‘Queer met een twist’ Marnie Slater
Marnie Slater werkt hoofdzakelijk met performance en tekst en observeert daarbij de performatieve wijze waarop we ons in een sociale omgeving bewegen. Dit interview kun je lezen als een gesprek in drie in elkaar verstrengelde delen. Het bespreekt naast het individuele kunstenaarspraktijk, ook haar lidmaatschap van het vierkoppige collectief All the Cunning Stunts, en het productiehuis Buenos Tiempos, Int dat Slater samen met Alberto García del Castillo runt. Cherchez l’intrus.
Afgelopen nummers heb ik steeds een jonge kunstenaar geportretteerd die aan het begin staat van zijn carrière. Ze hebben geen van allen een vast medium waarin ze werken. Dit geldt ook voor jou. Hoe uit deze flexibiliteit zich in jouw werk?
‘Ik zie media als één groot vocabulaire, waarbinnen ik bepaalde onderdelen wat meer beheers dan andere. Ik houd van de onvoorspelbaarheid die het niet compleet beheersen van een bepaalde techniek met zich meebrengt. Daarnaast dicteert het proces eveneens hoe het werk eruit zal zien, en dus het uiteindelijke medium waarin ik zal werken. Mijn vroege werk bestond grotendeels uit installaties waarbij ik me voornamelijk bezighield met het reconstrueren van de bestaande ruimte, ik was toen veel minder geïnteresseerd in een genderspecifieke benadering. Dit ontstond pas later, tijdens mijn master aan het Piet Zwart Institute. Achteraf realiseer ik me dat mijn interesse in architectuur voornamelijk voortkwam uit een interesse om te onderzoeken hoe structuren allerlei mogelijkheden aan lichamen bieden om te functioneren, maar tegelijkertijd ook macht en controle uitoefenen. Mijn werk is sinds die tijd een stuk meer autobiografisch geworden, of het gaat in ieder geval meer over de dunne lijn tussen fictie en autobiografie. Er zijn ook dingen die ik definitief heb afgezworen, zoals het schrijven van een plot, omdat je niet meer direct kunt zijn met het taalgebruik. De lezer moet daarbij het idee hebben dat er geen taal meer is, maar enkel de gebeurtenis die wordt beschreven. Ik vind het belangrijk dat de lezer constant naar de fysieke pagina wordt teruggevoerd. Dit kun je doen door een bepaalde poëtische houding aan te nemen, maar ook door grammaticale of spelfouten te maken of woorden te herhalen. De lezer voorhouden, als een rode lap, dat dit geen narratieve maar een tekstuele ervaring is. Tijdens mijn master heb ik ook samen met drie andere vrouwen het collectief All the Cunning Stunts gevormd. Dit heeft mijn eigen werk in een stroomversnelling gebracht.’
In een kort groepsgesprek vertellen Liz Allan, Clare Noonan, Rachel O’Neill en Slater me wat meer over de ontstaansgeschiedenis van het collectief.
‘We zijn in 2010 als individuele kunstenaars door een curator gevraagd om werk te maken voor lichtbakken in Wellington rondom het thema homoseksualiteit. Omdat we geografisch ver van elkaar woonden hebben we een blog opgezet en is dit de hoofdzakelijke manier geworden waarop wij met elkaar communiceren. De wijze waarop tekst en beeld online functioneren is belangrijk geworden in de fysieke uiting van ons werk.’
‘Hoe wij onszelf willen representeren staat centraal. In wiens naam spreken wij en wie is ons publiek?’
Hierbij maken zij gebruik van gekleurde, samengestelde werken die bol staan van de referenties aan historische personages als Florence Henri of The Topp Twins, een jodelende lesbische tweeling uit Nieuw-Zeeland. Een referentie die voor het Europese publiek wellicht onbekend is. Het werk bevat een hoge dosis hedendaagse iconografie uit de populaire cultuur (K8y Perry) waarbij de queercontext als een rode draad door elke poster of performance loopt.
Terug naar het gesprek met Marnie Slater alleen.
Speelt erotiek een rol in je praktijk? Ik denk hierbij met name aan Touch (2013).
‘Ik denk zeker dat erotiek in mijn werk een plek heeft, ook al vind ik het moeilijker dit in een tekst uit te werken, omdat taal erotiek opbreekt. Maar in de video heeft het een prominente plek. Ik beroer met mijn vingertoppen een scherm met daarop geprojecteerd een still uit een film waarin een non op zoek gaat naar een pornoster. De scène toont een overdracht, waarbij het (gesimuleerde) verlangen van de pornoster in de video effect heeft op de non. De erotiek die ik hier uitwerk zou je kunnen kwalificeren als queer-erotiek, in die zin dat er een duidelijk verwijzing is naar protheses. In een heteroseksuele relatie kun je spreken van een bepaalde fluïditeit tussen de lichamen, die als vanzelfsprekend wordt gezien omdat er in eerste instantie geen behoefte is aan objecten in een erotisch context. Queer-erotiek bevat bepaalde lichaamsdelen en objecten die niet per se enkel dienen binnen een seksueel narratief, maar wel in die context gemobiliseerd kunnen worden, zoals mijn vingers in Touch.’
Samen met Alberto García del Castillo heb je voor Buenos Tiempos, Int. een tweedelige fotoserie gemaakt waarin je verkleed als Beatrix Ruf op kunstbeurzen in Mexico-Stad en Barcelona poseert. Hoe is dat ontstaan?
‘Alberto heeft kortstondig in de mode-industrie gewerkt en ik heb vanuit mijn praktijk interesse in de performance die kleding met zich meebrengt. Daarmee bedoel ik niet de letterlijke zin van een performance, maar de manier waarop we in een sociale setting op performatieve wijze met elkaar omgaan. Wat drag betreft heb ik met name interesse in het verkleden als je eigen sekse. Ik heb het eerder gebruikt als strategie in mijn werk, maar nooit zo expliciet als met de Rufserie. Drag is geen parodie of kritiek, maar eerder de gelegenheid om een nabijheid te simuleren en uiteraard ook een machtsoverdracht. Iedere dragqueen die zich als Kylie Minogue verkleedt is heel even een stukje dichter bij haar sterrenstatus. Het is ook een manier om genderidentiteit als kritische strategie te gebruiken. In wezen is gender een fictie. Over het algemeen is fictie plezierig en speels, en zo probeer ik het ook te benaderen. Tegelijkertijd is dit narratief zo gevaarlijk en verstikkend dat het haast enkel op speelse wijze benaderd kan worden en ik humor als een tactiek inzet om dit soort vraagstukken te vermijden.’
Alberto García del Castillo voegt zich in het gesprek.
Kunnen jullie me vertellen met welk doel en hoe Buenos Tiempos. Int. is opgezet?
‘Toen we Buenos Tiempos, Int. hebben opgezet was Brussel wat betreft de queerscene helemaal uitgestorven. Er waren haast geen homoseksuelen actief in de kunst. We wisten daarom niet zeker of er wel interesse zou zijn in deze niche. Daarnaast brengt een fysieke plek een praktische last met zich mee. Op dit moment is Buenos Tiempos, Int. daarom een online tentoonstellingsplatform dat werk van één kunstenaar toont, zowel in opdracht gemaakt als reeds bestaand werk. Daarnaast organiseren we eens per jaar een event samen met het feministische blad Girls Like Us, een poëzieavond en zijn we inmiddels een waar productiehuis. We hebben naast de fotoserie over Beatrix Ruf ook een film geproduceerd.’
‘We zijn curator, schrijver, redacteur en eventorganisator ineen en kiezen daarbij voor een discursieve toon die bijvoorbeeld door middel van een absurd lettertype wordt geuit. Het is een specifieke stijl waarin we proberen humor de boventoon te laten voeren en gekkigheid niet schuwen. Het gaat erom te benadrukken dat wij ons dissociëren van de hyperintelligente, witte mannelijkheid die uitvoerig demonstreert hoe zwaar het is om zo intelligent door het leven te gaan.’
‘Geïnspireerd door zowel Quentin Crisp als de Sisters of Perpetual Indulgence vinden we het adagium belangrijk eerst stijl, dan politiek. Het gaat erom de balans tussen frivoliteit en ernst te behouden.’
Marnie, je verdiept je al geruime tijd in het werk van Claude Cahun en Marcel Moore. Onlangs heb je een performance gemaakt waarmee je zowel in Brussel als in Caïro op de planken stond. Hoe ga je van archiefonderzoek naar een performance?
‘In eerste instantie wilde ik me bezighouden met biografisch onderzoek rondom de twee vrouwen. Voor een tentoonstelling ben ik naar Jersey gegaan, het eiland waar zij woonden en wat een indrukwekkend archief herbergt dat zowel parafernalia bevat als de negatieven van het werk waar met name Claude Cahun bekend mee is geworden. In een map vond ik handgeschreven aantekeningen voor een dialoog tussen Peter en Mary, een fictief Brits heterokoppel. Het volledige archief is doorgespit door allerlei onderzoekers, omdat het verlangen om beide vrouwen in zowel de geschiedenis van de surrealisten als van de queerkunstgeschiedenis te schrijven erg sterk is. Toch heb ik tot op de dag van vandaag niets gelezen over deze dialoog die alle bestaande hetero-normatieve waardes sterk bevestigd. Dat is vreemd aangezien beiden zo hard hebben gestreden om dat af te breken. Het is voor mij interessant om te werken met deze nalatenschap omdat het voldoet aan mijn behoefte om de geschiedenis van mijn eigen praktijk en subjectiviteit te leren kennen. Maar het biedt eveneens gelegenheid om te kijken naar hoe men een bepaald gedachtengoed of bepaalde kunstenaars ‘ontdekt’ en hoe dit vervolgens het eigendom van de onderzoeker kan worden. Deze territoriale omgang met het verleden vind ik gevaarlijk. Het werken met deze dialoog was een manier om het narratief rondom de twee wat losser te maken door materiaal te gebruiken dat de bestaande ideeën eens niet bevestigd.’
Alix de Massiac
is redacteur bij Metropolis M en maakt podcasts