metropolis m

Heji Shin

Tijdens haar eigen zwangerschap viel het Sanne Fleur Sinnige op dat ze in de kunstwereld langzaam naar de zijkant werd gemanoeuvreerd, alsof ze even niet meer meetelde. Vervolgens realiseerde ze zich dat het het moederschap weliswaar veel in de kunst uitgebeeld wordt, maar de negen maanden daaraan voorafgaand veel minder frequent. Alsof er een taboe op rust.

Jaren geleden was ik stagiaire bij kunstencentrum Wiels in Brussel bij de Mark Leckey expositie en ik had een vriendin uitgenodigd voor de opening. Leckey is het type kunstenaar dat een publiek aantrekt van hippe kunstacademiestudenten en anderen die ‘op de hoogte’ zijn. Mijn vriendin kwam een kennis tegen en vertelde haar, met een stralende gezichtsuitdrukking, dat zij net moeder was geworden. De kennis draaide haar hoofd weg, opeens zoekend naar andere personen waarmee ze kon netwerken. De reactie van de kennis en het glunderende gezicht van mijn vriendin bleven hangen in mijn hoofd; ik begreep namelijk niet dat een van de grootste mysteries van het leven – de verwekking van leven en de groei van een baby in de buik van een vrouw – zo onverschillig ontvangen werd in de hedendaagse kunstwereld. Zou het wonder van de verwekking en het zwangerschapsproces juist niet eerbied voor een vrouw moeten opwekken? En zou deze niet weerspiegeld worden in de kunst?

Een duik in exposities en literatuur over dit onderwerp onthult nochtans dat zwangerschap, zoals de reactie van de kennis van mijn vriendin reeds deed vermoeden, allerminst een gewaardeerd thema is in de westerse kunst. Curator Karen Hearn beschrijft in de catalogus bij de expositie Portraying Pregnancy (Foundling Museum London, 2019) dat afbeeldingen van zwangerschap in Britse kunst grotendeels werden vermeden omdat dit een te directe confrontatie zou zijn met de seksuele activiteit van de zwangere vrouw in kwestie. In dezelfde lijn documenteerde kunsthistoricus Anne Wagner in haar boek Mother Stone (2005) hoe kunstenaar Jacob Epsteins sculptuur Genesis (1908) een publiek schandaal veroorzaakte omdat het een naakte vrouw in de laatste stadia van haar zwangerschap verbeeldde. De boodschap is duidelijk. De naakte vrouw is als muze altijd welkom geweest aan de muren van het museum – zolang ze maar niet zwanger is.

Ook binnen verschillende feministische tendensen in kunst- en literatuurgeschiedenis is het thema van procreatie geschuwd. Nadruk leggen op de vruchtbaarheid of zwangerschap van de vrouw zou het cliché van ‘de vrouw is gelijk aan moeder’ bevestigen en haar daarmee in die rol opsluiten. Curator en kunstenaar Lucy Lippard schreef daarom in 1976 dat ‘perhaps procreativity is the next taboo to be tackled’, een observatie die niet aan actualiteit heeft ingeboet. Zo documenteerde schrijver Maggie Nelson in haar boek The Argonauts (2015) hoe kunsthistoricus en ‘academic superstar’ Rosalind Krauss een nieuw project van wetenschapper Jane Gallop als ‘soft-minded’ bestempelde omdat het project – dat resulteerde in het boek Living with his camera (2003) – in de woorden van Nelson, aantoonde dat ‘Gallop’s maternity had rotted her mind.’

Desalniettemin is een van de oudste figuren in de kunstgeschiedenis een figuur van een zwangere vrouw: de Venus van Willendorf (c. 25000 BC). Verschillende interpretaties van deze en andere venusbeeldjes werden geopperd door wetenschappers – ‘prehistorische’ porno; didactische vroedvrouw instrumenten; fertiliteitsbeeldjes die vrouwen in hun handen konden klemmen tijdens het geboorteproces; zelfportretten – en alhoewel waarschijnlijk nooit met zekerheid vastgesteld kan worden in welke context deze Venusbeeldjes ontstonden, heeft het Venusbeeldje op verschillende momenten in de westerse kunstgeschiedenis een belangrijke rol gespeeld. In de jaren zeventig en tachtig, bijvoorbeeld, werden Venusbeeldjes opgeroepen in de kunst van feministische kunstenaars die geïnspireerd werden door theorieën over ‘prehistorische’ godinnenverering gepostuleerd door archeologe Marija Gimbutas in haar boek The Gods and Goddesses of Old Europe (1974). Kunstenaar Mary Beth Edelson voerde bijvoorbeeld de performance Grapceva Neolithic Cave Series: See for Yourself (1977) uit in de Grapceva grot in het toenmalige Joegoslavië, waar zij verscheen als een naakte godin omringd door kaarslicht. De grot, die op de foto’s van de performance sterke gelijkenissen toont met de binnenzijde van een baarmoeder, werd zo een spirituele ruimte – vergelijkbaar met de heilige toegangspoorten naar ‘moeder Aarde’ zoals schrijfster Jean Marie Auel de grotten conceptualiseerde in haar romanreeks Earth’s Children (1980-2011). In een ander werk van Edelson Series of wall collage (1973-2017) zweeft de Venus van Willendorf tussen andere vrouwenfiguren uit de kunstgeschiedenis onderwijl de vraag stellend: waarom is het vereren van godinnen gestopt? Vanuit het perspectief van de hedendaagse maatschappij destilleer ik uit bovengenoemde werken bovendien de vraag: waarom worden zwangere vrouwen, zowel binnen als buiten de kunstwereld, niet vaker vereerd?

(On)productiviteit

Het antwoord ligt, denk ik, in de opvatting dat vrouwen gedurende de zwangerschap en het daaropvolgende ouderschap niet productief zouden zijn. Nelson omschreef het ook al: ‘Via pregnancy, I have my first sustained encounter with the pendulous, the slow, the exhausted, the disabled’. Toen ik zelf zwanger werd ervoer ik het zelf als de grootste paradox: hoewel je gedurende een zwangerschap in essentie leven schept, voel je je als zwangere vrouw tegelijkertijd geïsoleerd van de niet-zwangeren – alsof je, hoe tegenstrijdig het ook lijkt, niet productief bent. Terwijl mijn lichaam zichtbaar een nieuw leven creëerde – een zichtbaarheid die zowel een vloek als een zegen was – kreeg ik ook het gevoel tijdelijk niet deel uit te maken van de maatschappij om me heen. Dat ik niet alleen sta in dit gevoel is ook treffend uitgedrukt in de titel Sorry I gave Birth I disappeared but now I am back (2017-voortdurend) van de fotoserie van Andi Galdi Vinko en in het werk Maternity Leave (2011) van Lenka Clayton, waarvoor ze via een babymonitor in een verder lege galerie het publiek drie maanden lang liet meeluisteren naar haar baby en domestieke omgeving. Alhoewel Vinko’s fotoserie en Claytons werk ook gaan over de moeilijke combinatie van een professionele loopbaan en het ouderschap in een samenleving waarin deze krampachtig gescheiden worden gehouden (zie het artikel van Richtje Reinsma van 8 maart 2019 in Metropolis M), interpreteer ik deze werken ook als een uitdrukking van de tijdelijke uitschakeling van een vrouw veroorzaakt door haar zwangerschap en het daarop volgende ouderschap in het kapitalistisch, resultaatgerichte productieproces. Het personage van galeriehouder Franz uit Michel Houellebecqs roman De Kaart en het Gebied (2011) windt er geen doekjes om: ‘Niet zijn status als voortplanter maar zijn plaats in het productieproces maakt de westerse mens tot wie hij is.’

Zoals deze kunstenaars al illustreren, bevind je je als zwangere vrouw in een onmogelijke spagaat. Aan de ene kant is er een knagende twijfel feministische streefdoelen te hebben verloochend binnen het productieproces, waardoor je tijdelijk tot de ‘non-productieven’ van de samenleving wordt gerekend. In filmmaakster Agnès Varda’s L’Opera Mouffe (1958) wordt een zwangere vrouw die met haar boodschappen zeult, omver gelopen door een voetganger die haar conditie niet eens opmerkt – een beeld dat de onzichtbaarheid van de zwangere vrouw treffend symboliseert en dat nieuwe actualiteit verwerft in een samenleving van door smartphones geobsedeerde mensen. Mij bekroop steeds meer het gevoel dat ik mijn plek aan het verliezen was in het productieproces – een positie die ik, na mijn zwangerschap, zo snel mogelijk weer moest innemen om te voorkomen dat ik deze misschien wel voorgoed kwijt zou zijn. Voornamelijk om deze reden, realiseerde ik me onlangs, is het kolven bedacht. In Varda’s film wordt de ervaring van een zwangere vrouw in een onverschillige maatschappij waarin het productieproces onophoudelijk voort davert, verweven met de liefdevolle blik waarmee de bewoners van de Parijse Rue Mouffetard, hoe lelijk en verguisd ook, worden bekeken: ook deze mensen werden negen maanden lang gekoesterd in de schoot van een vrouw. Aan de andere kant is daar het wonder en de productiviteit van de zwangerschap, die een verwarrende schoonheid in zich draagt.

Sommige kunstenaars hebben getracht de schoonheid en het mysterie van de zwangerschap te benaderen in hun kunst, zonder deze ooit volledig te kunnen bevatten. Mary Kelly legde haar zwangerschap vast in Antepartum (1973), een video die voorafgaat aan haar meer bekende videowerk Post-Partum Document (1973). Dit werk toont een close-up van haar zwangere buik waarin de bewegingen van de baby af en toe zichtbaar zijn. Ondanks de eenvoud van dit werk geeft de video geen antwoord op vragen die het aanschouwen van dit nieuwe leven onherroepelijk opwerpen; het vergroot eerder het mysterie. Ook fotograaf Lennart Nilsson legde het mysterie van de zwangere buik vast in zijn baanbrekende fotoserie die gepubliceerd werd in Life Magazine in 1965. Desondanks blijven prenatale foto’s van foetussen tot op de dag van vandaag controversieel, waarschijnlijk omdat ze werden geapproprieerd in anti-abortus debatten. Ik ben een voorstander van het recht op abortus, maar men kan mensen die tegen abortus zijn geen ongelijk geven dat deze foto’s de toeschouwer tot nederigheid stemmen.

Uiteraard is ook het einde van het mysterie, de geboorte, door kunstenaars vastgelegd. Heji Shin beeldde de onstuimige krachten van de bevalling af in de fotoserie Baby (2016). De baby’s, nog niet geboren maar ook niet levenloos, doen buitenaards aan – ze herinneren de kijker aan de surrealistische realiteit van het aardse leven dat met ruwheid en meedogenloosheid aanvangt. Het is alsof Shin de schilder Gustave Courbet subtiel corrigeert: dít is de origine van de mens, een barende vrouw, een petit détail dat hij naliet op te nemen in zijn L’Origine du Monde (1866).

Ongrijpbare macht

Velen voor mij observeerden reeds dat het mysterie van de zwangerschap en de rauwe krachten opgewekt door de bevalling een ongrijpbare macht vertegenwoordigen waardoor allerlei pogingen werden gedaan om haar te beteugelen. Historicus Phyllis Martin beschrijft een Loango altaar in West-Congo waar Nkisi Mpemba, een gynaecoloog met veel macht, enkel door vrouwen mocht worden geconsulteerd. Het altaar werd door mannen vernietigd omdat het, waarschijnlijk vanwege veranderde ideeën die het Europese kolonialisme teweegbracht, als te machtig en daarmee als bedreiging werd gezien. Literatuurwetenschapper Jenifer Buckley onderzocht het achttiende-eeuwse fenomeen van ‘maternal imagination’ in Britse literatuur. Geloofd werd dat de ontwikkeling van de ongeboren vrucht beïnvloed kon worden door hetgeen de zwangere vrouw zag en dacht. Zo zou het zien of schrikken van een persoon zonder ledematen leiden tot een baby met dezelfde aandoening. Mogelijk gaan ook deze opvattingen over de inperking van de macht van de zwangere vrouw. Door op allerlei gevaren buitenshuis te wijzen wordt haar kwetsbaarheid vergroot in plaats van dat haar kracht wordt benadrukt. De lijst met verboden is, ook vandaag nog, lang: van het niet eten van rauwe vis tot het beter niet vermelden van een zwangerschap tijdens een sollicitatiegesprek. Het is dus niet geheel onbegrijpelijk dat zwangere vrouwen ook zichzelf als minder productief zouden kunnen zien. Zoals schrijver Marja Pruis ook al noemde in het artikel ‘De Moeder’ in De Groene Amsterdammer van 18 maart 2019, voelen sommige vrouwen zich zelfs genoodzaakt om hun zwangerschap en moederschap binnen professionele kringen te verbergen. Het is nochtans niet de zwangerschap, de bevalling en het ouderschap die een vrouw zwak, benadeeld of een stoorzender maken, maar de samenleving die het op die manier definieert en organiseert.

Met mijn pleidooi voor verering van zwangere vrouwen, godinnen en moeders bedoel ik dat uiteraard op een andere wijze dan de heilige Mariaverering, waarin een mythische moeder verschijnt als zwijgend, en, uiteraard, als aseksueel. Ik pleit niet voor een binaire omkering van rollen waarbij gedienstige mannen een vrouwelijke godin vereren, noch voor een maatschappelijke terugkeer naar een ‘traditioneel’ gezin.
      Ik wil de vrouw niet opsluiten in een exclusieve rol als moeder. Ik wil me distantiëren van de conservatieve benadering waarin de reproductieve capaciteiten van de vrouw haar zouden isoleren van ‘anderen’, zouden leiden tot benadeling of onderschatting. Ik wens ook niet dat er verwachtingen op vrouwenlichamen worden geprojecteerd – door geen enkele partij. Ik onderschrijf ook niet dat enkel vrouwen over de ervaring van zwangerschap zouden mogen spreken, integendeel. Het was mijn partner die van mening was dat ik te lang moest doorwerken en mij er tijdens het derde trimester op wees dat het tijd was geworden om me mentaal voor te bereiden op de bevalling. Alhoewel ik de ziekenhuis vertrekken niet ontspannend vond tijdens de bevalling, ben ik me ook terdege bewust dat ik en mijn zoontje zonder dat ziekenhuis waarschijnlijk niet meer in leven zouden zijn; ik beargumenteer dus ook niet dat de reproductieve capaciteiten van vrouwen betekenen dat ‘natuurlijke’ bevallingen altijd de beste optie zijn.

Wat ik wel wil beargumenteren is dat zwangerschap te vaak wordt gezien als individuele aangelegenheid in plaats van dat het door de maatschappij gedragen wordt. Dit geldt ook nog altijd in de kunstwereld. Openingen waar enkel alcohol wordt geschonken, het ontbreken van schone vrouwentoiletten op straat en het begluurd worden door mannen tijdens het voeden van de baby zijn enkele voorbeelden van symptomen van een maatschappelijk denken dat een zwangere vrouw of een jonge moeder met een pasgeboren baby onzichtbaar maakt. Ik begrijp niet waarom een van de letterlijk meest essentiële condities in het leven de status toebedeeld krijgt van een tijdelijke last die, even gauw tussen de bedrijven door, zo minimaal mogelijk zorg, kennis en ruimte toebedeeld krijgt zodat het ‘productieproces’ niet te veel verstoord wordt. Eigenlijk komt het erop neer dat er niet veel veranderd is sinds schrijver Jane Lazarre’s in The Mother’s Knot (1976) beschreef hoe zwangere vrouwen en jonge moeders quasi-gedwongen aan het huis gekluisterd zitten. Met een verering van zwangere vrouwen bedoel ik dat een zwangerschap niet als een individuele aangelegenheid wordt gezien dat in de vrije uren buiten het zogenaamde prioritaire werk om moet plaatsvinden en zich alleen dan, in privé-gebied, mag manifesteren, maar als een gemeenschappelijk gedragen zaak die als zodanig aandacht krijgt in publieke ruimtes.

Sanne Fleur Sinnige

is kunsthistoricvus

Recente artikelen