Op weg naar een museum dat luistert – Rolando Vázquez over Decolonial Summer School Middelburg
De fine fleur van het internationale dekoloniseringsdebat begeeft zich deze zomer naar Middelburg voor de jaarlijkse summerschool van University College Roosevelt. Onder leiding van Rolando Vázquez is het al jaren een magneet die studenten van verre naar Zeeland lokt. Dankzij de opgeleefde interesse in het onderwerp groeit ook de belangstelling vanuit Nederland.
Je organiseert sinds 2010 samen met Walter Mignolo jaarlijks de Decolonial Summer School Middelburg. Waarom hebben jullie de school opgezet?
‘Tien jaar geleden kwam ik naar Middelburg om les te geven aan de University College Roosevelt. Net nieuw daar vroeg ik mijn collega’s of zij de studenten ook onderwezen over het slavernijverleden van Middelburg, jarenlang de tweede belangrijkste stad van Nederland wat betreft slavenhandel. Niemand hield zich daarmee bezig. Aangezien ik vind dat een universiteit die zich in Middelburg bevindt dat onderwerp moet aansnijden, begon ik een vak over slavernij in relatie tot Middelburg. Tijdens een ontmoeting in het Mexicaanse Chiapas vertelde ik Walter Mignolo over mijn plannen om een summerschool over dekolonialisme op te zetten, waarop hij zei dat hij daaraan mee zou willen werken en zo zijn we begonnen.’
In jouw visie zijn kolonialiteit en moderniteit nauw met elkaar verbonden. Kun je dat uitleggen?
‘Volgens ons is het een vergissing om moderniteit te bestuderen als enkel een Europees project dat is gestoeld op ontwikkeling en verlossing. Je kunt de ontwikkeling van de westerse samenleving niet los zien van de plantages en kolonies. De thee en koffie die we dagelijks drinken, de chocolade die we eten en de textiel die we dragen, zijn allemaal verbonden aan de wereldwijde ongelijkheid die kolonisering heeft veroorzaakt. De moderne wereld is gebouwd op de ontkenning van de ander. In de uit Latijns-Amerika afkomstige visie begint de moderniteit in 1492 met de start van de Europese kolonisering. Zonder de gebeurtenissen die in 1492 hebben plaatsgevonden zou Europa er vandaag de dag heel anders uitzien. Dekolonisering betekent het ongedaan maken van de ander die voortkomt uit moderniteit en kolonialiteit door de norm in vraag te stellen. In de kunst is het bijvoorbeeld van belang om de normatieve esthetiek aan de kaak te stellen. Dat wat niet past in het moderne kader wordt als passé beschouwd, als achteruitgang of achtergebleven. Wij stellen dat ter discussie.’
Hoe onderscheidt dekolonialiteit zich van postkolonialiteit?
‘Er zijn uiteraard meerdere interpretaties, maar één van de duidelijkste is Walter Mignolo’s idee van de-linking. Sommige postkoloniale auteurs zien het postkoloniale proces als een manier om moderniteit te herclaimen voor niet-Europeanen, om te stellen dat moderniteit niet exclusief Europees is. Postkoloniaal denken is dus in zekere zin een strategie om de moderne samenleving te ontdoen van eurocentriciteit. Voor ons dekoloniale denkers betekent de-linking dat wij het moderne idee van beschaving niet accepteren. Als modern zijn koloniaal zijn betekent, willen wij niet modern zijn. Als mens zijn de verwoesting van de aarde inhoudt, willen wij niet mens zijn. Het is dus niet zozeer een positie van achteruitgang, maar eerder een positie van radicale autonomie.’
De titel van het curriculum van de Decolonial Summer School van 2018 is “What Does it Mean to ´Decolonize´? Democracy and the Others of Europe. Wie zijn deze anderen in Europa?
‘Aangezien we ons in Middelburg bevinden, houden we ons bezig met de vraag wat het betekent om Europa, en niet alleen de global south, te dekoloniseren. Het dekoloniseren van Europa betekent het openen van Europa, van de Europese canon, de westerse epistemologie en esthetiek voor de ander. De anderen weten veel over de geschiedenis van Europa; ze zijn allemaal beïnvloed door de Europese geschiedenis, iets wat Europa blijft ontkennen. Kunnen we een dekoloniale manier van leren creëren die het Europa mogelijk maakt over zichzelf te leren door naar anderen te luisteren? In mijn onderzoek zie ik luisteren als een vorm van kritiek. Ik denk dat de Europese educatie opgesloten zit in een monoloog. Europa praat over anderen en over zichzelf, maar leert maar heel zelden over zichzelf door de ogen van de ander. Elke psycholoog zou zeggen dat wanneer je jezelf enkel kent via jezelf, je bijzonder weinig over jezelf weet.’
Hoe komt het dat je met al deze belangrijke stemmen in Middelburg zit?
‘Er is altijd een groot element van zwaartekracht aanwezig in het leven. Ik heb er niet bewust voor gekozen om in Middelburg te werken. Het was puur toeval: ik kreeg de baan aangeboden. Vervolgens bleek Middelburg zo’n belangrijke plek te zijn om na te denken over kolonisering vanwege de sleutelrol die de stad speelde in de geschiedenis van het Nederlandse imperialisme. De summerschool wordt altijd rond 1 juli [Ketikoti, de nationale viering van de afschaffing van slavernij, ZD] georganiseerd. Docenten als Jean Casimir en Walter Mignolo geven dan een publieke lezing. We nemen de studenten ook altijd mee naar het Zeeuws Archief, dat het complete archief van de Middelburgsche Commercie Compagnie in beheer heeft. We laten hen de logboeken van slavenhandelaars zien, die duidelijk maken hoe mensen werden veranderd in handelsgoederen. Er worden geen namen genoemd van de mensen die zijn gekidnapt, enkel hun geslacht werd geregistreerd en voor hoeveel ze werden verkocht in Amerika. Je zou dit het Auschwitzarchief van de koloniale tijd kunnen noemen.’
Wat vind je van de huidige ontwikkelingen in het Nederlandse dekoloniseringsdebat?
‘Ik zie twee belangrijke, gelijktijdige bewegingen: de dekolonisering van de universiteit en de dekolonisering van het museum. Dat zijn twee cruciale kennisinstituten in de westerse maatschappij. Een belangrijk onderdeel van dekolonisering is de transformatie van de politiek van kennis. Het is niet enkel een manier om staten onafhankelijk te verklaren na de kolonisatie, zoals in het postkoloniale denken, maar ook een proces dat de manier waarop we denken en leren verandert. Wat wordt gezien als waardevol en wat niet? Essentieel hierbij is dat we erkennen dat kennissystemen onderdeel zijn van de reproductie van koloniaal geweld. De universiteit is de plek die bepaalt wat wordt geleerd. Het museum bepaalt wat zichtbaar wordt gemaakt en wat als waardevol wordt erkend. Kunnen we een museum nastreven dat kan luisteren en niet enkel de macht van representatie vasthoudt? Het demoderniseringsproject van Charles Esche in het Van Abbemuseum in Eindhoven is in dat opzicht erg welkom, omdat het begint met, zoals ik dat in mijn werk noem, “the humbling of modernity”. Dekoloniaal denken wil moderniteit niet overboord gooien, maar nederig stemmen. Ik denk nu ook aan de tentoonstelling EUROPALIA INDONESIA in het Brusselse BOZAR waarin, voor zover ik weet, voor het eerst het dekoloniale kader wordt gebruikt om te kijken naar hedendaagse kunst. Het stemt mij hoopvol; we bewegen vooruit.’
Je noemt jezelf geen museumexpert, maar toch ben je een veelgevraagd spreker in de kunstwereld. Waarom denk je dat jouw stem op dit moment zo relevant is?
‘Dat is een moeilijke vraag. Ik denk dat de huidige relevantie van dekoloniaal denken meer te maken heeft met een gedeelde geschiedenis. Mensen, voornamelijk studenten, kunstenaars en curatoren zijn zich aan het realiseren dat we allemaal onderdeel zijn van die gedeelde geschiedenis en dat we vragen over onze tijd moeten gaan beantwoorden. Het slavernijverleden is niet relatief. Dekoloniaal denken heeft een duidelijke grond waardoor het niet enkel opereert in discours. Het functioneert als gereedschap, net zoals black feminism en andere bewegingen waar wij dichtbij staan. Voor mijn lessen heb ik een pedagogische strategie ontwikkeld waarbij studenten zich bewust worden van hun eigen positie in de wereld. Dat is heel lastig, zeker in de global north, omdat mensen gewend zijn hun positie als veilig te beschouwen; ze zijn goede mensen, hebben niets slechts gedaan, waren geen eigenaar van een plantage. Ze plaatsen zich in dat opzicht nergens, maar zodra je door de koloniale kritiek heengaat, ben je ergens, ben je ergens onderdeel van. Dat maakt die veronderstelde positie van puurheid, zoals Maria Lugones beargumenteert, onmogelijk. Eén van de meest serieuze problemen van onze tijd is de vraag of we een ethisch leven kunnen leiden in een systeem waarin ons succes en plezier verbonden zijn aan het lijden en de destructie van anderen en de aarde.’
Zijn er ook onderwerpen die missen in het huidige debat?
‘De connectie tussen dekoloniaal denken en de aarde is iets waar nog veel aan moet worden gewerkt. Het Westen heeft, door vast te houden aan een monopolie op de wetenschap, andere vormen van filosofie, zoals mysticisme of spiritualiteit die in feite ook filosofieën zijn en niet enkel spreken over goden, maar ook heel concreet over hoe we ons verhouden tot anderen en de wereld, uitgewist. Misschien zijn mensen er hier en daar al mee aan de slag gegaan, maar op de meeste universiteiten en musea moet dat onderwerp nog vorm krijgen. De curricula in universiteiten en de inhoud van musea zijn nog altijd monocultureel, zelfs als het wereldse instituten zijn. Belangrijk is dat mensen zich door het musea en de universiteit bewust worden van hun eigen positie.’
What does it Mean to Decolonize’? Democracy and the Others of Europe, Decolonial Summer School Middelburg, Rooseveldt College ism Center for Global Studies and the Humanities of Duke University en Vleeshal Middelburg
19.06.2018 t/m 05.07.2018
Zoë Dankert
schrijft