Pelgrimage
Pelgrimage
Sebald en Dean
Spoorloos leven lijkt ondenkbaar in de huidige tijd van ophopende databestanden, maar het bestaat. Daklozen leiden een vrijwel spoorloos bestaan. De hedendaagse migrant ook. Losgerukt uit zijn vertrouwde omgeving en zonder veel particulier bezit, vertrekt hij naar een samenleving die het alleen maar over toekomst wil hebben.
De schrijver W.G. Sebald weet er alles van. Zelf immigrant in Engeland, waar hij gedurende het grootste deel van zijn leven werkzaam was als professor in de Duitstalige literatuur, heeft aan den lijve meegemaakt wat het betekent een leven elders op te bouwen. Hij is erover gaan schrijven in romans die doortrokken zijn van een zoektocht naar het historische feit. Heden en verleden zijn in zijn werk geen toetsbaar gegeven, geen fait accompli, maar een work-in-progress dat enkel en alleen bestaat bij de gratie van suggestie. Zijn boeken zijn een ingenieus mengsel van reisverslagen, historische gegevens, biografische fragmenten en fictie, die verhalen over ontworteling en verlies. De personages komen over als dolende geesten, die zodra ze enigszins karakter hebben gekregen in de loop van het boek steeds meer lijken te vervluchtigen, alle pogingen hun levens vast te leggen ten spijt.
W.G. Sebald was voor mij een onbekende, tot ik een recente editie van het tijdschrift October opensloeg en er een verhaal over hem in aantrof, van de hand van kunstenaar Tacita Dean. Dean schrijft niet zozeer over Sebald, ze ís Sebald in dit verhaal. In een mengeling van fictie, biografie, historisch document en reisreportage wordt een beeld opgeroepen van Sebalds manier van denken en werken, die weinig toevallig samenvalt met de wijze van werken van Dean zelf.
Het verhaal hangt van toeval aan elkaar en voert je via een autorit in de buurt bij Nijmegen naar Goch in Duitsland en oorlogsherinneringen van Sebald naar Casement, personage uit een van zijn boeken, dat zich op allerlei manieren verbindt aan de familiegeschiedenis van Dean. Het verhaal eindigt in Goch, middels een referentie aan een schilderij van Vincent van Gogh. Het is een typische Sebald verhandeling die echter niet ver af staat van Deans eigen werk, zoals dat momenteel te zien is in een uitgebreide presentatie in De Pont in Tilburg.
Er wordt door Dean iets gezocht, dat wordt wel duidelijk in haar tentoonstelling in De Pont. Iets dat met het verleden en herinnering van doen heeft. Maar wat precies, dat blijft onduidelijk. In een recente catalogus van Dean uit Parijs (Musée d´Art Moderne de la Ville de Paris, 2003) haalt Michael Newman Walter Benjamin aan, die het over geschiedschrijving heeft in termen van ‘redding’, in de betekenis van ‘bewaren’ en ‘verlossing’. Newman constateert hoezeer Deans zoeken, door letterlijk op reis te gaan en daar verslag van te doen, vaak een bijna bezwerende indruk nalaat.
In Tilburg blijkt dat onder meer in het omvangrijke Girl Stowaday (1994), waarin de geschiedenis van een driemaster en zijn eigenaardige verstekeling, Jean Jeinnie, wordt verteld. Dean presenteert de geschiedenis aan de hand van onder andere een ansichtkaart, tekeningen op schoolborden, een video en een singletje van David Bowie’s Jean Genie, dat heel toevallig werd gedraaid toen Dean een krantenartikeltje kopieerde dat ging over haar zoektocht naar haar kwijtgeraakte bagage, met daarin een zeldzaam beeld van de driemaster.
Newman noemt het een mengsel van ‘contingentie en toeval’ en suggereert dat er een zekere waarheid in schuilt. Sebald spreekt bij zijn eigen werk over ‘Zusammenschau’. En ook hij meent dat in die samenhang iets duidelijk wordt van wat hij met zijn schrijven bedoelt. Een inzicht dat zich niet zomaar laat vastleggen, maar dat zich alleen bij gelegenheid manifesteert.
Dean is vooral bekend van sobere filmische werken. Een van haar bekendste werken is Disappaerance at Sea, een monumentale film van een vuurtoren in twee delen, waarvan een deel in Tilburg te zien is. Gedurende een kwartier wordt de lamp van de vuurtoren gevolgd tijdens de schemering, terwijl hij als een oog de zee aftuurt. Deel twee kreeg als officiële ondertitel voyage de guérison en er wordt in gerefereerd aan de zeiler Donald Crowhurst, de zonderlinge wedstrijdzeiler die ooit tijdens een wedstrijd om de wereld net deed of hij op weg was terwijl hij in werkelijkheid op de Kaaimaneilanden gestrand was.
Dean schreef een toelichting bij het werk: ‘Poisoned, and on the point of death, when no earthly intervention could save him, Tristan surrendered himself up to the forces of sea. He departed on a voyage de guérison – a journey of healing – where he floated alone in a small boat with no oars nor sails nor rudder. For seven days and seven nights he drifted at sea, guided only by the wind and the current, believing they would deliver him to a magical island where supernatural forces would heal his wounds and cure him of all ill.’
Michael Newman haalt het aan in zijn tekst, om aan te geven hoezeer de reis bij Dean (en dus ook haar manier van werken) een diepere betekenis in zich draagt. Het is een heilzame trip, die Benjamins ‘Rettung’ dichterbij moet brengen, in beide betekenissen van het woord. De kunst als een waarachtige pelgrimage, zo niet letterlijk, dan toch figuurlijk.
En toch, alle informatie ten spijt, moet het werk van Dean het niet hebben van de historische kennis die is verzameld. De ‘Rettung’, als die er al is, zit niet in de geschiedenis zoals gereconstrueerd en in de levens van de mensen aan wie wordt gerefereerd. Die informatie vervliegt onmiddellijk bij de waarneming van haar kunst, precies zoals bij Sebald alle kennis uiteindelijk weer op losse schroeven komt te staan.
In de driedelige film Boots (2003) loopt een oude man met twee stokken door een lege villa. De man, die architect van de villa blijkt te zijn, mompelt nu en dan wat over een geliefde met wie hij in het huis geleefd heeft. Hij spreekt in de verschillende versies Duits, Engels en Frans, met als effect dat de geschiedenis zich meer en meer losweekt van de locatie, het historische huis, en wordt verplaatst naar de belevingswereld van de man. Hij doolt rond, door het huis en kijkt van binnen naar de schemering buiten. Het huis, in villa nabij Casa de Serralves in Porto, blijft ondertussen angstig leeg.
Het levensmuseum is niet in staat gebleken iets van het bestaan van de man vast te houden, laat staan over te dragen. De feiten zijn vervlogen. Alleen als fenomeen op zichzelf, met de wandelstokken in de rol van het tikken van de klok, heeft het tafereel nog een dwingende kracht. Alsof Dean daarmee wil suggereren hoezeer er een migrant in ons allen huist en een spoorloos leven ons allen wacht.
Domeniek Ruyters
Tacita Dean
De Pont, Tilburg
6 februari tot en met 16 mei 2004
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M