Op zoek naar het complexe verhaal – Het transnationale onderzoek van On-Trade-Off
Lithium is een van de meest gewilde grondstoffen in de ‘groene revolutie’ van het moment. Er is een ware run op de winning ervan, die de plaatsen waar het te vinden is maakt tot speelbal in een complexe, door geopolitiek gestuurde economie van elkaar bestrijdende bedrijven. Het collectief On-Trade-Off doet studie naar deze en andere mijnbouw in de Democratische Republiek Congo en maakt er kritisch werk over, zoals dit voorjaar te zien is bij Framer Framed.
On-Trade-Off is een transnationaal artist-run onderzoekscollectief, dat in 2018 geïnitieerd werd door de kunstcentra Picha uit de Democratische Republiek Congo (DRC) en Enough Room for Space uit België. Het collectief bestaat uit kunstenaars die gemeenschappelijk onderzoek doen naar de omstandigheden rond de winning van lithium in de DRC en werd opgericht na de ontdekking van een grote voorraad ervan in Manono, een plaats in de provincie Tanganyika. De vraag naar lithium is de afgelopen jaren steeds meer toegenomen omdat het een essentiële grondstof is in de – door het collectief bekritiseerde – ‘groene’ energierevolutie. Dit uitgangspunt roept een breed scala aan onderwerpen op die binnen de afzonderlijke praktijken verdiept worden, zoals de bewerking van grondstoffen; de exploitatie van mijnwerkers; elektrische auto’s; financiële speculatie en de geschiedenis van elektriciteit. De kunstenaars van On-Trade-Off tonen hun werk in verschillende samenstellingen en contexten. Tot op heden maakten de leden van het collectief in wisselende samenstellingen vijf onderzoeksreizen naar Manono, waarvan ze het resulterende materiaal delen in een collectieve onderzoeksbank, het (Re)Source Collectif.
Ik ga in gesprek met enkele leden: Alexis Destoop, Femke Herregraven, Jean Katambayi Mukendi en Maarten Vanden Eynde, om inzicht te krijgen in hoe zij speculatie en collectief werk gebruiken om een onderwerp te onderzoeken dat met alle grote kwesties in de samenleving in verbinding lijkt te staan.
Hoe heeft On-Trade-Off zijn vorm en naam gekregen?
‘Veel van de betrokken kunstenaars waren al bekend met elkaars individuele werk. Ik denk dat er een punt was waarop we ons realiseerden dat de vragen die we onderzochten te groot en overweldigend waren voor één artistieke praktijk, dat we samen moesten werken. Aangezien we onderzoek doen naar transnationale fenomenen, was het logisch om een transnationaal collectief op te richten.’
‘We speelden met het idee van een trade-off, waarbij je een grondstof inruilt voor een andere om aan de eisen van de energierevolutie te voldoen. Gratis energie bestaat niet, er hangt altijd een prijskaartje aan. De afkorting van On-Trade-Off, OTO, had de polariteit van de twee O’s en de klank van ‘auto’. En omdat we veel naar Tesla verwijzen, kwam alles ineens samen.’
‘De etymologie van “auto” verwijst ook naar zichzelf als in autobiografie. Binnen OTO spreken we veel over de lokale bevolking in de DRC, en zelfredzaamheid in relatie tot de economische en sociale omstandigheden bij de winning van grondstoffen.’
Poëtisch woordenspel wordt in jullie onderzoek afgewisseld met feiten. Jullie citeren regelmatig Octavia Butler, de koningin van de speculatieve fictie: ‘There’s nothing new under the sun, but there are new suns.’ Is speculatie een belangrijke strategie in jullie gedeelde praktijk?
‘Speculatie is niet alleen een artistieke strategie, maar speelt ook een belangrijke rol in de mijnbouw. Toen de lithiumvoorraad in Manono ontdekt werd, wisten de mijnbouwbedrijven nog niet hoeveel er in de steen zou zitten. Het speculeren over toekomstscenario’s is in dit soort situaties een marktstrategie, een instrument en een wapen dat gebruikt wordt door grote bedrijven. Speculatie in financiële en imaginaire zin lopen in onze projecten steeds door elkaar.’
‘In mijn werk voor OTO bekijk ik hoe de modellering door deze grote bedrijven creëert wat zij “digitale tweelingen” noemen: digitale simulaties van mijnen. Deze computermodellen kunnen voorspellingen maken van toekomstige winst, nog voordat de werkelijke mineralen circuleren. Het is interessant dat artistieke projecten rond het thema ontginning vaak een historisch perspectief hebben, terugblikkend op wat er in het verleden met landschappen gebeurd is. In dit geval is er momentum, de speculatie over dit gebied ontvouwt zich in real-time. Het kenmerkt het onderzoek en de projecten van OTO, die niet alleen gaan om terugkijken, maar ook om het reageren op plannen voor de toekomst en wat er nu gebeurt.’
‘Ik denk dat het belangrijk is om op te merken dat de mensen, die het lithiumreservoir in Manono “ontdekten”, dat deden op basis van geologische archieven van een oude tinmijn. Het is niet de ontdekking van een nieuwe site, maar de herontdekking van een reeds ontgonnen site. Manono was tot de jaren tachtig een mijnstadje, waarna het aan zijn lot werd overgelaten en geïsoleerd raakte van bestaande handelsroutes. Nu er lithium is gevonden, dient de vraag zich aan hoe het te delven, maar ook hoe het te transporteren. Deze kwestie staat weer in verband met veel grotere ontwikkelingen, zoals het nieuwe Belt & Road Initiative, erkend als een programma dat China’s wereldwijde invloed en macht wil doen gelden. Plotseling ontvouwt het onderzoek zich tot een enorme schaal, allemaal op die ene plek die al een zeer complexe geschiedenis had. Het gaat dus beide kanten op, naar het verleden en naar de toekomst.’
Ik zag een fascinerende foto van jullie eerste onderzoeksreis naar Manono in 2019, van enorme verlaten machineonderdelen die door bomen overwoekerd waren. De foto toont het cyclische karakter van de exploitatie rond mijnbouw maar spreekt ook tot de verbeelding, alsof de bomen de industrie hebben overgenomen.
‘Tijdens onze eerste onderzoeksreis hebben Jean en ik veel gesproken over het concept van de après-mine, de gebeurtenissen die plaatsvinden na de mijnbouw. Je weet dat zodra een mijnbouwbedrijf vertrekt, er geen werkgelegenheid meer zal zijn, er geen inkomsten meer zullen zijn, dus er in wezen niets meer zal overblijven. Wij proberen ons nu al voor te stellen wat er daarna zal gebeuren, na die speculatieve toekomst.’
‘Het is essentieel dat de overheid vooruit gaat plannen, en ik denk dat de universiteit daar een grote rol in kan spelen. Europa heeft het momenteel al over 2050, maar in Afrika en in de DRC lijkt het soms alsof we van dag tot dag leven.’
‘Tijdens die eerste onderzoeksreis gingen we op bezoek bij de Luba-chef, die traditioneel gezien de eigenaar is van het land waarop het mijnbouwbedrijf AVZ een concessie heeft. Hij kon ons niet vertellen hoe ver die concessie reikt. Niemand wist zelfs wat lithium was. De hele ingang van ons hotel was bedekt met kleine stukjes steen. Het bleek spodumeen te zijn, de steensoort waarin lithium zit opgeslagen. Mensen gebruikten het als blokken steen om de tuin mee af te bakenen, niet wetende wat er in de steen zat, ondanks dat ze allemaal een telefoon met een lithiumbatterij bezitten. Niemand ter plaatse leek te weten waarvoor lithium gebruikt werd, wat voor bedrijven er kwamen, wat ze gingen doen.’
Om heel eerlijk te zijn zou ik lithium ook niet herkennen als ik het zou zien. Als gebruiker van infrastructuren heb je vaak alleen toegang tot een interface of een eindproduct, en weinig tot geen toegang tot de materialiteit of de distributie ervan. Ik denk aan computerservers, bijvoorbeeld, die in centra op het platteland ergens alle stroom staan te gebruiken.
‘Als transnationaal collectief maken wij heel veel gebruik van platforms als Zoom. Dit roept vragen op over ethiek en wie er toegang heeft tot bepaalde technologische infrastructuren. We hebben bijvoorbeeld een website ontwikkeld om ons onderzoek te delen, maar het vraagstuk van toegankelijkheid kwam daarbij snel naar voren. Als je gebruikers in de DRC wilt bereiken, heeft het geen zin om een mooie website te ontwikkelen waar alleen gebruikers in Europa met hun glasvezelverbindingen toegang toe hebben. Het ontwerp voor de website is er nu op gericht dat hij toegankelijk is op een mobiele telefoon in de DRC, waar de gebruiker wellicht weinig toegang heeft tot internet en elektriciteit. De achtergrond van de website is zwart, omdat dat op een telefoon veel minder energie verbruikt. De afbeeldingen hebben hele kleine ASCII placeholders van zeer kleine bestandsgrootte, en worden pas geladen als je erop klikt.’
De scheiding tussen interface en infrastructuur is ook iets dat vaak terugkomt in de kunst, waarin onderwerpen kritisch behandeld worden, terwijl de infrastructuren, de manieren van werken binnen de kunst moeilijk te beïnvloeden blijken. Hoe werken jullie hiermee in de praktijk?
‘We spreken vaak over hoe OTO zelf niet alleen een front-end, maar ook een back-end project werd. Door de samenwerking tussen Picha en Enough Room for Space ontstond een nieuwe infrastructuur waardoor mensen maar ook fondsen en objecten op verschillende manieren kunnen rondreizen. Visumaanvragen maken evenzeer deel uit van OTO als het maken van sculpturen. We maken soms de lugubere grap dat mineralen vrij van het zuidelijk halfrond naar het noordelijk halfrond kunnen stromen, maar onze projectleden niet.’
‘We streven ernaar middelen op een andere manier te distribueren, zonder bestaande, hiërarchische modellen te repliceren van waar een grondstof vandaan komt en naartoe gaat.’
‘Dit raakt ook aan ons (Re)Source Collectif, een gedeelde database met fysiek, onderzoeks-, en archiefmateriaal en foto-, video- en audiodocumentatie. Dit leidt ertoe dat als je de oorsprong van bepaalde dingen uit onze projecten zou herleiden, of het nu een beeld of een geluid, plantenzaad of een steen is, je zou zien dat alles wordt verzameld en herverdeeld tussen onze verschillende praktijken. Dit systeem werkt voor ons, maar het is moeilijk uit te leggen of te vertalen naar een model dat andere beoefenaars kunnen gebruiken. Het is juist gebaseerd op specifieke variaties in behoefte in de leden van OTO. Een van de kernelementen van ons collectief is de enorme diversiteit aan achtergronden, benaderingen en manieren van werken. We werken allemaal anders, dat heb je ook nodig om zo’n complex verhaal te vertellen.’
‘Inderdaad, als Pélagie Gbaguidi hier was geweest, zou dit gesprek veel meer over het lichaam en de geest gaan, bijvoorbeeld. We hebben allemaal onze blinde vlekken en aandachtspunten.’
Bijzonder aan OTO is dat het over zo’n grote afstand werkt. Ik kan me voorstellen dat een kunstenaar in België onder hele andere omstandigheden werkt dan een kunstenaar in de DRC. Hoe ervaren jullie dat?
‘De ongelijkheid binnen onze groep als gevolg van de verschillende geografische situaties waarin we leven en werken is iets waar we constant mee bezig zijn. We hebben niet dezelfde middelen. Jean en ik werken bijvoorbeeld allebei met speculatie, maar terwijl ik in de taal van software werk, maakt Jean uitgebreide machines van tekeningen, koper en karton. Dit verschil heeft, naast een esthetische en culturele, ook een materiële sociaal-economische achtergrond.’
‘Ik ben opgegroeid in Katanga, onder het lawaai en de rook van een mijnfabriek. Mijn ouders werkten allebei bij het voormalig Belgische staatsbedrijf Gécamines, in een fabriek die grondstoffen verwerkte. We leefden onder het paternalisme van dat grote bedrijf, en wij hebben ervaren hoe het was toen dat bedrijf vertrok. OTO biedt een platform waarop ik mijn standpunt als iemand die is opgegroeid in de context van de mijnbouw kan verwoorden. Het is voor mij soms vreemd om onderzoek te doen naar elektriciteit, terwijl ik in mijn woonplaats Lubumbashi onregelmatig toegang heb tot elektriciteit of water. De regering stuurt de elektriciteit naar de mijnbouw, omdat het om internationale handel gaat, terwijl ik geen toegang heb tot voldoende elektriciteit om mijn internationale praktijk van energie te voorzien.
Binnen OTO werk ik onder andere aan de “concentrator”, gemaakt op basis van een van de grootste en belangrijkste machines in de fabriek. Mijn moeder was typiste en ze bracht soms karton mee van kantoor, waar we kasten en matrassen van maakten. Ik maakte mijn eigen concentrator van karton en koper, waarin ik complexe algoritmische wiskunde combineerde met low-tech. Iemand zei ooit dat het een machine voor niets is. Dat zou zou je kunnen interpreteren als dat hij niet werkt zoals andere machines werken, of het zou kunnen verwijzen naar de goedkope, low-techmaterialen waarvan hij gemaakt was.’
De concentrator lijkt te werken als discursieve, speculatieve machine, zoals veel andere praktijken van OTO. Ze helpen de verbeelding, wellicht als het artistieke alternatief voor die digitale tweelingen waar Femke het eerder over had.
‘De narratieven die we binnen OTO ontwikkelen dienen om een oog op de bal te houden, om ons een alternatieve toekomst voor te stellen. Soms staat het visualiseren daarbij centraal, omdat de processen waarover we praten onzichtbaar of verduisterd zijn. Zonnepanelen en windenergie worden bijvoorbeeld voorgesteld als alternatieven en duurzame groene energie, terwijl ze worden gesponsord door fossiele brandstofbedrijven die ze beschouwen als een afzetmarkt voor fossiele brandstoffen. Mensen moeten keuzes kunnen maken, en daarvoor alle informatie tot hun beschikking hebben. Dat kan alleen als je verschillende perspectieven tegelijkertijd inneemt.’
On-Trade-Off: Charging Myths
23.2 t/m 4.6.2023
Framer Framed, Amsterdam.
In de huidige samenstelling bestaat On-Trade-Off uit: Alexis Destoop, Marjolijn Dijkman, Gulda El Magambo, Pélagie Gbaguidi, Femke Herregraven, Jean Katambayi Mukendi, Dorine Mokha (†2021), Musasa, Alain Nsenga, Georges Senga, Pamela Tulizo, Maarten Vanden Eynde. Voormalige leden van het collectief zijn: Sammy Baloji (2018-2019) en Daddy Tshikaya (2018-2019).
Pia Louwerens
is beeldend kunstenaar en schrijver