metropolis m

Jörg Immendorf, Wo stehst du mit deiner Kunst, Kollege?, 1973

Ineens was het oorlog en trokken de solidariteitsmarsen door de stad. In alle eerlijkheid was er bij ons op kantoor huiver om stelling te nemen en ons te mengen in het steeds luider klinkende protest. In die eerste dagen van het conflict was onze sympathie bij de Palestijnen in Gaza, hoe verschrikkelijk wreed de aanval van Hamas op Israël ook was en hoe verwerpelijk de gijzeling van honderden onschuldigen als politiek handelswaar. Tegelijkertijd was onze vrees dat solidariteitsverklaringen enkel meer polarisatie zouden brengen en als gevolg daarvan nog meer geweld tegen onschuldigen, ook hier in Nederland. Je hoeft geen heilsoldaat te zijn om te weten dat wraaklust en woede verzoening geen stap dichterbij brengt.

Ik moest direct denken aan een schilderij van Jörg Immendorff uit 1973. Het heet Wo Stehst du mit deiner Kunst, Kollege (‘Waar sta jij met je kunst, collega?’). Je ziet een man, vermoedelijk Immendorff zelf, die de deur van een atelier opentrekt en zijn collegaschilder toeschreeuwt, wijzend op een protestmars die op straat voorbij trekt achter een groot spandoek met het woord ‘Kampf’ (Strijd!). Aan de muur van het atelier, waar de schilder net begonnen is aan een nieuw schilderij, hangt een briefje met de trendy kunststromingen van die tijd: pop-art, concept art, land art, het zijn termen die hier nog leger klinken dan normaal.

Kun je je afzijdig houden als er op de deur wordt geklopt en een beroep op je wordt gedaan, vraagt Immendorff zich af. En wij met hem. Op de eerste nog kleine solidariteitsmarsen volgden grotere bijeenkomsten en intellectuele achtergrondprogramma’s waarin de geschiedenis van dit verschrikkelijke conflict werd uitgediept. We hebben ze in onze media van harte ondersteund en zo, zij het indirect, laten doorklinken wie volgens ons in dit conflict al jaren aan het kortste eind trekt en daarom steun verdient. Tegelijkertijd is het ongemak over zo’n wat gratuite sympathieverklaring niet verdwenen. Wie steun je nu eigenlijk met een Palestijnse vlag op je Instagramkanaal of een mededeling in je kolommen?

In een mooie analyse van Immendorffs schilderij schreef Helmut Draxler in Texte zur Kunst (No 81, 2011) over de schurende aspecten van dit werk. Hij stelt dat Immendorff makkelijk praten heeft, daar in zijn atelier. Het is niet eens een echt protestbord dat Immendorff maakt, maar een schilderij dat gewoon binnen de kunstwereld is gaan rouleren. Hoe politiek is zo’n gebaar? Wat verandert dit soort spreken nu eigenlijk aan de verhoudingen buiten de kunst, in de wereld? En wie voert hier het woord? Niet de mensen voor wie hij zegt op te komen. Draxler haalt Gayatri Spivak aan die in Can the Subaltern Speak? (1983) een analyse schreef over het spreken namens anderen dat, hoe goed bedoeld ook, toch vooral gaat over jezelf, over jou als spreker, jouw macht, jouw positie, jouw vrijheid van spreken, en niet over hen die het zwijgen is opgelegd.

Maar net als voor Immendorff in 1973, is voor Draxler veertig jaar later stil blijven geen optie. Juist omdat de kunstwereld een spiegelpaleis is waar je maar moeilijk aan kunt ontsnappen, is het belangrijk toch de sprong te wagen, de werkelijkheid in. Alleen met wat Draxler een ‘riskante positionering’ noemt kun je proberen een verschil te maken. Wij proberen dat in dit nummer onder andere met een brief aan de lezer van de Palestijnse kunstenaar Isshaq Albarbary. Daarnaast trekken we de hier geschetste discussie rond de positie van de kunst in de wereld nog verder door, met het thema ‘host’. Want ook hier, bij de poging om anderen de ruimte te geven zich te laten horen en zien, kom je de door Draxler zo treffend beschreven dilemma’s tegen.

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen