Pawel Althamer en Artur Zmijewski
Pawel Althamer en Artur Zmijewski
High
Een palmboom is in de motregen achtergelaten. De yukka staat op een dakrand, boven de façade van de Düsseldorfer Kunsthalle. Daarnaast in neon de zin ‘So genannte Wellen…’. Zeldzame, onsamenhangende tekens – misschien moet het zo zijn, is het hoofd vol drugs, de benen wilden lopen, de maan wil wat uitdrukken, de handen iets nieuw ordenen, alles richten en spoedig blijft er niets over behalve halfherinnerde frasen.
Twee Polen maken er meer van. Pawel Althamer en Artur Zmijewski hebben op uitnodiging van de Warschauer Galerie Koksal in de Kunstverein in Dusseldorf een ‘zacht archief’ ingericht: zandgele tapijten bedekken de bodem, drie wanden zijn spaarzaam met vlakke beeldschermen bekleed, minimalistische banken uit fris hout bieden streng zitcomfort. Op de schermen tonen Pawel Althamer en vrienden zich onder invloed van lichaamsvreemde stimulerende middelen – hypnose op Poolse ligstoelen, mescaline temidden van Mexicaanse cactussen, magische paddestoelen in het bos. De LSD wordt aan de rand van een tuinhuis ingenomen en dan tijdens een wandeling ervaren.
Drugs innemen en zich daarbij filmen, dat klinkt op de een of andere manier puberaal, als het zelfonderzoek van de kinderkamer, waarbij de cassetterecorder alles registreerde. Later gevolgd door stille spijt als de alles verklarende tekst zich nauwelijks liet ontcijferen en het werelddiagram alleen aan de grijnzende kat uit de boom van Alice in Wonderland deed denken.
Het is jammer dat het geen live uitzending is, maar een gefilmd dagboek: het ontneemt het werk zijn ietwat exhibitionistische samenhang. Het medium van de kunstenaar is Pawel Althamer, hij is de hoofdpersoon, hij is de boodschapper. Zijn performances voegen zich samen tot een langzaam, voortdurend reflecterend onderweg-zijn. Hij probeert zijn tegenspeler, Arthur Zmijewski die de camera hanteert, daadwerkelijk iets over te brengen. Bijvoorbeeld zijn plezier over de eigen ergonomie: ‘Ik voel simpelweg hoe ideaal de proporties van mijn lichaam zijn.’ Of de monterheid waarmee hij kevers en gekko’s bekijkt: ‘Ik zag de wereld als licht en wijsheid’.
Het project toont ook het omgekeerde – Pawel Althamer houdt niet op over het enorm verbrede kleurenspectrum, terwijl Zmijewski zijn grijze schoenen filmt. Het kennelijk zo wilde, wilde pad van de LSD-trip voert hem ondertussen door keurig aangeharkte bossen, die er weinig wild uitzien. En natuurlijk voelt Althamer onder hypnose geen pijn, maar moet het mes waarmee de hypnotiseur hem prikt eruit zien alsof het recht uit de keukenla komt? De ingecalculeerde pijnlijkheden en de te voorziene verveling van de weinig gecondenseerde videoconserven spiegelen het hier en daar van de bewustzijnsverwijdering in suburbia. In de steriele Kunstverein resteert uiteindelijk een tweeslachtig gevoel van onbehagen bij deze weinig originele kunstenaarsactie. Het is goed dat de sympathieke kunstenaar met de starre blik niet alleen inzoomt op as, insecten en grootheidswaan, maar ook nu en dan op zoiets als poëzie – op ‘fenomenen van de geest’. Daar moeten we het mee doen.
David Lillington