metropolis m

Projekt Migration

Wie de Kölnischer Kunstverein betreedt, wordt vriendelijk welkom geheten door een video met mensen op een galerij. De een na de andere komt een paar traptreden dichterbij en stelt zich kort voor. Ze dragen exotische namen en spreken Duits met een accent of de taal van hun vaderland. De film werd bijna dertig jaar geleden in München gemaakt. De bijna eindeloze processie, getiteld Inventur – Metzstraße 11 van de Joegoslavische filmmaker Želimir Žilnik is het openingsbeeld van Projekt Migration.

Het uitgangspunt van dit project, waaraan naast curatoren ook wetenschappers en activisten deelnamen, is dat er in Europa sprake is van een nieuwe migratiebeweging. Projekt Migration is niet de eerste tentoonstelling met dit thema, maar wel de meest omvangrijke. De lange aanloop ervan was blijkbaar noodzakelijk om de betrokken groeperingen op elkaar af te stemmen, want er is naast de Kölnischer Kunstverein ook aan meegewerkt door DOMit, het documentatiecentrum en museum over migratie in Duitsland, en Transit Migration, een onderzoeksteam van cultureel antropologen uit Frankfurt en Zürich. Het doel is ‘een nieuwe blik te werpen op de ideeën over de migratie door deze zichtbaar en ervaarbaar te maken als een centrale kracht van maatschappelijke veranderingen.’ Toch blijft het onderzoeksgebied, uitzonderingen daargelaten, vooral het naoorlogse Europa en dan vooral: Keulen, Nordrhein-Westfalen en Duitsland.

Naast filmprogramma’s, symposia, conferenties en lezingen is de tentoonstelling, die beeldende kunst en documentair materiaal samenbrengt, het meest zichtbare resultaat van het onderzoek. Al in de eerste van de vier over de Keulse binnenstad verdeelde hoofdlocaties, wordt dit perspectief geijkt. Van de fotograaf Candida Höfer wordt het werk Türken in Deutschland getoond dat zij in 1976 als diaserie maakte. Te zien zijn onder meer een panorama van Turkse winkels, weduwen in rouwkleding, besnorde mannen die voor een rij bezems staan en een serie groenten- en fruitverkopers. Wie boven de veertig is zou er nostalgisch van kunnen worden: zo zag de eerste generatie gastarbeiders er uit. Ook L’Amore, zes gevonden foto’s van Hans-Peter Feldmann waarop een korte, erotische ontmoeting tussen een donkerharige man en een Centraal-Europees uitziende vrouw te zien is, lijken te stammen uit deze tijd.

De tentoonstelling verbindt de kunstwerken naadloos met documentair materiaal. Zo ligt er een boek getiteld Ich heirate einen Mohammedaner, zijn er sollicitatieformulieren voor immigranten tentoongesteld, platenverzamelingen met emigratiemuziek en leerboeken met titels als Duits voor verpleegsters. Amateurfoto’s uit noodonderkomens in gymzalen worden precies hetzelfde gepresenteerd als een presentatie van de vakbond van staalarbeiders uit de jaren zeventig, waarbij veelkleurige collages van papier over medezeggenschap kunnen worden voorzien van onderschriften in verschillende talen. Van Wolfgang Tillmans zijn grote foto’s van markten te zien en de bijna legendarische, maar nog steeds niet op de Duitse televisie vertoonde documentaire Pierburg: Ihr Kampf ist unser Kampf, van Erich Schmidt en David Wittenberg, vertelt nog eenmaal het verhaal van een succesvolle staking die met name vrouwelijke immigranten liet zien die zich verzetten tegen ongelijke behandeling en uitbuiting.

Het samenspel tussen kunst en verzamelde documenten functioneert niet echt in de tentoonstelling. Niet omdat het verzamelde en tentoongestelde zonder bemiddeling wordt samengebracht, maar omdat de tentoonstelling ervan homogeniseert en te veel gladstrijkt. Documentaires worden op hun hoogtepunt ingekort, in drie minuten wordt een overgang gemaakt van de aankomst van Koreaanse gastarbeidsters in Duitsland midden jaren zestig, naar de commentaren van hun in Duitsland geboren dochters. Uitspraken worden ingekort tot slogans, ervaringen tot soundbites, originele documenten worden gecomprimeerd. De tentoonstelling presenteert de meeste – niet alle – gevonden voorwerpen en kranten achter glas, terwijl de kunst zich als videoloop, diashow of film terugtrekt in de witte dozen, waarvan de muren vaak leeg blijven.

Zo komt men de geschiedenis noch de esthetiek nader. Er worden weliswaar veel vragen geformuleerd, maar niet één daarvan opent de discussie. Slechts bij uitzondering overtreden de kunstenaars de grenzen en helaas niet altijd met goed resultaat. Zo incorporeert Christian Philipp Müller wetenschappelijk materiaal in installatie bestaande uit een bonte presentatie, waarin hij teddyberen en gitaren naast elkaar plaatst en glanzende wedstrijdbokalen met exotische namen van sportverenigingen opstapelt, als betrof het een tafel vol ramsj. Alleen Harun Farocki’s werk Aufstellung lijkt te slagen enige discussie op gang te brengen. Farocki verwerkte de gegevens van werkeloosheidscijfers, inkomens en aantallen kinderen in zijn werk. Diagrammen en voorstellingen die steeds eindigen met kleine, gestreepte mannetjes en symbolische moedertjes. Dit komt helemaal overeen met de bevinding van Transit Migration die luidt dat ‘tegenwoordig de voorstelling in de media in toenemende mate de migratiepolitiek bepaalt’. Het komt tot uiting in beelden van migratiestromen die een massale bedreiging verbeelden: vrachtwagencolonnes, overvolle boten, beelden van kampen.

Men had voor de tentoonstelling ook wel andere beelden kunnen vinden. Misschien had men naast de aanvraagformulieren van de inburgeringbeambten ook het arbeidscontract van iemand als Simon Rattle bij de Berliner Philharmonie kunnen tonen. Immers, geen dansgezelschap, geen reclamebureau en geen muziekzender zonder immigranten. Echter wat er op het eerste gezicht uitziet als goedbedoeld exotisme, verhult enkel een behaaglijk vooroordeel: migranten zijn sekswerkers en geen fotomodellen, kinderen in afgedragen kleren en niet de zonen en dochters in de Amerikaanse kleuterschool, de kleine groenteverkoper en niet de eigenaar van het internationale transportbedrijf. Ideaal zijn de strijdvaardige arbeidsters op de omslag van de catalogus.

Dat vrijwel alle betrokken curatoren uit Keulen komen – een kwestie van arbeidsmigratie – lijkt men zich onvoldoende te realiseren. Het geeft enigszins aan hoe kunst en wetenschap zich bevinden binnen de geprivilegieerde terreinen van de migratie. Het is teleurstellend te zien dat men weliswaar Morgan O’Hara met haar Portraits for the Twenty-first Century tentoonstelt (een werk waarin zij de bewegingsprotocollen van een bestaan, zoals wereldreizen, forenzenroutes en verhuizingen als overgetrokken trajecten tot clusters van een leven verdicht), en dat een kunstenaar als Douglas Wilder wordt getoond die Kants aanwezigheid in Koningsbergen verbeeldt in een kluwen van lijnen – maar dat men verder toch liever blijft bij de vertrouwde vooroordelen waaraan enkel een oppervlakkige positieve draai wordt gegeven.

www.projektmigration.de

Recente artikelen