Project Rotterdam
Project Rotterdam
Het filmpje St. Kilda van de Rotterdamse kunstenaar Mels van Zutphen begint met een vage zwart-wit opname van een man die tegen de steile klip van een berg oploopt. Van Zutphen toog naar het afgelegen, Schotse eiland St. Kilda om er meer te weten te komen over de geschiedenis van de kleine populatie bewoners, waarvan de mannen allemaal de kost verdienden door het vangen van Papegaaiduikers en Jan-van-Genten op de steile kustwand. De mannen hadden zich er genetisch op aangepast en waren allemaal in het bezit van een extra lange, grote teen. Door middel van oude archiefbeelden en actuele interviews kom je langzamerhand meer te weten over de eigenaardige geschiedenis en leefwijze van de eilandbewoners.
St. Kilda is een van de juweeltjes in de tentoonstelling Project Rotterdam in Museum Boijmans Van Beuningen. Zoals St. Kilda de lokale geschiedenis van een afgelegen eiland tot onderwerp heeft, zo heeft Project Rotterdam, de naam zeg het al, de stad Rotterdam en haar lokale kunst- en ontwerpklimaat als onderwerp. ‘Toon mij de creatieve kracht van Rotterdam’, moet directeur Sjarel Ex bij zijn aantreden gezegd hebben, en aldus geschiedde. In die zin is Project Rotterdam meer dan een tentoonstelling over Rotterdamse kunst en design, het is tegelijkertijd het visitekaartje van het museum onder het nieuwe leiderschap van Ex.
In een interview met Fucking Good Art geeft Sjarel Ex aan dat het zijn expliciete wens is om ‘het beleid van het museum zowel globaal als lokaal te oriënteren’ en gebruik te maken ‘van de kracht van de ontwerpers en kunstenaars uit de stad’. Ergo, Boijmans Van Beuningen heeft als museale instelling een te gesloten karakter en wil graag meer aansluiting krijgen bij de creatieve sector van de stad. In dat beleid past ook de aanstelling van een stadsredactie, die onder meer de zogenaamde streetgallery gaat programmeren, een speciale ruimte, functionerend als het Rotterdamse voorportaal van het museum. Een mooie ambitie, dit laveren tussen lokaal en globaal, met een hoge inzet. Onlangs kondigde Ex in de Volkskrant aan dat hij Boijmans van Beuningen ook internationaal weer op de kaart wil zetten. Daarmee schept de tentoonstelling wel de nodige verwachtingen en de vraag is of ze die in dit eerste voorbeeld van nieuw beleid weet waar te maken.
Project Rotterdam bestaat uit een aantal door verschillende curatoren verzorgde onderdelen: een selectie werken van Rotterdamse kunstenaars (ook buitenlandse kunstenaars die zich in Rotterdam gevestigd hebben), een selectie Rotterdams design en een speciale presentatie van Atelier van Lieshout, die eigen werk toonde in samenhang met werken uit de collectie van Museum Boijmans van Beuningen. In een van de inleidende teksten geeft curator Patricia Pulles aan dat Rotterdam uitblinkt in veel interessante, losse samenwerkingsverbanden tussen kunstenaars en ontwerpers. Het is leuk een aantal van hen – de activistische geluidsmixen van The Buggers, de abstracte, door de computer gegenereerde beelden van Telcosystems en de collectieve tekeningen van Antistrot – voor de gelegenheid binnen de muren van Boijmans van Beuningen aan te treffen. Verspreid over de begane grond van het museum wordt verder een vrij brede selectie in Rotterdam wonende kunstenaars gepresenteerd, met werk van onder anderen Jeroen Jongeleen, Jason Coburn, Ronald Cornelissen, Charlotte Schleiffert en Bik van der Pol. Het is al met al een levendig geheel.
Binnen de gekozen tentoonstellingsopzet en inrichting lijkt het echter toch net niet helemaal goed uit de verf te komen. Overkoepelende thema van de hele tentoonstelling is de wijze waarop kunstenaars op de stad Rotterdam reageren of anticiperen. Een vrij lastige, conceptuele leidraad omdat de geselecteerde kunstenaars heel verschillend werk maken. Neem bijvoorbeeld de film Texas Honky Tonkin (2003) van Melvin Moti, een film waarin Texaanse countrymusici vertellen over de roots van hun muziek of Babak Afrassiabi, die een serie gefilmde interviews over vormen van filmcensuur in Iran presenteerde. Curator Thimo te Duits, verantwoordelijk voor de sectie design, raakt het spoor bijster als hij in een tekst een verbinding probeert te leggen tussen bepaalde karakteristieken van ontwerpers als Jurgen Bey, Hella Jongerius, Wieki Somers en BertJan Pot, en de stad Rotterdam.
Getoond in de donkere hoek op de begane grond, in de ruimte van het digitale depot, komt de ene helft van de ontwerpen er wat bekaaid af, terwijl andere ontwerpers vol in de schijnwerpers worden gezet en een museale status krijgen toebedeeld. De samenhang en de mogelijkheid een relatie te leggen tussen verschillende werken van dezelfde ontwerpers of onderling, gaat ondertussen verloren. En waarom T(C)H&M van Felix Janssens en Ellie Uyttenbroek & Ari Versluis presenteren als de enige grafisch ontwerpers op de tentoonstelling en een hele zaal verspillen aan de reclamecampagne voor HEMA van laatstgenoemden, die je in één oogopslag langs je heen laat glijden? Een zaal die gewijd had kunnen worden aan een selectie werken uit het grote arsenaal interessante grafisch ontwerpers dat Rotterdam rijk is.
Atelier van Lieshouts presentatie van eigen werk gecombineerd met een selectie van werken uit de collectie, Triomf getiteld, komt uit de bus als een ietwat bleke variant van de eens zo spraakmakende en roemruchte gastpresentaties, zoals The Physical Self van cineast Peter Greenaway. Daar waar Greenaways presentatie in Boijmans van Beuningen uitblonk het leggen van bijzondere verbanden tussen verschillende werken en een nieuwe, zeer theatrale manier van presenteren, blijft het bij Van Lieshout steken in een wat bleke uitstalling zonder veel inhoudelijke precisie. Tegenstellingen als collectiviteit en individuele vrijheid, genot en uitbuiting, goed en kwaad, eigenschappen die ook inherent zijn aan het oeuvre van Van Lieshout, zijn het uitgangspunt voor Triomf. Maar dat alles is bij elkaar zo veelomvattend dat je bijna elk werk uit de collectie erbij kunt halen. Wat ook is gebeurd: Anselm Kiefer, Joseph Beuys, George Minne, Henk Chabot, een verzameling religieuze beeldhouwkunst et cetera. Hier en daar zijn mooie ensembles gevormd, maar het geheel ontbeert samenhang.
En eigenlijk geldt dat voor de hele tentoonstelling: de presentatie komt wat versnipperd over en lijkt de duidelijke keuze van een samenhang tussen het thema en een sprankelend of rigoureus tentoonstellingsontwerp te missen. Je gaat daarom nog maar naar een ding hunkeren: laat een aantal kunstenaars en ontwerpers collectief het museum eens écht verbouwen en toon daarmee de kracht van Rotterdam.
Ingrid Commandeur