Rena Effendi
Geroemd vanwege haar brede en grondige benadering, won de Azerbeidzjanse fotograaf dit jaar een van de Prins Claus Fonds Prijzen.
In de late jaren negentig werkte Rena Effendi (1977) in de straten van Mahalla, een van de oudste wijken in Bakoe, de hoofdstad van Azerbeidzjan. Haar geboortestad. De voormalige tolk van Azerbaijan International Operating Company fotografeerde er de veranderingen die (nog steeds) plaatsvinden als gevolg van de aanleg van een oliepijplijn die loopt van Bakoe, via Tbilisi in Georgië, naar Ceyhan in zuidelijk Turkije. De bewoners van Mahalla hebben dagelijks te maken met die pijplijn. Hun huizen worden afgebroken om plaats te maken voor luxueuze appartementen, bestemd voor hen die zwemmen in het oliegeld. Zelf verdwijnen ze langzaam.
Ook in zo’n wijk gaat het dagelijks leven door. Op een dag werd Rena Effendi op straat aangehouden door een oudere man. Hij vroeg haar of ze zijn stervende moeder wilde fotograferen. Op de drempel van de kamer bleef Effendi geschrokken staan, zo vertelde ze vorig jaar in The Guardian. In een bed lag een oude vrouw, haar lichaam was eigenlijk al weg. Er was een jongere vrouw die haar troostte, er was een man die telefoneerde en haar zoon, degene die Effendi had aangesproken, stond naar haar te kijken toen de fotograaf afdrukte.‘Het was de eerste keer dat ik besefte dat fotografie je toegang geeft tot plekken waar je anders nooit zou komen’, zei Effendi.
De camera als voet tussen de deur. En dat terwijl het ding even gemakkelijk een leugenmachine kan zijn. Ook die functie heeft Effendi’s camera ooit gehad, toen ze voor oliemaatschappij BP foto’s maakte voor een bedrijfskalender die, zoals alle bedrijfskalenders, moest bestaan uit louter positieve beelden over wat BP had bereikt. Parallel aan die reis ontstond het veel realistischer idee voor Pipe Dreams. A chronicle of lives along the pipeline (2009), Rena Effendi’s eerste boek waarin de zwart-witfoto van de stervende vrouw in Mahalla werd opgenomen en waarin kleine verhalen even belangrijk zijn als grote. Effendi kocht een middenformaat camera en maakte de ene documentairereeks na de andere, in kleur en zwart-wit. Ze reisde van Tsjernobyl naar Istanbul, van Egypte naar Afghanistan.
‘Niet betweterig’ – zo omschrijft Peter Geschiere, hoogleraar antropologie van Afrika aan de Universiteit van Amsterdam en voorzitter van de Prins Claus Prijzencommissie, de foto’s van Effendi. Naast de ‘overtuigende kwaliteit’ van haar werk is dat een belangrijke reden om haar de 25 duizend euro aan prijzengeld te overhandigen. Daarnaast roemt hij de ‘breedheid’ van haar oeuvre, haar ‘grondigheid’ en haar vermogen om ‘heel dichtbij te komen waar belangrijke dingen gebeuren’.
Heel dichtbij, dat betekent in Effendi’s geval dat ze het liefst bij mensen thuis fotografeert. De oorlog tussen Georgië en Rusland bracht ze in 2008 in beeld door zich vooral te concentreren op de directe leefomgeving van doodgewone burgers, op de oude vrouw uit Gori die het puin in haar huis bij elkaar veegt na weer een bombardement. Op een vluchtelingetje met haar pop, een priester op weg om de lichamen van dode soldaten op te halen. Portretten wisselt ze af met stadsgezichten en interieurs. Ze heeft een voorliefde voor kleine huiselijke stillevens: vaasjes, beeldjes, bloemen, fotolijstjes, maar net wanneer het te romantisch dreigt te worden (soms lijkt ze zelfs met een pinhole-camera te fotograferen), toont een volgende foto weer de rauwe, hier en daar zelfs absurde, werkelijkheid, of ligt zo’n stilleven letterlijk aan gruzelementen.
Een door de voormalige Sovjet-Unie reizende Magnumtentoonstelling in 2002 opende definitief haar ogen, zegt Effendi zelf. ‘Door de ogen van deze fotografen keek ik naar mijn eigen grimmige realiteit, en ik vond haar mooi.’ Vooral in haar zwart-wit werk, dat met zijn sterk grafische kwaliteiten soms doet denken aan de foto’s van Henri Cartier-Bresson, is dat duidelijk te zien. Mensen bevinden zich tegen de achtergrond van afgebrokkelde en bekladde muren, lopen in landschappen van zwartgeblakerde stenen en verwrongen staal, met boven hun hoofden grillige bossen van loshangende elektriciteitsdraden.
Kort nadat Rena Effendi de stervende vrouw in Mahalla had gefotografeerd, keerde ze terug naar de familie. De vrouw was overleden. Effendi gaf haar foto aan de zoon. Hij bedankte haar, een contact dat ze nog altijd koestert. ‘Mahalla is sterk patriarchaal, maar fotografie maakt het mogelijk dat de vaststaande sociale rollen worden geherinterpreteerd.’ Fotografie als breekijzer.
Merel Bem is fotografiecriticus voor de Volkskrant
Merel Bem