Puur conceptueel
Eind jaren zestig wist men nog niet zo goed wat aan te vangen met die vreemde, buiten elke traditie vallende kunst die geleidelijk aan de kunstwereld begon te domineren. De term conceptuele kunst was nog niet in gebruik, laat staan uitgegroeid tot het begrip dat het tegenwoordig is. Gelukkig gaven de ondertitels van de eerste tentoonstellingen met die vreemde kunst enige richting aan wat er aan de gang was. Neem de ondertitel van Op losse schroeven (Amsterdam, 1969), Nederlands beroemdste introductie op de nieuwe kunst van dat moment: Situaties en Cryptosculpturen. Of de ondertitel van Harald Szeemanns When Attitudes Become Form (1969), de internationale evenknie van dit Nederlandse paradepaardje in Bern: works – concepts – processes – situations – information. In Londen werd later Live in your Head aan de titel toegevoegd, alsof niet al voldoende duidelijk was dat het hier niet om gewone verhandelbare kunstobjecten ging. In Italië was Germano Celants Arte Povera (1967) de baanbrekende tentoonstelling met de ondertitel: Earthworks, Impossible Art, Actual Art, Conceptual Art. De kampioen van de ondertitel was echter Lucy Lippard, die in 1973 Six Years: the dematerialisation of the art object from 1966 to 1972 publiceerde. Ik denk dat er geen ondertitel in de kunstgeschiedenis is geweest die zoveel invloed op de definitie van een kunststroming heeft gehad als deze. Sinds Lippard denkt iedereen bij conceptuele kunst aan kunst die meer idee is dan object, meer concept dan materie, meer proces dan resultaat.
Sinds enkele jaren is wat wel de derde generatie conceptuele kunstenaars wordt genoemd aan het werk (de tweede is die van de zogeheten neoconceptuele kunst met o.a. Jenny Holzer, Barbara Kruger, Sherrie Levine) en lijkt de reflectie op de periode waar het ooit allemaal vandaan kwam urgenter dan ooit. Er zijn legio tentoonstellingen waarin de balans van die jaren wordt opgemaakt, zoals Reconsidering the Object of Art 65-75 (Los Angeles, 1995/6), Global Conceptualism; Points of Origin; 1950s-1980s (New York, 1999), Live in your Head (Londen, 2001) en binnenkort het grote Nederlandse overzicht van conceptuele kunst in het Stedelijk Museum Amsterdam. Tel daarbij een lange reeks van recente publicaties en de conclusie kan niet anders luiden dan dat dit kennelijk hét moment is om de geschiedenis van de conceptuele kunst te herschrijven. Wat daarbij opvalt is hoezeer de geest van Lippard nog altijd rondwaart. Nog altijd voelen schrijvers zich geroepen om de mythe van conceptuele kunst als een ‘gedematerialiseerde’ vorm van kunst bij te stellen. Tenslotte gaat conceptuele kunst om veel meer dan een herinterpretatie van de materiële status van kunst. De recente generatie bewijst het: artistieke zelfreflectie wordt gekoppeld aan een analytische interesse in de maatschappij, informatiecultuur, technologie, kwesties rond taal, beeld en de media, de omgang met de geschiedenis, sekse, minderheden, het lichaam, het leven en de rol die de kunstenaar in de samenleving te vervullen heeft. Het zijn stuk voor stuk thema’s die nog lang niet uitgeput lijken en steeds nieuwe stof tot discussie te leveren, zoals ook de kunstenaars/auteurs uit dit nummer bewijzen. In Puur Conceptueel vormt hun persoonlijke fascinatie de belangrijkste richtsnoer en die garandeert dat er een ruim scala van conceptuele praktijken in de kunst aan bod komt. Voldoende om voor eens en altijd af te rekenen met die vermaledijde dematerialisation of art.
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M