Pauline Boty
Pauline Boty
Pauline Boty (1938 – 1966) die deel uitmaakte van de Britse pop-art scene in de jaren vijftig en zestig, belichaamde de vibrerende geest van haar tijd. Toen ze stierf aan kanker op een leeftijd van 28 was ze nog druk bezig met het maken van tekeningen over de Rolling Stones, wiet rokend om de pijn te onderdrukken en had ze net een ontwerp voor een theaterdecor afgemaakt voor Kenneth Tynans controversiële toneelstuk Oh, Calcutta!.
Boty behoorde, als enige vrouw, tot een groep kunstenaars waar ook Peter Phillips, Derek Boshier, Lewis Morley en Peter Blake deel van uitmaakten. Tot haar naaste vriendenclub rekende ze beroemdheden als David Hockney en haar echtgenoot Clive Goodwin (medeoprichter van het anarchistische tijdschrift Black Dwarf). En toch wordt haar status als kunstenaar ter discussie gesteld. Een van de experts van Boty, Marco Livingstone, schrijft over haar: ‘Boty was de enige vrouwelijke schilder verbonden aan de Britse pop-art en om deze reden blijft haar benadering van populaire onderwerpen en motieven interessant, ondanks het feit dat haar fatale ziekte haar ervan weerhield een echte ontwikkeling door te maken op een belangrijk punt in haar carrière.’ David Mellor noemde Boty’s schilderij It’s A Man’s World (1963 -1965) ‘een van de belangrijkste schilderijen uit het Londen van die tijd’. En kunsthistoricus Sue Watling schreef over haar: ‘Bijna een decennium haar tijd vooruit, kwam Boty vanwege haar radicale kritiek in een geïsoleerde positie terecht (…). Maar de feministische theorievorming en het ter discussie stellen van representatie in het postmodernisme hebben deze situatie veranderd. We kunnen waarschijnlijk nu pas het unieke werk van Boty, gemaakt tijdens haar korte, energieke leven, waarderen.’
Het ‘pop’ gevoel van Boty en haar tijdgenoten was doordrongen van het carnavaleske, de erotiek en de glamour van film en popsterren – ze werden geïnspireerd door de vooroorlogse jeugdbevrijdingsbeweging en de levendige, populaire cultuur. In veel opzichten waren hun activiteiten onschuldig, ook al begonnen ze zich in sociaal opzicht te verbinden met de bekende instituties van de Swinging Sixties als Portobello Road, de Establishment Club en Top of the Pops. Boty schijnt een leven geleid te hebben die je zou kunnen beschouwen als een spiegel van haar tijd. Het feit dat ze een tv-ster en radiopresentatrice werd, danste in het popprogramma Ready Steady Go! en figureerde in een tv-serie van Ken Russell getiteld Pop Goes the Easle (1962), maakte haar zichtbaar modern, een persoonlijkheid, een kleine ster, zelfs binnen de ontluikende popscene van het nieuwe Londen.
Gedurende haar hele leven werd Boty gezien als muze en kunstenaar tegelijkertijd, hetgeen een serieuze beschouwing van haar schilderijen moeilijk maakte. In krantenverslagen verschenen koppen als: ‘Allemaal haar eigen werk!’ of ‘Ik ken je geheim, schatje!’, wat haar mannelijke collega’s nooit zou overkomen. Op de Royal College of Art, waar Boty studeerde aan de school voor glas-in-lood, werd ze al snel de secretaris van de ‘anti-lelijkheids actie campagne’, die protesteerde tegen de ‘afzichtelijke, nieuwe gebouwen’. Dit trok de aandacht van de media wat resulteerde in een foto van Boty in de Daily Mail met als kop ‘En zij is nota bene de secretaris van de anti-lelijkerds’. Ze toonde haar werk voor het eerst in 1957 op de tentoonstelling Young Contemporaries samen met Bridget Riley and Robyn Denny en in 1961 was een glas-in-loodwerk van haar te zien op een rondreizende tentoonstelling van de Arts Council getiteld Modern Stained Glass.
Haar eigen schilderstijl als pop-art kunstenaar vond ze pas in de vroege jaren zestig, toen de belangrijke thema’s in haar werk verschenen die ook de rest van haar kunst beïnvloedde. Ze zou beschreven kunnen worden als de viering van het vrouwelijke perspectief, zowel ten aanzien van de intellectuele geschiedenis (Boty bekeek alle vroege Europese new wave films en las Prousts hele À la recherche du temps perdu) als van de glamour. Dit resulteerde in een vaak filmische en op gezette tijden zelfs meditatieve serie schilderijen die hun hoogtepunt vond in haar werken It’s A Man’s World 1 (1964) en It’s A Man’s World 2 (1965). Boty’s popschilderijen zijn een montage van gevoelens, verlangens, symbolen en iconen, een commentaar op de geest van de kunstenaar – het levendige bewijs van haar intense gevoel te leven in een moderne wereld. Boty’s laatste schilderij, van het achterwerk van een vrouw voor Tynans Oh Calcutta! brengt zo veel lagen van humor en tragedie samen, dat het een soort opzettelijk popafscheid lijkt te zijn, een practical joke, een smeuïg vaarwel, de verkondiging van een soort van bevrijding, een nagel aan de doodskist voor de ouderen, Boty als de political dolly bird.
Michael Bracewell