metropolis m

Benedictijner Klooster, Vaals, met uitbrediingvanDom van der Laan

Christian Nyampeta, een van de genomineerden voor de Prix de Rome van dit jaar, is al jaren bezig met een onderzoek naar vormen van samenleven. In het kader daarvan trok hij recentelijk naar het Benedictijner klooster van Dom van der Laan in Vaals, op zoek naar een nieuws soort innerlijkheid, een openbaar interieur.

Maaike Lauwaert

Toen we een afspraak maakten voor dit interview vertelde je dat je een week in een klooster in Vaals zat en dat de internetverbinding traag kon zijn. Uiteindelijk hebben we elkaar gesproken toen je weer terug in Londen was. Waarom een klooster en waarom dit klooster in Vaals?

Christian Nyampeta

‘Ik was in Vaals voor werk, in de abdij Sint-Benedictusberg: een Benedictijner klooster dat in de jaren twintig opgericht werd en deels ontworpen is door de Nederlandse architect en Benedictijner monnik Dom Hans van der Laan. Zijn ontwerpen werden bijna nooit uitgevoerd, maar hier in Vaals ontwierp hij de kerk van het klooster, de bibliotheek, crypte, sacristie en een binnenplaats. Hij was ook betrokken bij het ontwerp van het meubilair en de kleuren in het gebouw. Hij bepaalde met zijn ontwerpen min of meer hoe de Benedictijner monniken hier leven.

Ik ben erg geïnteresseerd in de filosofie van Van der Laan, voor wie architectuur een middel was om ruimte uit de natuur te snijden, af te splitsen als het ware. De natuur was het continuüm, architectuur de onderbreking. Een van de dingen waar Van der Laan mee worstelde was het ontbreken van exacte afmetingen in de natuur en hij zocht dan ook naar een metrisch systeem om ruimtes intellectueel te verstaan. Hij vergeleek dit met een muzikale score, een soort schaal van maten. Zijn doel was het vinden van harmonie in de gebouwde omgeving en de score die hij ontwikkelde was een middel om dit doel te bereiken. Een functionerende toonladder van maten zou een gebouw begrijpelijk moeten maken, ons rust geven en ons intellectueel stimuleren. In zijn ontwerpen en filosofie stromen binnen en buiten in elkaar over. Ze resulteren in een ander soort innerlijkheid, een openbaar interieur. En dat is waar ik in geïnteresseerd ben, wat ik probeer te conceptualiseren.

Ik volgde de monniken in hun dagelijkse routines die vaak van minuut tot minuut vastliggen, werkte in de bibliotheek en deed onderzoek. Het is opvallend hoe doordacht alles is. Zelfs handgebaren werden daardoor fascinerend. Hun dagelijks leven is nauwelijks fysiek en een eenvoudige wuif in de gangen werd daardoor ineens heel betekenisvol. En in dat kleine gebaar van een wuivende hand zag ik kunsthistorische en picturale tradities passeren. Je voelt de impact van die opgeheven hand op zoveel verschillende niveaus.’

Maaike Lauwaert

Is deze onderzoeksperiode in het klooster in Vaals onderdeel van je langlopende project How to live Together?

Christian Nyampeta

‘Ja, absoluut. En het is een deel van mijn voorbereiding voor de Prix de Rome tentoonstelling.’

Maaike Lauwaert

Je vertrekt in dit project vanuit de lezing en het boek Comment vivre ensemble van Roland Barthes. In dit werk ontwikkelt Barthes het begrip idiorrhythmy, een vorm van gemeenschappelijkheid waarin we individuele ritmes erkennen en respecteren. Het lijkt me dat een klooster de ultieme plek is om ritmes die het leven bepalen te bestuderen. Op het eerste gezicht lijkt het verstikkend wanneer elke minuut van de dag gepland is volgens een terugkerende patroon. Maar het kan ook bevrijdend zijn, nietwaar?

Christian Nyampeta

‘Barthes is inderdaad op zoek naar momenten waarop idiorrhythmy bevrijdend wordt. Je moet veel opofferen om in een idiorrhythmische gemeenschap te leven en dat is zichtbaar binnen een klooster. Het wordt niet voor niets ook een orde genoemd. Het is in feite een regime van zijn. Maar dit is ook bevrijdend, omdat je weet wat je moet doen, hoe je dag eruit zal zien. De rest is afleiding en kan worden genegeerd.

In een klooster wordt afleiding vermeden. Dit is iets waar wij, levend buiten het klooster in een samenleving die er op gericht lijkt om ons constant af te leiden, van kunnen leren. Maar natuurlijk zijn er ook nadelen aan het leven in een klooster.’

Maaike Lauwaert

De beperkingen?

Christian Nyampeta

‘Eerder dat, anders dan in het denken van Barthes, de Benedictijner monniken een ascetisch leven leiden. In Barthes’ idiorrhythmy hoeft niet iedereen hetzelfde te doen of zijn. Het concept zet een specifieke gemeenschappelijke regeling uiteen die niet alleen rond tijd en ruimte is georganiseerd.’

Maaike Lauwaert

Neem je voor de Prix de Rome tentoonstelling de Benedictijnen als een voorbeeld van een idiorrhythmische gemeenschap?

Christian Nyampeta

‘In zekere zin. De Benedictijnen orde bestaat uit verschillende autonome gemeenschappen en congregaties en is in die zin geen “orde” zoals andere monastieke tradities. De Benedictijnen hebben een rijke geschiedenis en een traditie van “coenobitism”, gemeenschapsleven. In een historisch context verzet “coenobitism” zich tegen idiorrhythmische gemeenschappen en praktijken. Maar wat mij vooral interesseert zijn de architectonische elementen die ruimte en tijd organiseren in het klooster in Vaals. Misschien leveren organisaties zoals deze wel nuttige scenarios voor het bestuderen van de betekenis van ritme in onze huidige tijd, voor het begrijpen van de rol van ritme in ons leven door middel van een focus op een gedisciplineerd leven in het klooster.’

Maaike Lauwaert

Onze samenleving ontbreekt collectieve werkritmes nu we flexibele werktijden, thuiswerken en het internet combineren.

Christian Nyampeta

‘Ja, maar alleen op het eerste gezicht. Ik zou stellen dat ritmes niet ontbreken maar onzichtbaar zijn. Ze zijn enigszins onbegrijpelijk geworden. Dus een van de taken waar we vandaag voor staan is om ze te begrijpen, om zintuigen te ontwikkelen om ze waar te nemen, te analyseren en te onderwerpen aan een letterlijke vorm. Dit resoneert met Van der Laans poging om het recht op de begrijpelijkheid van ruimtes te articuleren.

Vanuit een dergelijke lezing kunnen we zeggen dat ritmes er altijd zijn zodra er energie is. We zouden kunnen speculeren dat in Nederland onze individuele levens veel meer synchroon lopen dan op het eerste gezicht lijkt. Zeker nu we tijd zo ongelooflijk precies kunnen synchroniseren. Dus wanneer de wekker afgaat op een bepaald tijdstip, gebeurt dit misschien wel op eindeloos veel andere plekken in het land. Als zo’n verschuiving in timing echt aan de orde is, zou dat betekenen dat de activiteiten en gebaren van wakker worden, ons toilet maken, ontbijten enzovoort heel erg op elkaar lijken in talloze huishoudens en op hetzelfde moment plaatsvinden. Vanaf het moment dat we wakker worden en onze schijnbaar privégebaren uitvoeren in onze schijnbaar flexibel in te delen tijd, denken we dat deze activiteiten persoonlijk, uniek en individueel zijn, maar eigenlijk is het een massachoreografie met een immens kapitaal. Sterker nog, het gebruik van elektriciteit, gas, water en zo komt netjes overeen met dergelijke persoonlijke gebaren. De implicaties van een individueel ritme dat zich verspreidt over een nationale kaart zijn talrijk. Maar deze synchroniciteit wijst er niet noodzakelijkerwijs op dat ons leven meer in harmonie is met onze gemeenschappen. Een deel van het ontbreken van deze harmonie kan worden toegeschreven aan het ontbreken van de zintuigen, hulpmiddelen en tools om dergelijke monumentale relaties te bevatten.’

Maaike Lauwaert

Even een stap terug; hoe navigeer je tussen deze fascinaties en je onderzoek en de objecten en performances die je maakt? Heb je een methode of gebeurt dit intuïtief?

Christian Nyampeta

‘Misschien moet ik hier een metafoor gebruiken van Barthes. Tijdens de inaugurele les aan het Collège de France, introduceert Barthes zijn methodologie via het idee van “het komen en gaan van een kind dat in de buurt van zijn moeder speelt, haar verlatend, dan weer terugkerend om haar een steentje, dan een touwtje te geven en daarmee rond het kalme centrum een hele locus van spel traceert waarin het steentje en touwtje er minder toe doen dan het enthousiaste geven ervan” (1). In werkelijkheid zijn bijna alle processen, werken en activiteiten waar ik bij betrokken was schatplichtig aan de generositeit van velen en hun gezamenlijke inspanningen door de jaren heen. Dus de verschuiving van schaal, stemming, focus en aandacht, materialen, duur en vormen vindt plaats binnen een beschutte persoonlijke en collectieve ruimte waarin ik om de beurt mijn eigen kind en ouder ben. Maar deze ruimte wordt niet bewoond door mij alleen, het is een ruimte waarbij we allemaal betrokken zijn. Het is een ruimte en tijd waarin er veel werk te doen is, veel te leren valt en meerdere mislukkingen plaatsvinden. Het is er niet altijd rustig, maar het wordt gekenmerkt door een vastberadenheid om elkaar te voeden.

Omdat deze projecten vormen van leven testen betekent dit in de praktijk dat de organisatorische aspecten reageren op de context waarin de projecten plaatsvinden. Doorgaans zijn een of twee personen, instellingen, groepen en gemeenschappen betrokken. Het is cruciaal om onszelf zoveel als de stemming, gevoelens, tijd en middelen toelaten te organiseren. Dit lukt niet altijd omdat het niet gemakkelijk is overeenstemming te bereiken over wat harmonie eigenlijk is. Het harmoniseren van verschillen tussen mensen is veel moeilijker dan alle deelnemers te uniformiseren. We hebben nog veel te leren over hoe te leven. Hoe goed te leven, hoe samen te leven. Hoe te leven met en tegen tegenstrijdigheden, die van onszelf inbegrepen. Ondanks, of misschien wel dankzij mijn vurige streven naar formele, tijdelijke en organisatorische bescheidenheid, besef ik maar al te vaak dat we de grens van wat mogelijk is bereiken.’

Maaike Lauwaert

Gezien het feit dat je praktijk sterk gemeenschappelijk is, hoe geef je in praktische zin vorm aan werken?

Christian Nyampeta

‘Wanneer ik in Londen ben, werk ik vanuit huis. Ik heb het geluk dat ik een omgeving heb met genoeg ruimte om een woonkamer te hebben, een slaapkamer, een werkkamer of studio of studeerkamer, een keuken, badkamer, toilet, hal en een symbolisch balkon. Elk deel van het huis heeft een praktische functie met een eigen affectieve lading.

De contractuele voorwaarden zijn onzeker, maar dit huis is de thuisbasis van diverse activiteiten die vrienden en vreemden bij elkaar brengen om te wonen en te werken. In de geest van Casco’s Grand Domestic Revolution appartement in Utrecht, voelen de groepen die zich hier verzamelen dat dit huis een prototype is voor een nieuwe politiek van onze relatie tot werk.’

Maaike Lauwaert

Gezien dit prototypische karakter van je werkomgeving, heb je soms het gevoel dat je Barthes’ ideeën over hoe samen te leven aan het uittesten bent in het echte leven? Of hebben de dingen zo vorm gekregen door de jaren heen en resoneerde Barthes met hoe je werkte en woonde?

‘Barthes’ project aan het Collège de France vond zijn weg naar mij op het cruciale moment waarop ik mijn eigen vocabulaire aan het formuleren was. Deze ontmoeting is nuttig geweest. Ik denk niet dat we daarmee Barthes’ ideeën over hoe samen te leven aan het uittesten zijn. Het leven en werk hier is geen performance van Barthes’ ideeën die, om maar iets te noemen, van een heel andere historische specificiteit zijn. Ieder van ons heeft zijn eigen identiteitsweg en deze wegen kunnen elkaar kruisen rond een bepaald idee en dan weer verschillen op een ander punt.

Een van de grote uitdaging waar we voor staan vandaag is het verbeelden, bedenken en materialiseren van levensvatbare vormen van wonen, voelen en ons verhouden tot lokale en mondiale urgenties. Ik ervaar deze urgenties als verlammend. Stel dat deze gevoelloosheid inderdaad een verdoving is, dan zijn we gedwongen om te werken aan manieren om onze zintuigen te herontwikkelen zodat we weer daadwerkelijk gaan leven. Dit engegement tegen verdoving is in gelijke mate theoretisch, dialectisch, praktisch, discursief enzovoort. Het is een proces van het bestrijden van de inschikkelijkheid van de genormaliseerde lethargie en een weigering van haar ellende. Dit vraagt om de uitwerking van een nieuwe woordenschat waarmee we deze realiteit kunnen beschrijven en analyseren. Het vraagt van ieder van ons een herziening van onze gewoonten en de ontwikkeling van nieuwe instrumenten.’

1. Roland Barthes, ‘Inaugural Lecture, Collège de France’ in A Barthes Reader, edited by Susan Sontag (New York, Hill and Wang, 1982), p. 477.

Maaike Lauwaert

Gerelateerd

Recente artikelen