Nieuw Suriname
Hoe staat de beeldende kunst ervoor in Suriname? Vincent van Velsen bezocht het land en sprak diverse betrokkenen.
In 1996 was er in het Stedelijk Museum Amsterdam de tentoonstelling Twintig Jaar Beeldende Kunst in Suriname, 1975-1995. In de recensie in de Volkskrant (13-12-1996: Surinaamse kunst bestaat niet) werd de grote verbondenheid tussen en invloed van Nederland en het Westen op de kunst van Suriname aangestipt.
Minder dan een jaar na de tentoonstelling werd de focus op Nederland door Surinaamse kunstenaars ingewisseld voor iets anders: een oriëntatie op het Caraïbisch gebied, meest duidelijk waarneembaar in Robbert Enfield, Humphrey Tawjoeram, George Struikelblok en Marcel Pinas. Dit viertal studenten aan de Nola Hatterman Art Academy koos ervoor na hun studie niet naar Nederland te gaan, maar naar het Edna Manley College of Visual and Performing Arts in Jamaica.1
Het relatief nabijgelegen Jamaica kent van oudsher meer culturele en historische overeenkomsten met Suriname. Op Edna Manley werden de Surinaamse kunstenaars geïntroduceerd in een artistieke traditie die dichter bij hun eigen nationale en culturele waarden stond. Ze legden hier de basis voor ander werk dan de ‘mooie plaatjes’ die zij tot dan toe veelal in opdracht maakten. In plaats van hun nadruk op esthetiek ontstond een diepgravend onderzoek naar persoonlijke beweegredenen, dat uitmondde in de productie van een eigen geëngageerde kunst.
Artistiek ondernemerschapSurinaamse kunst wordt gekenmerkt door figuratie, expressieve kleuren en elementen uit de omringende flora en fauna. Het werk van de kunstenaar Cliff San A Jong , dat te zien was in de tentoonstelling in het Stedelijk van 1996, is daar een goed voorbeeld van. Hij schildert veel portretten in opdracht. Zijn vrije werk bestaat uit een combinatie van portretten en elementen uit de natuur. San A Jong heeft geen goed woord over voor conceptueel en niet-academisch getint werk. Hij verkiest in die zin het Rijksmuseum boven het Stedelijk, figuratie boven abstractie en ambacht boven concept.
Hoewel het gedachtegoed van San A Jong niet representatief is voor de hele Surinaamse scene, blijken velen met hem vast te houden aan deze klassieke visie. Dit heeft mede te maken met hun afhankelijkheid van de markt. In Suriname zijn geen subsidies en is er geen nationaal kunstbeleid om de kunstenaars meer vrijheid te geven om te experimenteren – een uitzondering hierop vormt de uitwisseling met de Gerrit Rietveld Academie, gefinancierd door de Surinaamse overheid, de Nederlandse ambassade en de gemeente Amsterdam. Het is als kunstenaar simpelweg onmogelijk te overleven als je niet verkoopt en je voegt naar de wensen van de markt.
Ook de kunst in de openbare ruimte wordt gefinancierd met private middelen. Toch zijn er in Paramaribo en de rest van het land vrij veel beeldhouwwerken te vinden. Standbeelden van de belangrijke politici worden gefinancierd en onderhouden door de politieke partijen. De monumenten ter nagedachtenis aan historische gebeurtenissen en figuren zijn meestal betaald door stichtingen en bedrijven.
Het kunstenaarschap vereist veel ondernemingszin, wil je ervan kunnen leven. Kunstenaars als Marcel Pinas en George Struikelblok kunnen hier zeer goed mee uit de voeten. Zij verkopen goed en weten bovendien de politiek, bedrijven en private sponsoren bereid te vinden om hun projecten te ondersteunen.
Ook de Nederlandse ambassade ondersteunt veel projecten op het gebied van cultuur en educatie. Zo droeg zij bij aan het ArtRoPa-project van TENT (2007-2010) en de bijbehorende afsluitende tentoonstellingen in Nederland en Suriname. Ook steunde de ambassade Tip Tip, een groot beeldenproject in het kader van dertig jaar onafhankelijkheid, en een weeshuizenproject van Struikelblok. Er is samen met het Mondriaan Fonds ook bijgedragen aan de door Pinas opgezette Tembe Art Studio, bestaande uit een school, beeldentuin en residency. Ook het door Pinas opgerichte Contemporary Art Museum Moengo, het eerste Surinaamse museum voor beeldende kunst in Moengo, het district Marowijne, krijgt geld. Gelegen middenin het vochtige oerwoud en zonder klimaatvoorziening, durft Pinas er vooralsnog alleen eigen werk te laten zien.
Verborgen collectiesNergens in Suriname is een permanente presentatie van beeldende kunst.2 Het Surinaams Museum in Fort Zeelandia, een voormalige gevangenis en locatie van de Decembermoorden, is een nationaal cultuurhistorisch museum waar archeologische objecten, inheemse gebruiksvoorwerpen en maquettes van plantages zijn te zien. ‘Het is een maag, maar de buik is leeg’, beweerde Kurt Nahar over de bescheiden presentatie met maar weinig objecten. Hedendaagse kunst is er zelden of nooit te zien.
De Surinaamsche Bank en de Centrale Bank hebben wel grote kunstcollecties, en er bestaan een aantal serieuze privécollecties, maar geen daarvan is te bezoeken. Wel is er een jaarlijkse kunstbeurs, en bij Readytex Art Gallery kun je permanent terecht voor een inzicht in de hedendaagse kunstproductie. Deze galerie kan met recht de enige serieus te nemen galerie van het land genoemd worden; zij vertegenwoordigt dan ook alle kunstenaars van naam. Toch doet het onderkomen op de eerste verdieping van een winkel vooral denken aan een voorraadkamer.
Het ontbreken van een museum voor beeldende kunst maakt dat er nergens werk te zien is van belangrijke kunstenaars als Rinaldo Klas of Remy Jungerman. Zelfs niet van Erwin de Vries, de inmiddels 83-jarige beeldhouwer die zijn strepen grotendeels in Nederland verdiende met onder meer de buste van Toon Hermans in Carré en het slavernijmonument in het Amsterdamse Oosterpark. Ook is er in Suriname niets te zien van het belangrijke multidisciplinaire collectief Waka Tjopu, dat tijdens het militaire bewind in de jaren tachtig als een soort Russische avant-garde de kunst in Suriname na de revolutie van nieuw elan voorzag.3
Vrije kansenGeldgebrek mag een reden zijn voor de summiere voorzieningen, maar er speelt ook iets anders. De Surinaamse maatschappij heeft een korte termijngeheugen en de blik is gericht op de toekomst. De geschiedenis blijft onderbelicht. Gebrekkig onderwijs speelt hierbij een belangrijke rol. De relatief jonge bevolking is nauwelijks bekend met de recente geschiedenis, die overigens ook bewust wordt achtergehouden door dat deel van het establishment dat baat heeft bij een niet al te groot historisch bewustzijn. Een gevolg is het ontbreken van monumentenzorg. Zelfs de belangrijke historische locaties die door UNESCO op de erfgoedlijst zijn geplaatst zijn niet gevrijwaard van verbouwingen en modernisering.
In dit opzicht is het interessant te zien hoe de kunstenaars in dat gat springen en hun rol opeisen. Waar de regering zich vooral bezighoudt met zogenaamde economische vooruitgang en het delven van kostbare grondstoffen, zijn het de kunstenaars die de leiding nemen bij de educatieve, sociale en historische ontwikkeling van het land. Bijvoorbeeld Pinas, Struikelblok en Nahar, die daar ieder op hun eigen manier mee bezig zijn (zie kader). Interessant is dat de (veelal buitenlandse) bedrijven die de natuurlijke grondstoffen winnen bereid zijn tot sponsoring.
Kunst in Suriname kent een dubbel verhaal. Aan de ene kant zijn er geen subsidies of instituties waar een kunstenaar een beroep op kan doen. Tegelijkertijd heeft de kunstenaar daardoor mogelijk veel kansen tot ontplooiing. Daar moet de kunstenaar dan wel voor kunnen netwerken, lobbyen en sponsorwerven. Wat vooral opvalt is hoe het land langzamerhand toe is aan een permanent centrum voor de kunsten. Dat is er nog niet, maar dit lijkt slechts een kwestie van tijd.
Met dank aan Sandra Ammersingh (Nederlandse ambassade), Kurt Nahar, Marcel Pinas, Cliff San A Jong, George Struikelblok, Astrid Hornberger en Melissa Waterberg zonder wiens inzet, inzicht en informatie dit stuk niet mogelijk was geweest.
Vincent van Velsen studeert kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam
1. Rinaldo Klas en Wilgo Vijfhoven studeerden al aan Edna Manley
2. Het Contemporary Art Museum Moengo heeft wel een permanent overzicht van het werk van Marcel Pinas. Ook in de aangrenzende beeldentuin Marowijne Artpark staan werken van verschillende hedendaagse kunstenaars, onder wie Remy Jungerman, Iris Kensmil en Wouter Klein Velderman, die in residency bij Tembe Art Studio verbleven
3. Waka Tjopu werd in 1983 opgericht door René Tosari. Het collectief bestond verder uit Soekie Irodikromo, Ray Daal, Steve Ammersingh, Winston van der Bok, John Djojo en Ramin Wirjomenggolo
De grote drieIn het een eerder stuk over Suriname, geschreven door Hanne Hagenaar in 2008, kwam Marcel Pinas uitgebreid aan bod (Metropolis M Nr 3-2008). Sindsdien heeft hij zijn werkzaamheden gestaag uitgebreid en werd hij in 2010 uitgeroepen tot Young Global Ambassador door het World Economic Forum. Tembe Art Studio bestaat uit een school, beeldentuin en residentie, en de recent toegevoegde oefenvoorzieningen voor muziek en theater. Daarbij heeft de stichting Kibii van Marcel Pinas het Contemporary Art Museum Moengo opgezet, waar vooralsnog alleen installaties van Pinas zelf te zien zijn.
De schilder George Struikelblok voelt zich vanwege zijn eigen jeugdsituatie betrokken bij de omstandigheden van kinderen in weeshuizen. Naast zijn eigen praktijk organiseert hij in dit kader (kunst)projecten, waarmee hij geld ophaalt voor de weeshuizen en tegelijk de situatie van de kinderen onder de aandacht brengt. Het Tip Tip project vond plaats in het kader van dertig jaar onafhankelijkheid en was erop gericht het historisch bewustzijn te stimuleren met een dertigtal sculpturen verspreid door het land. Het werk van Struikelblok gaat over de thema’s dood en liefde die voor fases uit zijn eigen leven staan. In zijn recente werk dansen anonieme abstracte figuren over het doek in een expressieve samenkomst van kleuren – vorig jaar leidde dit tot een real life vertaling in de vorm van een dansperformance.
In de Surinaamse cultuur zijn sommige zaken moeilijk bespreekbaar. Vooroordelen over etniciteit, geschiedenis en gender zijn alom aanwezig, maar worden veelal ontkend en blijven onbesproken. Kurt Nahar (ver)wijst ernaar in zijn werk. De Decembermoorden vormen een belangrijk, maar gevoelig thema, net als de omgang met (afwijkende) seksualiteit en frictie tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Nahar brengt deze taboes aan de orde in zijn collages en installaties waarmee hij dikwijls tegen de haren van de gevestigde orde instrijkt.
Vincent van Velsen
is redacteur Metropolis M en conservator Stedelijk Museum Amsterdam