat er in dergelijke video’s absoluut niets gebeurt. De gouden regel van surveillance in totalitaire staten, is dat de persoon die naar de video kijkt, niet mag weten waar hij naar moet kijken, waarom hij moet kijken. Immers, álles is verdacht. Wordt de surveillant geïnstrueerd over waar hij op moet letten, dan zal de intensiteit van zijn opmerkingsvermogen verminderen. Dus als je niet weet waar je op moet letten, wordt alles betekenisvol, en alles is in principe “strafbaar” (zoals in de Stasi-video) of “interessant” (zoals in Forever). Voor mij zijn beide video’s bezig met een vergelijkbaar soort onderzoek. Forever gaat overigens ook over de omkering van de traditionele volgorde van kunstenaar, kunst, instituut en publiek. Ik wil die volgorde omdraaien, bij het publiek beginnen.’
Hoe zie je jouw relatie met het publiek? Kies je voor het efemere karakter van je werken omdat je de ultieme zeggingskracht van het visuele aspect van beeldende kunst ter discussie wil stellen?
‘Michael Haneke zegt over zijn film Code Inconnu dat hij hierin duidelijk wilde maken hoe complex het uitwisselen van boodschappen in onze hedendaagse samenleving is geworden. Ik heb de tentoonstelling Code Inconnu genoemd, refererend aan het publiek dat een complexe en onbekende grootheid is. Anders dan velen je willen doen geloven, is er een discontinuïteit tussen kunstenaar en publiek, er ís geen continuüm tussen de maker en de ontvanger, alles is afhankelijk van de omstandigheden. Het is naïef te denken dat elke bezoeker hetzelfde zal oppikken uit de werken. Er zijn zoveel factoren van kracht die de wijze van lezen en appreciëren beïnvloeden, dat de wijze van ontmoeten tussen het publiek en het kunstwerk bijna belangrijker is dan de fysieke realiteit ervan. Het gaat me in mijn werk steeds meer om het werken met de omgevingsfactoren van de ontmoeting met een werk dan om het werk zelf. Dat mijn werk efemeer is, daar heb ik geen problemen mee. Als jonge kunstenaar leed ik daar wel onder. Op de academie werd het als te experimenteel gezien en zeiden ze dat ik dan maar naar theater moest gaan. Toen ik met Inserts in Real Time begon wilde ik performances maken waarbij het publiek niet op een bepaald tijdstip wordt opgeroepen te komen kijken naar iets dat vooraf al een vastgestelde duur heeft; deze performances kun je daarentegen simpelweg tegenkomen, je kunt er door worden overvallen. Ik hou van de verwarring over de situatie waarin je als publiek terechtkomt omdat dit een spanning en aandacht oproept. Ik interfereer ook zo min mogelijk.’
Wat is performance voor jou?
‘Alles is performance behalve geboren worden en sterven, want dat kun je niet herhalen.’
Dora García, Code Inconnu25 februari t/m 7 mei
Dora García, Code Inconnu25 februari t/m 7 mei
S.M.A.K., Gent
S.M.A.K., Gent
KINGDOM’S MANIFESTO
KINGDOM’S MANIFESTO
The Kingdom happens anywhere in the Museum, any time. The Kingdom also happens elsewhere. It is hard to track the spatial and temporal limits of The Kingdom.
The Kingdom happens anywhere in the Museum, any time. The Kingdom also happens elsewhere. It is hard to track the spatial and temporal limits of The Kingdom.
Recognition of a performance as such is irrelevant: what counts is the performative awareness of the performer.
Recognition of a performance as such is irrelevant: what counts is the performative awareness of the performer.
As anything can be art, any event can be a performance.
As anything can be art, any event can be a performance.
There is no beginning and no end in The Kingdom’s performances, except birth and death.
There is no beginning and no end in The Kingdom’s performances, except birth and death.
An act of survival could be repeated the next day as a performance act: anything susceptible of repetition is a potential performance. The déja vu is a performance. Birth and death are not performances because they cannot be done twice.
An act of survival could be repeated the next day as a performance act: anything susceptible of repetition is a potential performance. The déja vu is a performance. Birth and death are not performances because they cannot be done twice.
Script is equally fundamental to The Kingdom’s notion of performance: anything that is scripted and as such performed by someone, is a performance.
Script is equally fundamental to The Kingdom’s notion of performance: anything that is scripted and as such performed by someone, is a performance.
According to what we just said, we conclude that suggestion, education, mind control, love, power, hypnosis and mesmerization are forms of scripting performances. So are torture, blackmail and compulsion.
According to what we just said, we conclude that suggestion, education, mind control, love, power, hypnosis and mesmerization are forms of scripting performances. So are torture, blackmail and compulsion.
If in theatre the minimum amount of persons are two (an actor and a spectator) in The Kingdom’s performance the minimum is one: the performer.
If in theatre the minimum amount of persons are two (an actor and a spectator) in The Kingdom’s performance the minimum is one: the performer.
The public and the performers are totally undifferentiated: they could be one and the same person.
The public and the performers are totally undifferentiated: they could be one and the same person.
Everybody is a Kingdom player.
Everybody is a Kingdom player.
Informatie over dit werk is te vinden op: http://doragarcia.net/inserts/thekingdom.
Informatie over dit werk is te vinden op: http://doragarcia.net/inserts/thekingdom.
Frédérique Bergholtz