Nu in NL
Nu in NL
Emily Pethick
Het afgelopen jaar is er veel geklaagd over de slechte internationale positie van de Nederlandse kunst. Gaat het echt zo slecht met Nederland? METROPOLIS M gaat op onderzoek uit in een reeks gesprekken met curatoren en directeuren. Als eerste in de serie Emily Pethick, de nieuwe directeur van Casco in Utrecht.
Het is te vroeg om te oordelen over het Nederlandse kunstklimaat, zegt Emily Pethick, de nieuwe directeur van Casco in Utrecht, als ik haar om een reactie vraag op het recente geklaag over de beroerde, internationale positie van de Nederlandse kunst. Gun haar even tijd, ze is er net. Uiteraard is de strekking van het boek All that Dutch, waarin gerenommeerde directeuren en curatoren van Nederlandse kunstinstellingen van leer trekken tegen de vermeend treurige staat waarin de Nederlandse kunst verkeert, niet ongemerkt aan haar voorbijgegaan. Maar verwacht van haar geen kritiek op zijn Debbauts, Davids of Dercons.
Pethick, voormalig curator van Cubitt, een kunstenaarsinitiatief in het centrum van Londen, heeft besloten in haar programma het accent te leggen op evenementen en activiteiten. Wat voor zin heeft een tentoonstelling als er weinig publiek langskomt. Liever koppelt ze de kleine presentaties in huis aan een gevarieerd, op evenementen gericht programma, waarmee ze telkens een ander publiek kan bereiken. In het kader van Publish or Be Damned, een kiosk met publicaties van kleine onafhankelijke uitgevers, organiseerde ze afgelopen maanden al een viertal speciale presentaties op de zaterdagavond. Enthousiast vertelt ze hoe elke avond een verschillend publiek trok, met als hoogtepunt een zaal vol vrouwelijke promovendi van de faculteit vrouwenstudies toen de redactie van een New Yorks feministisch tijdschrift op bezoek was. Bij evenementen kun je je aandacht volledig richten op specifieke doelgroepen en die zijn er volgens Pethick meer dan voldoende in de universiteitsstad, die bovendien de grootste kunstacademie van het land huisvest. Andere evenementen zullen zich weer gaan richten op een nationaal of zelfs internationaal publiek. Casco moet een trekpleister worden. En als niet Casco zelf, dan toch de site.
Ik vraag of haar programma zich gaat onderscheiden van dat van haar voorganger, Lisette Smits. Onder leiding van Smits is Casco veranderd van een tentoonstellingsplek waar installatie na installatie werd vertoond, in een productiebureau dat in nauwe samenwerking met kunstenaars, speciale, eenmalige en meestal tijdelijke projecten realiseert. Pethick vindt het geen bezwaar als de lijnen doorgetrokken worden. De affiniteit met het bestaande programma was voor haar zelfs een belangrijke reden om te solliciteren. Maar ondanks de overeenkomstige interesses, lijkt zich toch een klein verschil tussen Smits en Pethick af te tekenen. Waar Smits geleidelijk is gegroeid in haar rol van curator, zich daarbij verlatend op kunstenaars met wie ze langdurig en intensief samenwerkte, zet Pethick direct al een aantal duidelijke lijnen uit in een programma met een duidelijk politieke inslag. Ze is erg geïnteresseerd in wat ze ‘vormen van zelforganisatie’, noemt: culturele initiatieven van kunstenaars, ontwerpers en critici die zich keren tegen de gevestigde orde. Voor kunstenaars die vanuit hun ateliers in stilte de markt bedienen heeft ze minder belangstelling. Als ik aangeef dat er daar toch echt heel veel van zijn, geeft ze aan dat die ietwat brave, aan de markt getrouwe houding kenmerkend lijkt te zijn voor het klimaat in Amsterdam. Iedereen klaagt, maar er is niemand die er iets aan doet, stelt ze. Men blijft hangen in bestaande structuren, zonder er iets tegenover te stellen.
Ik vertel dat Casco het de laatste jaren niet gemakkelijk heeft gehad met zijn kritische en experimentele programma. Het leek er zelfs een tijdje op dat de politiek er een streep onder zou zetten. Pethick reageert verbaasd en zegt dat de politiek zich tot nog toe uiterst enthousiast heeft getoond. Er is met geen woord gerept over problemen en dus is er voor haar geen enkele reden af te wijken van haar plannen. Het programma voor komend jaar is al bijna rond, met in januari een project rondom televisie, gebaseerd op de eerste reality-soap van de Amerikaanse televisie, An American Family (1973), die in zijn geheel vertoond wordt. Telestreet uit Italië (zie ook METROPOLIS M no.3. 2004) komt langs en de Free University Copenhagen, een onafhankelijke groep kunstenaars die televisie maken. Daarna volgen presentaties met Wendelien van Oldenborgh en Judith Hopf.
Als het gesprek ten einde loopt en ik nog een beetje zit te vissen of haar verder geen dingen zijn opgevallen in de eerste maanden in Nederland, moet haar nog een ding van het hart. Het heeft haar wel verbaasd dat er zo weinig onderling contact is tussen de kunstscenes in de diverse steden. Amsterdammers blijven in Amsterdam en Rotterdammers zitten in Rotterdam, terwijl die steden niet ver van elkaar liggen en reizen niet duur is. Iets meer onderlinge betrokkenheid zou welkom zijn, en dan spreekt ze niet alleen namens Casco.
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M