metropolis m

Performance op Open Ateliers 2005

De Open Ateliers van de Rijksakademie 2005 blonken uit in een evenwichtige ‘tentoonstellingsopzet’, waarvoor kunstenaar Narcisse Tordoir tekende. Het werk van alle deelnemers werd breeduit gepresenteerd. Er was dit jaar dan ook letterlijk meer ruimte dan in voorgaande jaren: vanwege bezuinigingen studeren vijftig in plaats van de voorheen gebruikelijke, zestig kunstenaars aan de Rijksakademie. Het kwam de samenhang ten goede.

Twee performances en performatieve installaties sprongen in het oog, namelijk die van Jimmy Robert (Frankrijk, 1975) en Gal Kinan (Israël, 1971). Jimmy Robert, afkomstig van Goldsmith’s College of Art in Londen is inmiddels al behoorlijk tot het Britse tentoonstellingscircuit doorgedrongen. Werk van hem was eind 2004 te zien in de Tate Britain en meer recentelijk op de Frieze Art Fair in een verzamelprogramma korte films, die nu langs bioscopen in Groot-Brittannië reist. De kunst van Jimmy Robert lijkt op het eerste gezicht vrij eclectisch. Hij toonde in een ruimte iele, esthetisch ogende tekeningen, foto’s, collages en ‘sculpturen’. Bijvoorbeeld een fijne lijntekening van drie velletjes papier – waarbij de rechter onderhoek van het bovenste velletje papier net even opkrult – bijeengehouden door een paperclip. Of een oude zwart-witfoto van een dame uit het begin van deze eeuw met welvend kapsel, gedeeltelijk bedekt met uiteen waaierende, gefrommelde stukken fijn, doorzichtig papier, alsof haar kapsel uitdijde en de kraag van haar blouse extra werd aangezet. Van een afstand lijkt het een ruimtelijke collage, van dichtbij blijkt het een foto.

Ogenschijnlijk lijkt dit werk weinig te maken te hebben met zijn performance getiteld Encore une journée divine, die elders in het gebouw was te zien. In een kleine, vierkante ruimte lag een grijs kleed op de grond met daarop een stapeltje grijze kleren. In deze sobere outfit deed hij een vijf minuten durende choreografie van abstracte bewegingen, waarbij het rechthoekige tapijt het kader van zijn bewegingsruimte vormde. De bewegingen werden gecontroleerd en precies uitgevoerd, precies zoals in zijn tekeningen. In een interview met de Tate legt Jimmy Robert zelf een verband tussen zijn tekeningen en performance: ‘Maybe everything is drawing (…) there is a relation between gesture and mark-making (…) in that sense both the exploration of drawing and the different registers of movement in the performance (random, unintended, choreographed) are perhaps equivalent in their indeterminacy’. De performance kan dus als een tekening gezien worden die de ruimte met bewegingen markeert.

Enigszins hiermee vergelijkbaar was de installatie van Gal Kinan, voormalig studente aan de St. Joost Akademie. Ook bij haar werk lijkt sprake te zijn van een vloeiende overgang tussen verschillende media: video’s, performance en bewegende sculpturen. Van haar waren onder meer bewegende poppen te zien, die met hun geabstraheerde kegelvormige lijven lijken te verwijzen naar de tekeningen van Oskar Schlemmer. Ze voerden een houterige, mechanische choreografie uit. In haar ruimte was verder nog een video te zien waarop de letters uit de zin ‘Machine is a She’ over het beeldscherm dansten, als tot leven gewekte, abstracte dada-poëzie. Ook haar performance leek geïnspireerd op een uit de jaren twintig stammende beeldtaal. Een grote, vierkante uitsparing in de muur, die als een soort filmisch kader werkte, liet een schijnbaar oneindig zwarte ruimte zien, waarin Gal Kinan, zelf ook helemaal zwart gekleed en geschminkt, schuilging. Ze bewoog alledaagse objecten vastgezet op het einde van een stok in deze ruimte, waardoor deze in de ruimte leken te zweven. Met een beetje verbeelding zou je het kunnen zien als de fysieke vertaling van abstracte cinematografie en fotografie uit de jaren twintig.

Wat beweegt deze jonge kunstenaars? Jimmy Robert beweert over zijn werk dat hij de grens ter discussie stelt tussen (fysieke) acties en (politiek) activisme. Zijn werk bevat geen boodschap in letterlijke zin. Maar probeert een proces van uitwisseling in gang te zetten. Op een discussie onlangs hoorde ik dat kunstenaars alleen nog maar met ironie op grote kwesties en vraagstukken kunnen reageren, wil hun werk niet gereduceerd worden tot activistische propaganda. Jimmy Robert en Gal Kinan laten wellicht op neo-postmoderne wijze zien dat de kunst(geschiedenis) zelf genoeg media en talen ter beschikking heeft om daar een ander, lichter antwoord op te formuleren.

Ingrid Commandeur

Recente artikelen