Ontmaskerd in een virtueel museum
Ontmaskerd in een virtueel museum
Oladélé Ajiboyé Bamgboyé’s The Unmasking
Tijdens zijn verblijf als artist-in-residence in Witte de de With (2001) werkte Oladélé Ajiboyé Bamgboyé aan deel drie van zijn project The Unmasking. Een zestiende-eeuws bronzen beeld van een koningshoofd uit het Afrikaanse Benin, onderdeel van de verzameling van het Liverpool Museum, dient als uitgangspunt voor een uitgebreid databestand, waarin het beeld in samenhang met moderne varianten, voorgangers, nakomelingen en bewerkingen wordt gepresenteerd.
The Unmasking stelt de internetgebruiker in staat om het koningshoofd te bewerken en en vervolgens het bewerkte beeld aan de virtuele verzameling toe te voegen. Zo wordt het onderzoek naar de gelaagde interpretatie van niet-westerse beeldcultuur verbonden met de mogelijkheden van de nieuwe media deze gelaagdheden te beinvloeden, veranderen en, in zekere zin, tot onderwerp van culturele productie te maken. Valentijn Byvanck sprak met de kunstenaar over zijn kunstenaarschap in relatie tot dit project.
‘Afrika is altijd het onderwerp van mijn werk. Ik woon in Engeland maar beschouw mijzelf niet als een intellectuele culturele balling uit Afrika. Wat me zorgen baart en fascineert is de poging om de hedendaagse Afrikaanse kunst te zien als een soort leidende component in het veld van de hedendaagse kunst. Bepaalde curatoren vinden het aantrekkelijk om mij te presenteren naast kunstenaars die in Afrika geboren zijn en er wel zijn blijven wonen, en te zeggen dat we een gemeenschappelijk traject afleggen. Dat is een manier om de ontwikkeling van Afrikaanse kunst als genre te stimuleren. Meestal worden voor die tentoonstellingen kunstenaars gekozen die al vrij bekend zijn. Zij moeten fungeren als spreekbuis van Afrikaansheid. Ze kunnen ook probleemloos deelnemen aan internationale tentoonstellingen die niets met Afrika te maken hebben. Je ontwikkelt manieren om dat spel te spelen; je maakt zelfs werk voor die markt. Hedendaagse Afrikaanse kunst staat nu erg in de belangstelling. Als je een kunstenaar bent die een connectie met Afrika heeft, dan moet je bijna wel meedoen. Het zou interessant zijn om te zien hoe die trend het discours van de Europese kunst beïnvloedt. De promotie van kunstenaars uit de Afrikaanse Diaspora verlevendigt het debat, en leidt tot competitie. Vanuit curatorenperspectief is het nuttig om na te gaan hoe zo het denken over lokale Franse, Nederlandse of Duitse kunst beïnvloed wordt. Het is interessant om een werk van Meschac Gaba op de Biënnale van Venetië eerst in het Nederlandse paviljoen te zien omdat hij in Nederland woont en daarna in de tentoonstelling van Afrikaanse kunst, omdat hij in Benin geboren is en er opgroeide. Wordt het daardoor een ander werk? Bij mij maakte mijn nominatie voor de Vincent Prize een enorm verschil. Het feit dat ik opgenomen werd in een bredere pan-Europese beweging leidde ertoe dat de Britten ineens aandacht voor mij kregen. Pas daarna ben ik opgenomen in het overzicht van levende Britse kunstenaars. Tegelijkertijd neem ik deel aan een breder discours van Afrikaanse kunst, zij het met gemengde gevoelens. Ik denk dat het goed is om Afrika zichtbaar te maken. Maar iedereen lijkt te focussen op de Diaspora, wat veilig is, en ze weten niet wat ze moeten aanvangen met ‘echte’ Afrikanen.’
‘Mensen die in de Diaspora leven, kiezen een bepaalde esthetiek. Het werk van Chris Ofili past heel goed binnen een Britse, esthetische trend. Daarom wordt hij opgenomen in veel Britse tentoonstellingen. Er zit een pop-element in zijn werk. Mijn werk is veel minder duidelijk Afrikaans, minder nostalgisch. Mensen die in de Diaspora leven, werken vaak op een dialectische manier. Hun werk richt zich op culturele verschillen. Alle kunstenaars moeten dat proces doormaken, de vraag is, wat komt er na? Je bent je altijd bewust van wie je bent en de complexe relatie met de cultuur waarin je terechtkomt. Je staat die complexe relatie toe, zodat je werk kunt maken over die kwesties. Maar daardoor wordt het bijna onmogelijk om afstand te nemen van jezelf en te zeggen: ik ben gewoon een kunstenaar en ik maak kunst. Een deel van mijn werk is in Afrika gefilmd en je kunt zien dat het materiaal Afrikaans is, maar door het werkproces en de abstractie ervan doet die Afrikaansheid er niet toe. Movement bijvoorbeeld is opgenomen in Nigeria, maar ik was daarbij meer geïnteresseerd in de vraag hoe de montage een kritiek zou kunnen vormen op de Franse Nouvelle Vague-films, dan in het functioneren van de Afrikaanse culturele achtergrond in de film.’
‘Ik ken het gevaar beschouwd te worden als een kunstenaar die alleen werk over Afrika maakt. Na een tijdje loopt de ballon leeg en wat zal er dan gebeuren? Waar zijn de nieuwe discoursen? Om die reden ben ik me ook gaan interesseren voor digitale werken. Ik ben opgeleid als ingenieur, en ben erop uit mijn technische kennis te gebruiken bij het zoeken naar nieuwe uitdrukkingsvormen. Eerst gebruikte ik daarvoor de fotografie, die me hielp te kijken naar wie ik was. Zeven, acht jaar geleden, raakte ik geïnteresseerd in computers. Dat dwong mij een volledig andere richting te kiezen. De video The Body was eigenlijk een klassiek schilderij. Anders dan de eerdere fotografische werken, waarop gemakkelijker nostalgische beelden en concepten geprojecteerd kunnen worden, stelt deze video de vraag naar de technologie. Veel mensen vinden The Body on-Afrikaans. Technologiekritiek en kritische esthetica zijn nog steeds niet erg volwassen in de hedendaagse Afrikaanse kunst, en trouwens sowieso niet in de hedendaagse kunst.’
‘Ik vind het erg belangrijk dat alles goed gefilmd en goed gemonteerd wordt. Voor The Unmasking heb ik veel tijd en energie besteed om montagetechnieken onder de knie te krijgen, en heb ik intellectuele en esthetische kwesties even links laten liggen. Ik moest leren omgaan met programmeurs die in een volledig andere wereld leven. Veel kunstenaars doen niets anders dan hun werk omzetten naar een digitaal medium. Zij hebben een erg naïeve benadering van technologie. Ik wil de techniek begrijpen op dezelfde manier waarop een schilder de basis van kleurtheorie moet begrijpen voordat hij of zij kan schilderen. Je kunt wel kleuren mengen en op je gevoelens vertrouwen, maar je moet toch het handwerk leren. Anders loop je vast, dan werk je met andermans ideeën over wat jij kunt doen. Ik probeer vanaf nul te beginnen: wat zijn echt mijn ideeën, hoe wil ik dat iemand er mee omgaat? Wil ik de controle houden, of wil ik beheerst worden door de software? Ik stel mezelf altijd de vraag of ik dit nodig heb, of het noodzakelijk is. Programmeurs willen oplossen en vereenvoudigen. Kunstenaars zijn geïnteresseerd in het tegendeel. Zij kunnen dingen problematiseren, zij willen complexiteiten scheppen, destabiliseren. Een goede programmeur zet je tegen de muur en zegt: dit is niet duidelijk. Ik denk niet dat een video of een tekening van het hoofd erg interessant is, maar op het moment dat je het abstraheert door het te scannen en bezig gaat met de verspreiding van het beeld, kunnen contexten uit verschillende gebieden en culturen samen komen, en dat interesseert mij. Het houdt verband met mijn vroegere werk, en toch is het net iets meer. Mijn werk lijkt nu meer op het regisseren van een film.’
‘Ik ben goed thuis in de kwesties van identiteitspolitiek, en het meebrengen van deze kwesties naar het digitale terrein wierp veel ethische vragen op. Ik ben er bijvoorbeeld in geïnteresseerd om het object uit Benin minder Afrikaans te maken. Mensen kijken naar Nefertiti en denken dat het Diana Ross of Michael Jackson is. Maar als je het in de computer stopt, denken ze dat niet meer. Is dat interessant? Waarom stop je het daarin? Die Afrikaanse dingen hebben vaak te maken met vakmanschap en kwaliteit. Computers zijn misschien wel het slechtste medium om daarmee om te gaan. Als je het aanpast, zodat het op een beeldscherm past, vernietig je een aantal kenmerken die het doen onderscheiden van bijvoorbeeld een Chinees object. De computer ontdoet het object van zijn context. The Unmasking beoogt die vernietigende elementen van de technologie vanuit kritisch perspectief in kaart te brengen. Het is niet de bedoeling dat The Unmasking alleen over Afrikaanse objecten gaat, ook al komt dat nu goed uit. Je werpt vragen op met betrekking tot historische verbanden. Welke verhouding heeft een Afrikaanse kunstenaar met objecten uit zijn eigen oudheid? Dat onderwerp intrigeert me, niet alleen wat geschiedenis betreft, maar omdat het gaat om een fusie tussen technologie en esthetica, die voor mij altijd verbonden zijn. Het digitale medium is zeer geschikt om een dergelijk onderzoek, in al zijn gelaagdheid, te visualiseren.’
‘Ik hou nog steeds veel van musea – God verhoede dat ze verdwijnen, waardoor zou je ze vervangen? Het Unmasking-project is niet bedoeld als digitale vervanging van het museum. Je kunt musea niet vervangen. Je loopt niet rond in een driedimensionale ruimte. Tegelijkertijd is het de vraag wat voor soort abstractie dit virtuele museum biedt. Het project staat mij toe om voorwerpen te verzamelen die deel uitmaken van gescheiden collecties. Dat werpt vragen op: met welk doel worden ze verzameld? Wie verzamelt ze? En dan zeggen mensen: het is die gast die in Nigeria geboren is. Maar dan: wat is zijn doel? Wat mij bovenal interesseert in The Unmasking is het probleem van toegankelijkheid. Ooit vroeg iemand me op een conferentie of ik van plan was om het grootste deel van mijn continent uit te sluiten van mijn werk, omdat als je het op het Web zet, ze het niet kunnen zien. Eerst zei ik dat het me niet kon schelen. Later begreep ik dat het een erg goede vraag was. Het leek wel alsof ik mijn opleiding als ingenieur genegeerd had, net als mijn ervaring met betrekking tot relaties met mensen en instituties. Techniek kan soms als een blokkade werken. Ik vind het belangrijk dat de gebruiker toegang heeft tot alle collecties, zodat hij zelf een nieuwe collectie kan samenstellen. Het Benin hoofd heeft een aantal karakteristieken die je kunt abstraheren en hergebruiken in een nieuw medium. Als we dat doen, devalueren we dan de betekenis van dat object in het archief en als dat het geval is, wat is daar dan mis mee? Een andere vraag is wat het toevoegt aan de beeldcultuur en de debatten over culturele vermenging. En hoe belangrijk is de tentoonstellingsinstallatie nog als vehikel voor mensen om grip te krijgen op het idee van culturele verschillen.’
‘The Unmasking gaat over hoe we de nieuwe vormen van toegang kritisch kunnen gebruiken, zonder te vergeten wat we al hebben, omdat de vormen van toegang een soort relevantie voor het moderne leven moeten hebben. Het Liverpool Museum bezit het voorwerp al, maar wij moeten kijken naar de betekenis ervan. Zo kunnen we de ruimte van het museum uitbreiden. Dat is wat een virtueel museum kan doen. Het kan mensen carte blanche geven om voorwerpen te manipuleren, nieuwe dingen te uploaden en binnen de gegeven beperkingen de verschijningsvorm van voorwerpen te veranderen en zo de visie van de curator uit te dagen. Tegelijkertijd kun je kijken naar de productie van nieuwe beeldhouwwerken van hoofden uit Benin, toeristenkunst, klonen uit hetzelfde gebied, die er vrijwel hetzelfde uitzien. Een hele cultuur is erbij betrokken, het is progressief, het incorporeert nieuwe materialen en nieuwe technieken. Dat zie ik wanneer ik naar Afrika ga. Veel mensen zeggen dat die beeldhouwwerken verwesterd zijn, maar daar gaat het niet om. Mensen kijken over de grenzen en gebruiken bepaalde elementen. Bij klassieke beeldhouwkunst zie je hoe materialen abstraheren. The Unmasking legt die elementen visueel bloot door zich te richten op een centraal, goed beschermd voorwerp met een hoge status. Toen ik het project voor aan de staf van het Liverpool Msueum voorlegde, zeiden ze: “Dat hebben we altijd willen doen, maar jij als kunstenaar kan het uitvoeren, alleen kunstenaars is het toegestaan om zoiets te doen.”’
Dank aan Herman Verhagen voor de transcriptie.
Writings on Technology and Culture,
Rotterdam, Witte de With, 2000.
The Unmaskinghttp://www.oladeleb.plus.com,
http://www.unmasking.org
http://www.unmasking.net
Valentijn Byvanck