Postkolonialisme nieuwe stijl
De postkoloniale kritiek, populair in de kunst uit de eerste helft van de jaren negentig, maakt momenteel een opleving door in iets gewijzigde vorm. Een beknopte introductie op de geschiedenis van dit complexe vraagstuk.
1961 Frantz Fanon publiceert Les Damnés de la Terre
In Nederland werd dit boek, door cultuurtheoreticus Stuart Hall ooit de ‘bijbel van de dekolonisatie’ genoemd, gepubliceerd onder de titel De verworpenen der aarde (1973). Frantz Fanon bevond zich midden in een gewelddadige onafhankelijkheidsstrijd in Algerije toen hij het boek schreef. Hij sympathiseerde met het Algerijnse Front de Libération Nationale (FLN). In De verworpenen der aarde brengt hij de misstanden van het Afrikaanse continent in kaart, veroorzaakt door de kolonisatie. Hij bekritiseert niet alleen het gedrag van de Europeanen, maar richt zich ook tegen de corrupte Afrikaanse bourgeoisie die in zijn ogen de kwalijke gedragspatronen van de Europeanen kopieert.
1957 Zaria Art Society
In Afrika kwam de weerstand tegen de koloniale cultuur tot uitdrukking in de nationalistische kunst van de leden van de Zaria Art Society uit Nigeria, waarvan Uche Okeke en Bruce Onabrakpeya de meest bekende vertegenwoordigers zijn. Het doel van de groep was te zoeken naar alternatieven voor de kunstopvattingen en technieken, zoals onderwezen aan de door de kolonialisten opgerichte kunstacademies. Okeke en Onabrakpeya baseerden zich in hun werk op inheemse, traditionele cultuur die door de kolonialisten als kunst van wilden werd getypeerd. Die traditionele opvattingen vermengden ze met de in hun ogen meest bruikbare westerse ideeën over kunst.
1966 Claude Lévi-Strauss publiceert The Savage Mind
De rode draad van The Savage mind van de Franse antropoloog en etnoloog Lévi-Strauss (1908-2009) is de stelling dat de westerse wetenschappelijke rationaliteit niet zo heel verschillend is van de kennisvergaring van niet-westerse, destijds vaak ‘primitief’ genoemde beschavingen. Het boek had in politiek opzicht vooral invloed als correctie op de wijze waarop de antropologische praktijk van oudsher geneigd was het kolonialisme goed te praten.
1978 Edward Said publiceert Orientalism
In Orientalism analyseert Edward Said de wijze waarop de Oriënt gerepresenteerd wordt in de westerse literaire cultuur. Hij beargumenteert dat de representatie van de Oriënt in het Westen het moderne imperialisme rechtvaardigt door de ‘Oriëntale ander’ voor te stellen als een minderwaardig persoon. In het voorwoord van de herdruk uit 2003 stelt Said de vraag of het imperialisme veranderd dan wel opgehouden is sinds de publicatie van zijn boek. Zijn antwoord daarop is negatief. De vooroordelen bestaan voort.
1983 Linda Nochlin publiceert The Imaginary Orient
Linda Nochlin verbindt Saids ideeën over het oriëntalisme aan schilderijen die in 1982 zijn gepresenteerd tijdens de tentoonstelling Orientalism: The Near East in French Painting, 1800-1880. In principe stelt Nochlin dat de curator, Donald Rosenthal, de politieke aspecten van zijn tentoonstelling negeert, net als de deelnemende kunstenaars: de geschiedenis die verbonden is aan de afgebeelde oosterse locaties en de brutale aanwezigheid van de westerlingen. Op de schilderijen wordt de oriëntale ‘ander’ afgeschilderd als brutaal, lui, achterlijk of immoreel. De presentatie van deze kunst ondersteunt, volgens Nochlin, het idee als zou de oriëntale‘ander’ moeten worden opgevoed.
1987 Rasheed Araeen begint met het uitgeven van Third Text
Third Text is een tijdschrift opgezet met het doel kritische teksten te publiceren over kunst en visuele cultuur, gemaakt door (of in samenwerking met) niet-westerse cultuurproducenten. De oprichter, Rasheed Araeen, kwam in 1964 van Pakistan naar Engeland waar hij vanaf dat moment werkte als kunstenaar, schrijver, curator en activist. In de jaren zestig en zeventig heeft hij ondervonden dat zijn werk niet op prijs gesteld werd binnen de ‘eurocentrische’ kunstwereld. Het werk dat Araeen toen maakte, bijvoorbeeld Rang Baranga (1969), was gebaseerd op het minimalisme van die tijd, maar werd niet als minimalistisch geaccepteerd. Werk van kunstenaars met Afrikaanse of Aziatische achtergrond werden in musea en andere kunstinstituties op dat moment voornamelijk als ‘etnische kunst’ gecategoriseerd. Daar is pas aan het eind van jaren tachtig verandering in gekomen. Third Text heeft aan die verandering zijn steentje bijgedragen.
1989 Het Centre Pompidou toont Les Magiciens de la Terre
Magiciens de la terre van curator Jean-Hubert Martin was een bijzondere tentoonstelling omdat het werk van niet-westerse en westerse kunstenaars door elkaar toonde. De tentoonstelling beoogde daardoor te breken met de museale classificatie van niet-westerse kunst als etnische kunst en met de scheiding tussen etnische en moderne kunst. Kunstenaars als Rasheed Araeen waren ambivalent over het concept van de tentoonstelling. In zijn essay Our Bauhaus Other’s Mudhouse schreef Araeen: ‘My main point of critique concerns the lack of any radical theoretical or conceptual framework that can justify the togetherness of works that represent different historical formations.’ De afwezigheid van een dergelijk theoretisch kader weerhield Araeen er niet van een heel nummer van Third Text aan de tentoonstelling te wijden en er zelf ook werk aan bij te dragen. De catalogus van Magiciens de la terre bevat een essay van Homi Bhabha, die samen met Gayatri Chakravorty Spivak, bij de grote namen van de postkoloniale theorie hoort.
1992 Two undiscovered Amerindians visit Madrid, een performance van Coco Fusco en Guillermo Gomez-Pena
In de eerste helft van de jaren negentig presenteerden Coco Fusco en Guillermo Gomez-Pena op verschillende locaties hun performance met de titel Two Undiscovered Amerindians Visit …. Ze verkleedden zich daarbij als ‘wilden’ die zogenaamd van een onbekend eiland in de Golf van Mexico kwamen. Fusco en Gomez-Pena verwijzen met hun performance naar de denigrerende presentaties van ‘inboorlingen’ in Europese musea. De performance is een scherpe kritiek op het etnografisch categoriseren van mensen.
1996/97 Wang Jin maakt The Chinese Dream
De verandering in de handelsbetrekkingen tussen China en het Westen heeft tevens een verandering in het culturele klimaat veroorzaakt. Chinese kunstenaars werden minder door de staat gesubsidieerd en gedwongen een kunstmarkt op te zetten. Chinese kopers waren schaars omdat kunst (als propaganda) tot dusverre gratis te verkrijgen was. Dit tekort vulden westerse verzamelaars aan. Het werk The Chinese Dream van Wang Jin speelt in op de vraag naar Chinese kunst. Wang geeft de westerse verzamelaars precies waar ze naar verlangen: een hedendaags Chinees kunstobject. Meer dan acht exemplaren verkocht hij aan westerse verzamelaars. Zo gezien heeft hij de rollen van de oriëntalist en de oriëntale ander omgedraaid en profiteert hij nu, economisch gezien, van het westerse verlangen naar de Oriënt.
2002 Okwui Enwezor curator van Documenta 11
Onder leiding van Okwui Enwezor werd Documenta 11 een afspiegeling van de veranderingen, die de postkoloniale theorie in combinatie met de globalisering van kapitaal en media binnen de hedendaagse kunstwereld teweeg gebracht had. Naast Kassel bezocht het kunstpubliek ook plekken in Azië, Afrika en Zuid-Amerika die in het kader van Documenta 11 gekozen waren als ‘platforms’, waar werd gediscussieerd over belangrijke thema’s van deze eerste echt globale documenta. Opvallend veel tentoongestelde kunst was van uitgesproken politieke aard, een trend binnen de hedendaagse kunst die door de documenta van Enwezor versterkt werd.
2005 ‘Visionair België’ / 2010 ‘Visionair Afrika’
Visionair België in Bozar Brussel die was samengesteld door de vermaarde curator Harald Szeemann, getuigde van een besef van het koloniale verleden van België, bijvoorbeeld in de presentatie van het schilderij Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Reorganisatie van Chéri Samba. Het schilderij symboliseert het dilemma van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren, dat zich geconfronteerd zag met de kritiek dat het een racistisch beeld van Afrika schetste. In 2010 is de renovatie van het museum van start gegaan, waarbij wordt samengewerkt met vertegenwoordigers uit de Afrikaanse diaspora. Als voorbode is er momenteel in Bozar in Brussel onder de noemer Visionair Afrika een tentoonstelling ingericht waarin het Afrikamuseum uit Tervuren zijn racistische statuur alvast probeert af te schudden.
2010 Postkolonialisme nieuwe stijl
Een golf van postkoloniale tentoonstellingen nieuwe stijl trekt door Europa. Door tal van kunstenaars wordt afgerekend met de gevolgen van het hedendaagse kapitalisme en de gevolgen ervan voor niet-westerse economieën. Met name in grote internationale tentoonstellingen staat een nieuwe generatie ‘postkoloniale’ kunstenaars op die de vinger op de zere plek leggen. Zoals Steve McQueen tijdens de Biënnale van Venetië in 2008, George Osodi tijdens documenta 12 in 2008 in Kassel, Vincent Meesen tijdens Contour 2009 in Mechelen (B), en Renzo Martens en Mark Boulos tijdens de Berlin Biennale 2010 in Berlijn.
Kerstin Winking is curator en criticus, Amsterdam
Visionair Afrika, Bozar, Brussel, 30 mei t/m 26 september 2010
Uneven Geographies, Nottingham Contemporary, 8 mei t/m 26 juli 2010
Berlin Biennale 6, 11 juni t/m 8 augustus
Kerstin Winking