metropolis m

Een mooi, jong blond meisje knijpt één oog dicht en richt een pistool vlak naast de lens van de fotograaf. Ze staat zo dicht bij de camera dat haar wapen zelfs niet scherp op de foto staat. In het fotomuseum van Winterthur weet men hoe men een tentoonstelling moet verkopen. Het campagnebeeld van Peter Pillers tentoonstelling Belegkontrolle is er eentje uit zijn in het oog springende reeks Schiessende Mädchen.

De tentoonstelling van de Duitse kunstenaar vindt gelijktijdig plaats in het Fotomuseum Winterthur en in het Centre de la Photographie in Genève. Er zit vast een ingenieuze subsidieconstructie achter het idee een tentoonstelling in twee delen te splitsen, op bijna driehonderd kilometer afstand van elkaar. Het is ongetwijfeld bedacht door dezelfde persoon die slim genoeg was om de afbeelding van dat mooie jonge blonde meisje met haar pistool als campagnebeeld te gebruiken.

Slimme marketingtruc of niet, de splitsing roept wel pertinente vragen op over de aard van Peter Pillers artistieke praktijk.

Peter Piller verzamelt plaatjes. Van schietende meisjes. Van mensen rond putten. Van mannen die auto’s aanraken en van plekken waar binnenkort gebouwd zal worden. Zijn Archiv Peter Piller bestaat intussen uit meer dan zevenduizend beelden die hij verdeelt in categorieën zoals de hierboven genoemde of nog andere zoals Suchende Polizisten en Eis essende Mädchen. De titels van de reeksen spreken voor zich. De meisjes uit de fotoreeks Eis essende Mädchen eten ijs en de agenten uit de reeks Suchende Polizisten zoeken. Het gros van zijn beeldmateriaal verzamelde Piller toen hij in de jaren negentig tijdens zijn kunststudie bij een media-agentschap werkte. Hij controleerde er waar reclame van lokale bedrijven nu precies in druk verscheen, maar begon gaandeweg ook beelden voor zichzelf te verzamelen.

Peter Pillers archiveringsdrang is niet rigoureus of zelfs serieus. Zijn werk is een grap. Een goeie grap. Maar toch een grap. Een enkele foto van een schietend meisje is vreemd, een reeks foto’s van schietende meisjes is grappig. Een enkele foto van iemand met zijn hand op een wagen is vreemd, een reeks foto’s van personen met hun hand op een wagen is grappig. Het principe geldt voor een groot deel van het Archiv Peter Piller. Wie rondloopt in de eerste zaal van het Fotomuseum van Winterthur ziet om zich heen alleen maar lachende gezichten.

Maar in tegenstelling tot het gevoel voor humor van de dronken oom op het familiefeest is dat van Peter Piller gelaagder en maakt het uiteindelijk plaats voor een sociaal bewustzijn. Zoals in Von Erde schöner, een verzameling luchtfoto’s van typische middenklassewoningen. Ze werden gemaakt door een firma die de foto’s aan de huiseigenaren wou verkopen. Toen de firma failliet verklaard werd, wist Peter Piller de foto’s en negatieven te bemachtigen. Hij begon ze te ordenen naar kleine details in de beelden die bij een eerste vluchtige blik over het hoofd worden gezien. Rode dekbedovertrekken die uit de ramen hangen, mannen die het gras maaien, mannen die hun auto wassen, doodlopende straten en netjes aangelegde tegelpaadjes. Net zoals in zijn andere reeksen zit de humor in de banaliteit en in de herhaling van de motieven. Maar hier gaan al die kleine menselijke details, in miniatuur bovendien, ook iets zeggen over hoe we wonen en dus ook over wie we zijn en hoe erg we op elkaar lijken.

In de foto’s die Peter Piller zelf maakt, zoals in de reeks Kraft of zoals in zijn zogenoemde Peripheriewanderungen zit dezelfde aandacht voor het alledaagse en hetzelfde oog voor detail die hem toelaten om doorsnee beelden van anderen te doen uitblinken in hun middelmatigheid. Het is jammer dat hij met zijn eigen foto’s die middelmatigheid niet weet te ontstijgen. Kraft, een reeks foto’s van een reclamepaneel van het gelijknamige voedselbedrijf, blijft steken in een weinig uitgediept concept en Pillers interesses tijdens zijn Peripheriewanderungen (industrie in verval, strak geplande residentiële wijken, ‘georganiseerd’ groen) zijn thema’s waar de hedendaagse fotografie niet bepaald verlegen om zit. Maar misschien is dat helemaal niet zo erg, omdat het Piller op een vreemde manier alleen maar medemenselijker maakt. Een kunstenaar op dezelfde hoogte als de mensen van wie hij het alledaagse beeldmateriaal herbestemt.

Dat Peter Piller niet gewoon lacht met zijn medemens, maar ook de lof zingt van diens kleine gevoeligheden en eigenaardigheden, wordt nog duidelijker in de reeks Nimmt Schaden. Piller maakte daarvoor een selectie uit het digitale archief voor schadeclaims van een Zwitserse verzekeringsmaatschappij. Wat nu precies de geleden schade is wordt niet in elke foto even duidelijk, maar dat we vaak waarde hechten aan kleine dingen, en daarin kwetsbaar zijn, spreekt uit elk beeld. Wanneer die kwetsbaarheid zich dan bijvoorbeeld openbaart in een foto van een interieur met rookschade waar een ooit verse bos bloemen nu zwartgeblakerd op tafel staat, wekt het werk van Peter Piller onverwachts ontroering.

Waar de tentoonstelling in Winterthur opent met een grap, opent die in Genève met een knal. Een ontploffing in Irak, 35 keer opnieuw en 35 keer anders. Voor Nachkriegsordnung knipte Piller telkens hetzelfde beeld van een bombardement, telkens licht anders bijgesneden, uit verschillende kranten. In een briljante kritiek op de term ‘precisiebombardement’ probeerde hij vervolgens de krantenfoto’s precies in het midden van een A4-blad te kleven. Bij de hoeken van de afbeeldingen geven ‘coördinaten’ aan hoe ver hij er telkens naast zat. De resultaten doen vrezen voor de inwoners van Bagdad. Ze maken de hypocrisie van het woord ‘precisiebombardement’ ook onmiddellijk tastbaar.

Het Centre de la Photographie focust op de militaria in Pillers archief. Het is geen term die Piller zelf gebruikt in zijn categorieën, maar de betekenis is duidelijk. Naast Nachkriegsordnung zijn er werken te zien van mannen met bommen, omslagen van een militair tijdschrift, slagvelden uit de Eerste Wereldoorlog en foto’s van munitie.

Alle werken komen uit hetzelfde Archiv Peter Piller maar de andere focus in Genève levert ook een andere kunstenaar op. Werk uit de serie Umschläge bijvoorbeeld was ook in Winterthur te zien, maar naast de andere militaria krijgen de combinaties van seventies-babes met militair materieel een veel minder vrijblijvende komische connotatie. In Genève worden de magazinecovers onderdeel van het oeuvre van een protestkunstenaar, een politiek kunstenaar die commentaar levert op de manier waarop media omgaan met berichtgeving over oorlog. In Genève is Peter Piller het geweten van de maatschappij die hij door een slim hergebruik van haar krantenberichten een spiegel voorhoudt.

Het kan niet anders of er zit een ingenieuze subsidieconstructie achter het idee van een tentoonstelling in twee delen, driehonderd kilometer van elkaar. Anders zou ik werkelijk niet weten waarom je zoiets doet. Wie zich de moeite getroost die enorme afstand te overbruggen zal onderweg tijd hebben na te denken over wat het betekent te archiveren en te categoriseren. Wie van Winterthur naar Genève, of omgekeerd, reist, zal ontdekken dat je dingen verandert door ze anders te benoemen. Dat onze identiteit afhangt van de context waarin ze geplaatst wordt. Laat dat nu precies zijn waar Peter Pillers werk om draait.

Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek 2014, als speciale prijs in de categorie recensie.

Sam De Wilde

is freelance journalist

Recente artikelen