metropolis m

De kunstsector in België wordt steeds verder uitgehold. Onder het bewind van de rechtse en Vlaams-nationalistische N-VA wordt toenemend bezuinigd op de cultuursector, met versmalling en steeds strengere regulering tot gevolg. Tegelijkertijd werpt de leider van deze partij zich op als redder van de cultuursector. In dit derde deel van onze serie over de onder populistische politiek steeds verder beknotte cultuursector in Europa schrijft Tamara Beheydt over het ‘Vlaamse verhaal’.

De Nieuw Vlaamse Alliantie, oftewel de N-VA, werd in 2001 opgericht en is sinds 2010 de grootste politieke partij van België. De partij, wier enorme populariteit mede te danken is aan haar charismatische voorzitter (tevens burgemeester van Antwerpen) Bart De Wever, staat regelmatig ter discussie vanwege haar rechtse en Vlaams-nationalistische insteek. Deze kritiek wordt echter meestal weerlegd met gematigdheid en populisme. Ook op het vlak van cultuur. Cultuur is in België een gemeenschapsbevoegdheid, dus de Vlaamse en de Waalse gemeenschap hebben elk een verschillende minister van cultuur. In Vlaanderen is dat sinds 2019 Jan Jambon (N-VA), die daarnaast Vlaams minister-president is, en ook buitenlandse zaken, digitalisering en facilitair management tot zijn bevoegdheden rekent. Het Departement Cultuur, Jeugd en Media, voert als administratieve structuur zijn beleid uit.

Op de website van de N-VA staat het standpunt wat betreft cultuur bondig omschreven: ‘Investeren in cultuur en kunsten is voor de N-VA evident. De N-VA kiest voor een selectiever subsidiebeleid op basis van inhoud, maatschappelijke relevantie, resultaat en kwaliteit. De N-VA plaatst het kunstenbeleid resoluut in een internationale context. Ons erfgoed bepaalt de identiteit en de herkenbaarheid van onze dorpen, steden en regio’s.’ Tussen de regels door zijn hier alle belangrijke punten te lezen: de omgang met subsidies en het promoten van de ‘Vlaamse identiteit’, onder meer via kunst en geschiedenis. Met populisme en communicatieve schijnbewegingen als instrumenten, voert de partij een cultuurstrijd waarvan de effecten pas op lange termijn duidelijk zullen worden.

In de Strategische Visienota Kunsten van 2019 zet Jambon een aantal krachtlijnen uit voor het kunstenbeleid. Enkele standpunten borduren verder op concepten van zijn voorganger, Sven Gatz van de liberale partij Open Vld. Een belangrijke leidraad die eerder al door Gatz werd geïntroduceerd is de kunstenaar als ondernemer. Kunstopleidingen moeten zich meer gaan richten op ‘ondernemerschap’ en ‘professionalisering’. Zinnen uit de nota als ‘Men moet zich ervan bewust zijn dat men opereert binnen een markteconomie’ en ‘Het feit dat men gesubsidieerd wordt, ontslaat niemand van de verplichting om marktconform te werken’, benadrukken een marktgericht denken en getuigen van wat cultuursocioloog Pascal Gielen ‘repressief liberalisme’ noemt: onder het mom van een liberaal ideaal worden excessieve controle-instrumenten ingezet, die creatieve vrijheid beknotten ten voordele van economische waarde.1

Subsidies en schijnbewegingen

De effecten van wat onderzoeker en auteur Robrecht Vanderbeeken een cultuurstrijd noemt, tekenen zich concreet af in het subsidiebeleid voor cultuur.2 Opvallend veel subsidies en premies gaan gepaard met schijnbewegingen en vage communicatie. Bovendien worden in de communicatie rond cultuurbudgetten steeds absolute bedragen naar voren geschoven, die schijnbaar door de jaren heen stijgen. In een stuk voor Etcetera toont Bart Caron aan dat die groei bedrieglijk is en de budgetten in werkelijkheid fors dalen.3 Daarnaast werden er de afgelopen jaren regelmatig besparingen op de subsidiebudgetten aangekondigd, die vervolgens deels weer tactisch werden ingetrokken, waarna dat herstel weer werd verkondigd als groei. In 2019 kondigde Jambon bij zijn aantreden een besparing van 60% aan op de projectsubsidies, met een golf van protest tot gevolg. Hij draaide zijn beslissing terug, wat in de media werd gecommuniceerd als ‘Jan Jambon vindt vier miljoen extra voor projectsubsidies’.4

In het voorjaar van 2022 konden kunstinstellingen een aanvraag indienen voor werkingssubsidies. Opvallend veel instellingen kregen een alarmerend preadvies, waardoor verschillende grote en kleine instellingen dreigden te verdwijnen. Na luid en divers protest uit de sector, kondigde Jambon aan dat er dan toch 25 miljoen euro extra verdeeld zou worden. Hij kon hiermee (tijdelijk) het voortbestaan van bijvoorbeeld Toneelhuis garanderen. Deze truc haalde alle kranten, waarmee hij zich opnieuw kon opwerpen als redder van de cultuur en geëngageerd minister die naar de noden van de sector luistert.

Een nog treffender voorbeeld is de goocheltruc die de overheid uithaalde met de culturele activiteitenpremies in de nasleep van de coronapandemie. Die konden kunstenaars aanvankelijk zonder enige verantwoording aanvragen, maar achteraf bleken toch minutieuze controles uitgevoerd te worden op de besteding van de verworven premies, en dan nog wel op 100% van de dossiers. Met als belangrijke catch: aangezien het nazicht in een volgend boekjaar plaatsvond (2022 en niet meer 2021), gingen de vele terugvorderingen niet terug naar het cultuurbudget, maar in de algemene pot van Vlaanderen. Op die manier wordt een deel van het met veel tromgeroffel en borstgeklop aangekondigde ‘noodbudget’ voor cultuur dus ongemerkt doorgesluisd naar andere bestemmingen.

 

Een ideologisch instituut

Een belangrijk stokpaardje van de N-VA is de ‘Vlaamse identiteit’. De partij maakt er geen geheim van dat ze droomt van confederalisme, of concreet de afsplitsing van zo goed als alle bevoegdheden tussen Vlaanderen en Wallonië. Of dat confederalisme nu de expliciete ambitie is of niet, de Vlaamse identiteit wordt overal vooropgesteld en vormgegeven. Inderdaad vormgegeven, want in vele gevallen is dat ‘typisch Vlaamse’ een constructie van historische elementen, eerder dan een waarheid. Kunst wordt hier handig in ingezet, bijvoorbeeld door enkele grote kunstenaars te verenigen en te promoten onder de noemer ‘Vlaamse meesters’. Het is in deze niet onschuldig om die term ‘Vlaams’ en ‘Vlaamse meesters’ overal in de media te zien opduiken, maar het is wel onterecht: ‘Rubens is in Duitsland geboren, Breugel in Breda en de gebroeders Van Eyck in het Prinsbisdom Luik’, stelt Vanderbeeken in zijn analyse van de cultuurstrijd van de N-VA.5 Voor de campagne rond de Vlaamse meesters maakte minister van toerisme Ben Weyts (N-VA) 26,4 miljoen vrij in coronajaar 2020. Inmiddels trekt Bart De Wever rond met een reeks lezingen onder de titel Hoe woke onze cultuur vernietigt, waarin hij ‘een duidelijk antwoord op woke en een pleidooi voor een sterke Vlaamse identiteit’ biedt.6  Vanderbeeken schrijft verder dat de N-VA ‘de kunstensector als een frontlijn’ beschouwt. Onder de tagline ‘Flanders. State of the Art’ wordt kunst ingezet in de constructie en verspreiding van een Vlaamse identiteit. Dat de bevoegdheid cultuur nu voor het eerst onder de minister-president zelf valt, is daarbij veelzeggend.

Een van de tools waarop het meest wordt ingezet binnen wat Vanderbeeken een cultuurstrijd noemt: de Vlaamse canon. Concreet stelt de N-VA voor om een ‘lijst van ankerpunten uit onze Vlaamse cultuur en geschiedenis’ samen te stellen, die bovendien verplichte materie moet worden in het onderwijs. Volgens Vanderbeeken wil De Wever ‘geschiedenis op die manier instrumentaliseren om zijn visie over wat een organische gemeenschap is door te drukken. Maar de ankerpunten van de Vlaamse geschiedenis zijn niet vast te leggen. […] Geschiedenisonderwijs moet meerdere perspectieven aanbieden en leren dat het verleden anders wordt naargelang de vragen die je stelt.’7 Het idee van een statische Vlaamse canon is niet alleen een anachronisme; het ontkent per definitie het organische proces van de geschiedenis, waarbij, met de tand des tijds als motor, gedestilleerd wordt wie en wat representatief blijkt en waardevol is om bewaard te blijven voor de toekomst.

In eenzelfde beweging maakt de N-VA van erfgoed graag een ‘Vlaams verhaal’. Ook museale collecties zijn daarin dankbare instrumenten. In de afgelopen jaren zag het beleid een kans om vanaf nul een ideologie te laten doorschemeren in een belangrijke museale instelling. Het Koninklijke Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (KMSKA) heropende na een renovatie van elf jaar de deuren in september 2022. Op de valreep was er een significante machtswissel: Jacqueline Grandjean, die was aangesteld als artistiek directeur verliet na slechts enkele maanden alweer de post. Daaropvolgend zag Carmen Willems haar functie evolueren van zakelijk directeur naar algemeen directeur. Waar in vroege berichten rond deze switch nog gesproken werd van een vacature voor een artistieke directie, is daar sindsdien geen sprake meer van. Hoewel Willems ervaring heeft als directeur van het Gallo-Romeins museum in Tongeren, is het de vraag of zij voor het KMSKA een sterke artistieke visie zal meebrengen. Het gerucht gaat dat het in de praktijk Luk Lemmens, de voorzitter van de Raad van Bestuur van het KMSKA en sinds 2019 bestuursvoorzitter van de Antwerpse afdeling van de N-VA, is die de touwtjes in handen heeft.

Uiteraard werd de heropening van het KMSKA met toeters en bellen gecommuniceerd vanuit Toerisme Vlaanderen. Er waren onder meer verschillende mediacampagnes met bekende Vlamingen (al dan niet actief in de culturele sector). Het museum werd 40% groter met de bouw van een heel nieuwe vleugel. De maagdelijk witte architectuur biedt echter helemaal geen ideale omkadering voor kunstwerken (met name de povere belichting en de reflecterende gloed van de glimmende vloer zijn eerder struikelblokken). In de naam van toegankelijkheid zijn heel wat interactieve schermen en projecties geïntegreerd. Met ludieke tentoonstellingen en presentaties, zoals de tien ‘geestige’ interventies van hoedenontwerper en decorbouwer Christophe Coppens, wordt een breder publiek naar het museum gelokt.8 Ironisch genoeg zijn de ticketprijzen allesbehalve toegankelijk. De standaardprijs is 20 euro, een bedrag dat overeenstemt met andere grote instellingen die het van toerisme moeten hebben, zoals bijvoorbeeld het Rijksmuseum (22,50 euro) of het Louvre (17 euro).

 

Ademruimte

In oktober 2022 kondigde de Antwerpse cultuurschepen Nabilla Ait-Daoud aan dat de projectsubsidies voor cultuur, ter waarde van zo’n 720.000 euro per jaar, volledig geschrapt worden voor de periode 2023-2025, in het kader van algemene besparingen. Er kwamen heftige protesten, vooral van kunststudenten, die getuigden dat projectsubsidies voor beginnende kunstenaars vaak een broodnodig duwtje in de rug zijn.9

Na weken van stilte reageerde Ait-Daoud met een interview in verschillende kranten. Op de vraag wat zij als jonge kunstenaar zou aanvangen, liet ze zich het inmiddels veel geciteerde antwoord ontvallen: ‘Dan ga ik werken voor mijn centen, zoals iedereen.’10 Een zin die getuigt van weinig affiniteit met het kunstenveld, maar perfect past bij het standpunt van haar partij. Zo ook het opiniestuk dat partijgenoot Björn Anseeuw schreef als reactie op de nieuwe kunstwerkcommissie en kunstwerkuitkering. Hij staat niet achter de hervorming die de sociale positie van kunstenaars en kunstwerkers probeert te beschermen, gestuurd vanuit de socialistische partij Vooruit: ‘Kunstenaars die onvoldoende inkomen kunnen halen uit artistieke activiteiten, moeten worden aangespoord desnoods buiten de kunstensector aan de slag te gaan.’11 Ook Joachim Pohlmann, één van de belangrijkste N-VA ideologen achter de schermen en sinds de aanstelling van Jambon kabinetschef cultuur, stemt hiermee in: ‘Deze sector is veel te afhankelijk van subsidies. […] Ook zonder subsidies zal er grote kunst worden gemaakt.’12 Er lijkt een verwachting te heersen dat kunstenaars functioneren binnen een arbeidsmarkt die gericht is op productie, diensten en verkoop en een daarmee gepaarde tegenzin om te subsidiëren. Onderhuids lonkt de perceptie dat artistiek werk niet gelijkwaardig is aan andere arbeid, en dat kunstenaars veel te gemakkelijk kunnen profiteren van het systeem. Voor kunstpraktijken waarin tijd, reflectie, onderzoek en experiment van belang zijn, schiet dan niet veel genade meer over.

Niet zelden wordt kritiek op een besparing gecounterd door het noemen van een ander budget. In reactie op het wegvallen van de projectsubsidies, verplaatste Ait-Daoud de aandacht naar een grootschalig project waar de stad wél veel geld in zal investeren, het kunstenfestival Common Ground (werktitel), dat in 2024 moet plaatsvinden. Twee grote Antwerpse kunstinstellingen, het Middelheimmuseum en deSingel, zijn er als partners aan verbonden. Door kritiek op de geschrapte subsidies te pareren met dit project, suggereert de schepen dat beide een gelijkaardige invulling in het kunstenlandschap hebben. Dat is uiteraard vals: waar het kunstenfestival wellicht een gevestigd, door de stad geregisseerd programma zal hebben, bieden projectsubsidies juist aan jonge kunstenaars en organisaties ademruimte voor experiment en ontwikkeling, zonder aan hun artistieke vrijheid te raken.

Het ‘Vlaamse verhaal’ staat waarschijnlijk geen fraaie nabije toekomst te wachten. Uit recente peilingen blijkt dat het extreemrechtse Vlaams Belang weleens de grootste partij van België zou kunnen worden, op de voet gevolgd door de N-VA.13 In dat scenario mogen we er wellicht vanuit gaan dat het cordon sanitaire dat in 1991 van kracht werd, opnieuw ter sprake komt, wat zou betekenen dat de N-VA in werkelijkheid aan de leiding komt en haar cultuurstrijd ongehinderd kan voortzetten.

1 Pascal Gielen, Repressief liberalisme. Opstellen over creatieve arbeid, politiek en kunst, Valiz, 2013.

2 Robrecht Vanderbeeken, ‘De cultuurstrijd van de N-VA anno 2020’, Lava media, 29 september 2020.

3 Bart Caron, ‘Het kunstendecreet of de verdeling van de schaarste’, Etcetera, 5 mei 2022.

4 Joris Vergeyle, ‘Jan Jambon draait beslissing over besparingen in cultuursector deels terug: “vier miljoen extra voor projectsubsidies”’ VRT NWS, 16 april 2020.

5 Robrecht Vanderbeeken, ‘De cultuurstrijd van de N-VA anno 2020’, Lava media, 29 september 2020.

6  Jong N-VA, ‘Bart De Wever – Hoe woke onze cultuur vernietigt’, website Jong N-VA.

7 Robrecht Vanderbeeken, ‘De cultuurstrijd van de N-VA anno 2020’, Lava media, 29 september 2020.

8 Kristien Bonneure, ‘Na elf jaar gaat schatkamer KMSKA in Antwerpen weer open, wat moet je weten over “het Schoonste Museum”?’, VRT NWS, 20 september 2022.

Tamara Beheydt

schrijft over kunst, o.a. voor Glean

Gerelateerd

Recente artikelen