Op culturele safari in Tunis – De dictatuur leeft voort in de hoofden
Na de revolutie van 14 januari 2011 – en het afzetten van de president Zine El Abidine Ben Ali – verkeert Tunesië voortdurend in transitie. Een aanhoudende omwenteling, een state of exception, die ook vandaag veel aandacht vraagt. Een groep van tien culturele organisatoren trok door de hoofdstad en ontmoette er tal van andere cultuurwerkers, gezagsdragers, organisaties en kunstenaars.
Op 24 december 2014, daags na de verkiezingsoverwinning van de gematigde partij Nidaa Tounes (vaak vertaald als ‘de roep van Tunesië’) en zijn leider Mohamed Béji Caïd Essebsi, kopt eurotopics.net dat Tunesië een model voor de Arabische wereld werd. Essebsi heeft echter nog een lange weg te gaan. Hoewel de meerderheid van het volk zijn kant heeft gekozen, kent het straatbeeld geen dominante moraal: posities en meningen zijn versplinterd en lopen ontzettend uiteen. Zo zouden de verliezers van de islamitische partij Ennahda (‘wedergeboorte’) zich het slachtoffer voelen van een ingezette tegenrevolutie.
Een paar jaar, sinds de Jasmijnrevolutie, kunnen Tunesiërs vrijuit hun mening uiten, iets wat onder het autoritaire regime tussen 1987 en 2011 van Ben Ali, de tweede president in de geschiedenis van Tunesië, onmogelijk was. De tientallen kunstenaars en cultuurorganisators die we op onze rondreis eind december ontmoetten herinneren zich helder die ‘verstikkende doch ook interessante’ periode. Het regime van Ben Ali was erg seculair: het dragen van een hoofddoek in het openbaar was bijvoorbeeld verboden. Na de revolutie zochten de Tunesiërs naar een nieuwe positionering. Dat leidde tot een fractuur in het sociale weefsel: aan de ene zijde was er een hang naar verwesterlijking, aan de andere – niet noodzakelijk tegengestelde zijde – wilden veel inwoners zich meer uitgesproken als moslim manifesteren. Sindsdien stak ook het salafisme de kop op, een ‘uitspatting’ waarover massamedia graag eendimensionaal rapporteren, maar die in werkelijkheid erg heterogeen en geschakeerd is en via een complex en ingenieus opgetrokken netwerk opereert.
Aanhangers stelden zich hoe dan ook de laatste jaren bijzonder agressief op tegenover kunstenaars en allerhande artistieke evenementen in de hoofdstad. Zo werd een tentoonstelling van actuele kunst met schilderijen met een feministische, anti-salafistische inslag bestormd, vernield en afgesloten (er was bijvoorbeeld een lichtvoetig-kritische spotprent van een salafist te zien met vampiertanden en bij wie rook uit de oren kwam). In een theater werd tevens brandgesticht. Met afschuw horen we ook het verhaal van een fotograaf die in elkaar getimmerd werd omdat hij voor een kunstproject foto’s van de oude moskee in de medina, het oude stadscentrum van Tunis, nam. Een choreograaf/videokunstenaar getuigt dan weer over een aanval tijdens haar performance in de openbare ruimte. Hoewel aanwezig als getuige, beschuldigde de politie de kunstenaar zelf. Ze zou een choquerende houding hebben aangenomen.
Zachtjes aan
Erger dan de terreur van de salafisten is de ‘interne’ censuur: burgers die elkaar controleren of zichzelf, uit angst voor mogelijke represailles. Een strijdlustige theaterdirecteur op leeftijd oreert met passie: ‘La dictature est encore là, dans la tête des citoyens.’ In Tunesië is onderlinge burgercontrole nog steeds dagelijkse kost. Hoewel aangifte bij de politie niet meer zo vaak voorkomt, en de geheime dienst officieel niet meer bestaat (tenminste niet voor dit soort zaken), heeft het geroddel een zeer kwetsende en remmende werking op het gedrag van de burgers. Er komt maar langzaam verandering in. Geamuseerd horen we het verhaal aan van een choreograaf/danser die herhaaldelijk door de buren aangemaand wordt niet langer in zijn woonkamer te oefenen – dit zou onkuis zijn. Zoals veel kunstenaars heeft de man lak aan hun mening. Hij danst door, maar nu voor het raam van zijn kamer, met de gordijnen open.
Onderhuids verzet blijkt een populaire strategie. Toch doen programmeurs van de grote festivals en theaters alsook de media het wel heel zachtjes aan met inhoudelijke standpunten: de mogelijkheid bestaat om door de overheid geblacklist te worden. Wie ‘gepakt’ wordt op een ‘foutieve’ creatie of programmering moet zich openlijk excuseren en afstand doen van zijn beroep. Een voorbeeld? In mei 2012 zond Nessma TV Marjane Satrapi’s animatiefilm Persepolis (2007) uit waarop het station veroordeeld werd wegens blasfemie en het verstoren van de publieke orde. Hoewel de toenmalige president van Tunesië Moncef Marzouki zijn spijt betuigde over de veroordeling, werd het televisiestation een fikse geldboete opgelegd. De directeur nam ontslag.
Bij veel kunstenaars vallen de ‘gematigde’ organisatoren en festivals in slechte aarde: dit soort evenementen wordt afgedaan als braaf en oninteressant, als laf en contraproductief voor het maatschappelijk welzijn. Bovendien lopen de ticketprijzen van dit soort festivals tot twee maal hoger op dan het maandloon van een arbeider, artisanale werker of een landbouwer. De artistieke scene van Tunis kijkt neer op dit culturele ‘middenveld’. Het symbool hiervan vormt het hagelnieuwe cultureel complex, neergepoot aan de rand van de stad. Met onder meer een theaterzaal die plaats biedt aan meer dan vijfduizend personen, staat het architecturaal futuristisch aandoend bouwwerk te verpauperen. Dit is duidelijk niet wat Tunis nodig heeft.
Verzoening
Hoewel enkele, meer radicale kunstenaars bewust met hun werk willen choqueren, leeft in de scene de diep gewortelde overtuiging dat kunst een motor van de democratie vormt. ‘Cultuur bestaat zodat mensen democratie, anarchie en vrijheid niet zouden verwarren,’ fluistert een oudere acteur, me diep in de ogen kijkend. ‘Om de bevolking te wijzen op de toestand van het milieu en de gevaren van extremistisch denken.’
Er bestaan tal van boeiende projecten die het artistieke met het maatschappelijke veld direct verzoenen. Onze gastheer in Tunis, het kunstenaarscollectief L’Art Rue, werkt sinds 2006 aan kunstprojecten die in relatie staan tot de plek van vertoning. Initieel draaide de organisatie vooral op de inspanningen van het kunstenaars- en performanceduo Selma en Sofiane Ouissi, overigens een broer en zus die projecten ontwikkelden in onder meer Sharjah Art Foundation, Tate Modern en het New Museum (New York) en momenteel een project voorbereiden voor het Palais de Tokyo in Parijs. Vandaag telt L’Art Rue vijf personeelsleden en is het een van de belangrijkste instellingen voor hedendaagse creatie in de stad. Niet zo gek lang geleden, in november 2007, kende L’Art Rue een publieke doorbraak: in de steegjes en pleintjes van de medina vond de eerste editie van het interdisciplinaire kunstenfestival Dream City plaats. Aan dit tweejaarlijkse festival namen vooraanstaande Afrikaanse kunstenaars uit zowat alle disciplines deel, onder wie Basim Magdy uit Egypte, de Palestijnse Raeda Saadeh, en de Tunesiërs Moufida Fedhila, Fakhri el Ghezal en Souad Ben Slimane. Hoewel zowat de helft van de aan Dream City deelnemende kunstenaars intussen met de dood bedreigd is – meestal via sms en e-mail, van eentje circuleert een montagefilmpje waarin ze onthoofd wordt – wil niemand met het maken stoppen. De kunstenaars zijn meer bang voor onverschilligheid dan voor tegenstand.
L’Art Rue werkt ook met zogeheten laboratoires, workshops in de publieke ruimte waarin internationale experts en kunstenaars samenwerken met lokale bevolkingsgroepen. Zo lanceerde de organisatie in 2010 in de landelijke regio Sejnane, ten noordwesten van Tunis, het project Laaroussa. Daarbij werkt een collectief van een tiental artiesten, onder wie Tobi Ayédadjou, Abdellatif Snoussi, Saloua Ben Salah en Sonia Kallel, nauw samen met een zestigtal vrouwelijke pottenbakkers. Dankzij de hulp van de hedendaagse kunstenaars vindt het vakwerk van de vrouwen zijn weg naar winkels en galeries in de steden, waar het verkocht wordt voor een eerlijke prijs.
Een ander voorbeeld van een sociaal en artistiek boeiend project zien we bij Mass’Art, een piepkleine organisatie in een buitenwijk van Tunis die, grotendeels op basis van vrijwilligers (de organisatie telt slechts twee betaalde werknemers), een rist van activiteiten programmeert voor en door de buurtbewoners. Officieus opgericht in 2007 en officieel in 2010, vormde de plek tijdens de revolutie een schuiloord voor jongeren en andersdenkenden en groeide ze uit tot een buurtcentrum. Vandaag werkt Mass’Art letterlijk aan de toekomst door op kleine schaal met kinderen bescheiden artistieke experimenten uit te voeren. Kleuters, schoolkinderen en tieners leren in het centrum bijvoorbeeld een filmpje maken, een scenario schrijven of acteren: er worden zaadjes gepland voor een creatieve toekomst.
Deze ‘culturele safari’ door Tunis vond plaats van 10 t/m 13 december 2014, organisatie IETM – International Network for Contemporary Performing Arts (www.ietm.org). Met dank aan alle gesproken kunstenaars en organisatoren. Bijzondere dank aan Sofiane Ouisi, Béatrice Dunoyer, Moufida Fedhila, Bahri Ben Yahmed, Zeineb Farhat, Hélé Beji, Sana Tamzini, Souad Ben Slimane, Nourredine El Atti, Michel Quéré en Nan van Houte.
Voor een overzicht met tal van links naar instellingen, galeries en kunstenaars in Tunis en Tunesië surft u naar www.tunisiartgalleries.com.
Selectie bezochte instellingen:
L’association L’art Rue
www.lartrue.com – www.facebook.com/associationlartrue
Mass’Art
www.facebook.com/EspaceMassART
Espace l’Artisto
www.facebook.com/espace.artisto
Espace El Teatro
www.elteatro.net
Lab’z Orchestra
www.facebook.com/labzorchestra
Etoile du Nord
www.etoiledunord-tunis.com
Espace l’Agora
www.facebook.com/espacelagora
Overige interessante initiatieven en instituten
Al Mawred Al Thaqafy – Culture Resource
AFAC – Arab Fund for Arts and Culture
www.arabculturefund.org
B’Chira Art Center
www.bchirartcenter.com
Laaroussa
www.laaroussa.org