Onderdanige ondoorgrondelijkheid
Onderdanige ondoorgrondelijkheid
Carol Bove over tentoonstellen
Ze geldt als een ‘moeder’ van de hedendaagse sculptuur. Carol Bove’s installaties van voorwerpen, ooit subtiele tableaus van gevonden voorwerpen, tegenwoordig vaker constellaties van zelfgemaakte sculptuur, hebben een sterke samenhang, die ook zeer gelaagd van betekenis is.
Ooit heeft een dronkenlap mij een andere kijk op jouw werk gegeven. Op de Whitney Biennial van 2008 was jouw werk The Night Sky over New York te zien, een prachtige installatie van een sterrenhemel, gemaakt van hangende bronzen elementen. Een onopvallend uitziende man had op een of andere manier het idee opgevat dat de installatie interactief was en hij liet de bronzen staven tegen elkaar aan ketsen zodat ze geluid maakten. In eerste instantie reageerde iedereen, inclusief de suppoosten, geschokt. Ik vroeg me af of die man iets wist wat wij niet wisten (ik had nog niet door dat hij beschonken was). Gezien jouw belangstelling voor de jaren zestig en de opkomst van ‘participerende kunst’ in die periode, en ook omdat jouw installatie wel wat op een windklokkenspel leek, schoot het door me heen dat deze houding ten aanzien van het werk nog niet zo gek was.
Het raakt in ieder geval een interessant punt in jouw werk. Het lijkt namelijk alsof de werken de voor jou zo belangrijke thema’s van presenteren en tentoonstellen behandelen vanuit een niet-gefixeerde positie, wat associaties oproept met de periode die je onderzoekt, de jaren zestig. Er lijkt een bepaalde belangstelling te zijn voor het verschil tussen iets wat tentoongesteld wordt en iets wat zich manifesteert. Kun je iets zeggen over de verandering die optreedt als gewone gebruiksvoorwerpen een nieuw leven krijgen als ‘sculptuur’ in een museum of galerie, en wat er gebeurt als ze misschien ooit weer terugkeren naar hun vroegere leven als niet-kunst of gebruiksvoorwerp?
‘De termen presenteren en manifesteren zijn interessant. Ik denk dat je gelijk hebt: de niet-vastgestelde identiteit van een kunstobject is een van mijn uitgangspunten. Ik onderken dat je in de kunst elkaar uitsluitende posities in kunt nemen. Een kunstwerk kan bijvoorbeeld afstotelijk zijn omdat het kitscherig en ouderwets is, maar tegelijk kan het je toch raken door zijn elegantie, afhankelijk van hoe je ernaar kijkt. Het is niet hybride; het bevat alleen meerdere, complete, gescheiden eigenschappen.
Bij een ‘ontvoering’, dus door een object weg te halen uit zijn gewone omgeving en het in een tentoonstellingsruimte te plaatsen, stel ik de vraag wat het object toevoegt aan de omgeving en wat de omgeving toevoegt aan het object. Soms blijkt dat er in de museumsfeer niets overblijft van het interessante van het voorwerp. Ze komen niet ongeschonden door die omzetting heen. In dat geval probeer ik ervan te genieten op de plek waar ik het heb aangetroffen, buiten de context van kunst.
Bijna alles wat ik maak, bestaat uit meerdere onderdelen en kan uit elkaar worden gehaald. De onderdelen zijn nooit vastgelijmd. Dat vind ik belangrijk. Het geeft de sculpturen energie. Als ze opgeborgen zitten in een krat beschouw ik ze als geen-dienst-hebbend, ontspannen. Als ze in elkaar gezet zijn en opgesteld staan in een tentoonstelling, dan zijn ze aan het werk.’
Dat het werk niet meer fungeert als kunst wanneer er niet aan bepaalde tentoonstellingsvoorwaarden kan worden voldaan, is een interessante gedachte. Als ik me goed herinner, was dat ook aan de orde bij de tentoonstellingsreeks Specific Objects without Specific Form over het werk van Felix Gonzalez-Torres, waaraan jij hebt meegewerkt als gastcurator. Daarbij had je een ruimte gereserveerd voor een aantal werken van Gonzalez-Torres die ‘geen dienst hadden’, zoals je dat noemde, waardoor de status van het werk als kunst afhankelijk werd van heel specifieke omgevingsfactoren. Voor het tentoonstellen van zijn werken, die hij trouwens ‘manifestaties’ noemde, had hij protocollen met gedetailleerde aanwijzingen. Die leken bijna belangrijker dan de werken zelf. Verweef jij dergelijke regels ook in je eigen werk?
‘Door te laten zien hoe de truc werkt, ontkracht je zijn werk niet maar wordt de magie van Gonzalez-Torres pas goed duidelijk. De snoepjes die hij veelvuldig gebruikte zijn overal te verkrijgen. Ze komen zo uit de fabriek, er is niks aan veranderd. Ze zijn enkel in een tentoonstellingsruimte neergelegd. Dat is genoeg voor de transformatie van materiaal naar sculptuur. Ik ben bezig aan een boek over de installatie van mijn werk. Het is een bundeling van handleidingen van alle installaties die ik in 2010 heb gemaakt. Zo’n handleiding wijst op de noodzaak om de kunstwerken uit elkaar te halen en weer in elkaar te zetten. Het gaat mij erom dat het kunstwerk iets levends is. Het zijn geen statische objecten, maar groepen van aparte onderdelen die samenkomen in tijdelijke configuraties. Maar ik heb geen regels zoals Gonzalez-Torres. Hij stelde flexibele parameters op die aangeven hoe de kunstwerken opgebouwd moeten worden vanuit het niets. Als je ze wilt exposeren moet je de stukken eerst fabriceren, dus het blijft altijd een benadering van een abstract ideaal. Met mijn handleidingen leer je hoe een stel objecten met ieder hun eigen uitstraling of aura (soms is het rotzooi) kunt samenvoegen tot een sculptuur.’
Naast het samenstellen van individuele werken, is er ook de samenstelling van verschillende werken binnen de tentoonstellingsruimte. Hoe werken die op elkaar in? Is er sprake van een ‘meta-theater’, waar je wel eens over sprak?
‘Dit vind ik een belangrijk onderwerp, maar hoe bedoel je het precies? Bedoel je het installeren van kunstwerken in een bepaalde samenhang, of heb je het over hoe een installatie te benaderen?’
Je zei net dat de protocollen van Gonzalez-Torres eigenlijk een beschrijving zijn van een abstract ideaal – misschien heeft een installatie van autonome werken ook een ideaal. Maar bij de daadwerkelijke samenstelling wordt dat alleen bereikt tijdens de korte duur van de tentoonstelling. Wordt de tentoonstelling zelf het ideaal waarvan iets in elk werk bewaard blijft, ook als de expositie voorbij is? Of krijgen de werken een nieuwe rol als ze het podium hebben verlaten?
‘Dat vind ik een leuke vraag. Ik kan het verschil tussen de installatie van kunst en een kunst-installatie niet precies benoemen, maar het is er wel. Dat is één aspect van het probleem, nietwaar? Het doorgronden van dit probleem was een van de uitdagingen bij het herinrichten van Felix Gonzalez-Torres’ tentoonstelling Every Week There is Something Different [elke week veranderde hij de tentoonstelling in Andrea Rosen Gallery, 1991]; ik ging ervan uit dat hij belangrijke verbanden had gelegd tussen de werken onderling en met de tentoonstellingsruimte, maar die relaties waren niet goed terug te vinden in de documentatie. In een van de vleugels in Fondation Beyeler, waar mijn versie van het Gonzalez-Torres’ retrospectief werd getoond, was een zaal waarin de oude opstelling uit de Andrea Rosen Gallery precies paste, met een paar aanpassingen. Gonzalez-Torres is misschien niet de bedenker van de solotentoonstelling die lijkt op een groepstentoonstelling, maar hij heeft wel het duidelijkste sjabloon voor deze manier van presenteren geleverd. Het leek mij interessant om naar de oorspronkelijke configuraties van zijn werken te kijken, en of er iets “extra’s” werd toegevoegd als ze weer bij elkaar werden geplaatst, aangezien ze waren gemaakt met een tentoonstelling in gedachte. Gonzalez-Torres had geen atelier en produceerde zijn kunstwerken speciaal voor de tentoonstelling. De kunstwerken zijn doordacht neergezet met de bedoeling om ze tegen elkaar uit te spelen en om het de toeschouwer moeilijker te maken ze te bekijken en erop te reageren: naar een traditionele gelatinezilverdruk kijken, door een kralengordijn lopen, snoepjes opeten, enzovoort. Bij elk werk moet je je benaderingswijze aanpassen. Het zijn door hem bedachte choreografieën en geen toevallige gebeurtenissen.
Het idee van een solotentoonstelling die lijkt op een groepstentoonstelling is nauw verwant aan installatiekunst. De configuraties van sculpturen en andere kunstwerken omvatten een immaterieel, instabiel non-object… Ik weet niet hoe ik het moet zeggen. Ik weet ook niet hoe ik instructies moet geven om zoiets te reproduceren bij mijn sculpturen en ik vraag me zelfs af of dat wenselijk zou zijn. De tentoonstelling is het moment in het leven van een sculptuur waarop die zich met maximale intensiteit manifesteert. Dit moment heeft een speciale status en wordt onderdeel van de geschiedenis van de sculptuur. Soms is dat niet te herhalen.’
Kunnen we even teruggaan naar het idee van die uitstraling en de betekenis van die aura voor moderne kunstvoorwerpen? Het lijkt me interessant om Benjamins concept van aura opnieuw te bezien in de huidige tijd. In relatie tot hedendaagse voorwerpen klinkt het als een positief en heilzaam idee. Of wordt de aura van het object gevormd door het proces van geschiedvorming zelf en het bijzonder zijn?
‘Ik doel op de aanwezigheid, of de fetisj van het origineel. De originele status kan voortkomen uit jouw perceptie van de geschiedenis van een object. Je kunt achterhalen waar het is geweest door de materie ervan te onderzoeken of uit documentatie over de herkomst. Deze technische uitleg (zoals materieel onderzoek) is een andere manier van zeggen dat ik de dingen aftast om te bepalen of ze goed voelen.’
Dat proces van dingen aftasten, dat geldt misschien ook voor het werk dat je de laatste jaren maakt en dat minder om gevonden objecten draait, en meer om het creëren van originele werken. Deze hebben namelijk ook de eigenschap die je aura kunt noemen. Dat brengt me op de vraag in hoeverre die eigenschap gelegen is in de eigen geschiedenis van een voorwerp en hoe groot het aandeel is van een gezamenlijke geschiedenis die wordt overgebracht door, bij gebrek aan een beter woord, stijl of gevoeligheid. Beschouw jij dit als twee verschillende functies van een object? Of horen ze tot een en hetzelfde continuüm?
‘Ze zijn deel van een doorlopend geheel. Stijl kan aura overbrengen omdat stijlen worden gekenmerkt door een historische signatuur. Design is de manifestatie van ideologie, en ideologie wordt bepaald door historische omstandigheden en door alle zaken die leiden tot een bepaalde mentaliteit en de massahypnose die we als realiteit ervaren.
Ik beschouw mijn constructies als toe-eigeningen, al is dat misschien een moeilijk te verdedigen idee. Het heeft te maken met mijn liefde voor vaagheid. Vaagheid heeft een slechte naam in de kunst, maar ik houd er wel van. Geen slappe of loze vaagheid; het moet gewoon moeilijk zijn om precies te begrijpen waarom de vormen vertrouwd zijn.’
Misschien was ‘stijl’ niet het juiste woord. Ik bespeur een zekere melancholie in jouw werk, maar ik kan er de vinger niet achter krijgen. Het kan best aan mijn persoonlijke relatie tot jouw werk liggen, maar ik vraag me af of dat onbestemde gevoel wijst op een tendens of toon die boven de verzamelde kunstwerken ‘zweeft’. Komt dit doordat jij vaagheid gebruikt als productieve kracht?
‘Zo heb ik het nooit bekeken, maar ik denk dat je gelijk hebt. Ik zie mijn werk als teder en meedogenloos tegelijk. Misschien bevindt droefheid zich in het midden daarvan. Er zit nog veel meer in, het is ook pervers en gek.
Voor mij is vaagheid een zachte, onderdanige ondoorgrondelijkheid. Als toeschouwer kun je je bewust bezighouden met stilistische raadsels en zoeken naar stilistische verwijzingen, terwijl je onderbewuste op een andere manier op het kunstwerk reageert. Ik had een psychotherapeut die het artistieke proces vergeleek met de tarotkaart van de magiër: de magiër is bezig met spullen die voor hem op een tafel liggen, maar hij kijkt ergens anders naar, zijn aandacht is niet gericht op zijn intentie. Een soortgelijk mechanisme treedt in werking bij het kijken naar kunst.’
Erik Wysocan is kunstenaar, New York
Erik Wysocan is kunstenaar, New York
Vertaald uit het Engels door Leo Reijnen
Vertaald uit het Engels door Leo Reijnen
Carol Bove (1971) maakt installaties en sculpturale assemblages van uiteenlopende materialen, refererend naar verschillende tijden en culturen. Haar werk was recentelijk te zien in De Hallen Haarlem en op de Biënnale van Venetië. Eerder had zij solotentoonstellingen in Tate St Ives, Kunsthalle Zürich en Kunstverein Hamburg. Ook is haar werk tentoongesteld in onder meer Camden Arts Centre, Solomon R. Guggenheim Museum en Museum of Modern Art, New York. In 2010 werkte zij als medecurator aan de tentoonstelling over Felix Gonzalez-Torres in Fondation Beyeler, Basel. Carol Bove woont en werkt in Brooklyn, New York en doceert aan NYU Steinhardt.
Carol Bove (1971) maakt installaties en sculpturale assemblages van uiteenlopende materialen, refererend naar verschillende tijden en culturen. Haar werk was recentelijk te zien in De Hallen Haarlem en op de Biënnale van Venetië. Eerder had zij solotentoonstellingen in Tate St Ives, Kunsthalle Zürich en Kunstverein Hamburg. Ook is haar werk tentoongesteld in onder meer Camden Arts Centre, Solomon R. Guggenheim Museum en Museum of Modern Art, New York. In 2010 werkte zij als medecurator aan de tentoonstelling over Felix Gonzalez-Torres in Fondation Beyeler, Basel. Carol Bove woont en werkt in Brooklyn, New York en doceert aan NYU Steinhardt.
Erik Wysocan