metropolis m

Gebouwen vertellen verhalen: ze maken ze kenbaar aan hun bewoners en tijdelijke passanten. Soms zachtjes fluisterend in afwachting van een reactie, soms schreeuwerig een luisterend oor afdwingend. Lofzangen, liefdesverklaringen, economische berichten en nietszeggende mededelingen doordringen de stad. In al hun verscheidenheid worden deze verhalen centraal gesteld in het onderzoek van de Braziliaan Pedro Kok (1984).

Geschoold als architect aan de Universiteit van São Paulo en werkzaam als succesvol architectuurfotograaf, is Kok niet helemaal te categoriseren als startend beeldend kunstenaar. Zijn architectuurfotografie is al opgenomen in tijdschriften als Domus, ArchitectuurNL, ARCDesign en in tentoonstellingen en archieven van het Centre Pompidou en het Museum of Modern Art in São Paulo. Tijdens zijn Master-opleiding aan de Utrecht Graduate School of Visual Art and Design (MaHKU) nam Kok de tijd de gangbare representatie van de architectuur te onderzoeken. Hij doet dit vanuit een fictief en impliciet kritisch perspectief, door middel van fotografie, video’s en experimentele verhalen.

De meer conventionele documentatie van architectuur wordt gekenmerkt door een strakke kadrering van het gebouw in kwestie, waarbij het architectonische onderwerp sterk afsteekt tegen een helder blauwe lucht. Het is doorgaans ontdaan van context en enige menselijke aanwezigheid. Voor Kok zijn het juist de oncontroleerbare interacties tussen mens en gebouw die de werkelijkheid en geschiedenis van de architectuur, maar ook van de stedelijke omgeving tonen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als het dagelijks leven wordt meegenomen in de architectuurdocumentatie? Is het mogelijk via deze documentatie kritiek te uiten op de stedelijke conditie? En verandert de – al dan niet geënsceneerde – interactie tussen mens en gebouw, het beeld dat we hebben van dat gebouw?

In de korte film Three Buildings in Hansaviertel, Berlin, Germany (2010) stelt Kok de modernistische sociale woningbouw van Walter Gropius, Oscar Niemeyer en Alvar Aalto centraal. De wijk Hansaviertel werd gebouwd in 1957 in het kader van het Berlijnse wederopbouwproject Interbau. Op de typerende architectuurdocumentaire manier toont Kok in vijf shots fragmenten van de gebouwen, op een koele, in eerste instantie wat afstandelijke manier. Hier en daar verschijnen vervolgens alledaagse, kleine acties: iemand loopt door het beeld, achter een raam schildert een man een muur, voor het zwembad plaatst iemand wat onhandig een bord. Met de dramatische muziek van Heitor Villa-Lobos op de achtergrond en de specifieke kadrering krijgen de figuren een theatrale lading, alsof Kok figuranten uitnodigde om het leven op te voeren. Door het invoegen van het alledaagse leven weet Kok de sociale dimensie van dit bouwproject te benadrukken.

Waar de gedachtes over de stad in dit videowerk op een subtiele manier aanwezig zijn, vormen de geschreven verhalen van Kok een meer directe kritiek op de stedelijke conditie. De stad lijkt samenlevingsvormen over te nemen, van tijd tot tijd zelfs te overwoekeren en zowel sociale relaties als de loop van het dagelijks leven te bepalen. Het stedelijk leven is complex, en laat zich niet zo gemakkelijk ordenen als architecten en stadsplanners beogen. De stad is als het ware een levende wanorde. Het ‘falen’ van de stad om de beoogde sociale dynamiek te realiseren vormt het uitgangspunt voor Koks verhalen. In Old Tin Tip bijvoorbeeld beschrijft Kok een situatie waarin de industriële stad Old Tin Tip lijdt aan agnosie, of zielenblindheid, het ziektebeeld waarin de zintuiglijke waarneming intact is, maar het vermogen personen of voorwerpen te herkennen verloren is gegaan. De stad verliest letterlijk het gevoel voor zijn eigen ziel, herkent zichzelf niet langer als stad. De gevolgen van de identiteitsloze en uitdijende stad, door Rem Koolhaas omschreven als ‘generic city’, klinken hier door. In een staat van impasse, waarin de stedenbouw tot in details lijkt uitgedacht, het stadscentrum vol en af is, lijkt er weinig plek voor een oude ziel in het nu.

Door de verhalen die gebouwen vertellen te benadrukken, laat Kok zien hoe het juist de spontane, menselijke handelingen zijn die architectuur een context geven, waarin het openbare en het privéleven een eigen plek opeisen tussen de opgelegde structuren.

Laurie Cluitmans is kunsthistoricus en criticus, Amsterdam

Laurie Cluitmans

is kunstcriticus en conservator hedendaagse kunst bij het Centraal Museum

Recente artikelen