Renzo of Guy
Renzo of Guy
Het ware gezicht van Afrika
In 2003 maakte Renzo Martens de film Episode 1 waarin hij verslag doet van een illegale reis naar Tsjetsjenië. Hij dringt door tot een vluchtelingenkamp waar hij in beeld brengt hoe ngo’s van onder andere de Verenigde Naties het kamp draaiende houden met een verfijnde mediastrategie. Journalisten fungeren als boodschappers die de geldstromen op peil moeten houden door in westerse media te berichten over de situatie, liefst op aangrijpende wijze. Niet alleen de hulpverleners, ook de vluchtelingen zelf kennen de regels van dit aandachtstheater en vereenzelvigen zich perfect met hun rol van slachtoffer. Martens weigert eraan mee te doen en in plaats van de vluchtelingen te vragen naar hun situatie, zoals iedere rechtgeaarde journalist doet, vraagt hij wat ze van hém vinden. De gênante vraag leidt tot een bizarre omkering van wat wij als de werkelijkheid van de vluchteling zijn gaan zien. Er wordt gegiecheld, mensen vallen uit hun rol of worden gewoon boos. Alsof deze omkering niet al gênant genoeg is, monteert Martens ook nog liefdesverklaringen aan zijn geliefde in de film.
Episode 1 is de confronterende, eerste aflevering van een uit meerdere delen bestaand commentaar van Martens op de manier waarop de westerse media zich tot het niet-Westen verhouden. Momenteel werkt hij aan de afronding van Episode 3, waarvan hij onlangs een fragment toonde in De Appel. Deze zomer wordt dat fragment opnieuw vertoond in Frankrijk, in het kader van het project L’ Art en Europe.
In Episode 3 laat Martens zien hoe georganiseerde groepjes (witte) journalisten Congo in beeld brengen in opdracht van westerse persbureaus. De tegenstrijdige werkelijkheid die Afrika biedt, wordt zorgvuldig buiten beeld gehouden. Het is enkel honger en ellende die wordt opgezocht en dramatisch gefotografeerd, waarna de beelden worden doorgeseind naar het Westen, voor, zo blijkt, een redelijke prijs. Martens besluit een groepje lokale Afrikaanse fotografen, die doorgaans in hun onderhoud voorzien door bruiloften en partijen te fotograferen, erop te wijzen dat ze met foto’s van honger en ellende meer kunnen verdienen. ‘Enjoy poverty’ wordt de gevleugelde leus, waarop hij uiteindelijk een heel dorp laat dansen.
Martens is verontwaardigd over de manier waarop het Westen Afrika plundert en vervolgens ook nog zelf verdient aan het in beeld brengen van alle ellende, zonder er werkelijk iets aan te willen doen. Ook de kunstwereld toont zich steeds vaker quasi betrokken, nu dit soort van geëngageerde fotografie meer en meer wordt opgenomen in tentoonstellingen. Met name Guy Tillim is Martens’ kop-van-jut. Deze Zuid-Afrikaanse fotograaf die afgelopen documenta indruk maakte met een fotoserie over de verkiezingen in Congo en wiens werk deze zomer ook te zien is in de tentoonstelling Snap Judgments in het Stedelijk Museum CS, maakt volgens Martens schitterende foto’s, maar hij toont niet het hele verhaal. Tillim heeft zijn Congo-reeks gemaakt tijdens recente verkiezingen in dat land, waarbij hij in zijn fotoreportage zorgvuldig elke blanke journalist of omstander buiten beeld hield, in een poging het beeld zo ‘Afrikaans’ mogelijk te doen lijken – Martens kan dat weten omdat hij er ook zelf bij was. Hij schrijft mij: ‘Waar het mij om gaat in relatie tot dat werk van Tillim, is dat hij zijn eigen positie en die van zijn collega’s, onze correspondenten van de Volkskrant en Vrij Nederland, uitvlakt, niet alleen letterlijk in de beelden, maar in de hele opzet. Dat onderschrijft een economie waarin we ons buiten alle georganiseerde ellende op aarde houden. We zijn slechts aanwezig.’
Martens verwijt het Westen een vorm van schijnengagement, zonder dat men zich daadwerkelijk betrokken toont. Het leed blijft op afstand. In Episode 3 probeert hij dit systeem zichtbaar te maken, en er meteen iets aan te doen door zwarte fotografen te emanciperen en ertoe over te halen zelf de ellende in beeld te gaan brengen, om er zo ook aan te verdienen. Toch zit de betekenis van het werk niet zozeer in dit engagement, waarin Martens probeert het goede voorbeeld te geven, laat staan in de morele zuiverheid die hij suggereert te bieden. Het werk is juist betekenisvol vanwege de morele knoop waarin hij direct verstrikt raakt, per ongeluk of expres.
Hoewel hij erop uit is inzicht te geven in de verhouding tussen het beeld en dat wat afgebeeld wordt – voor hem een wezenlijke taak van kunst – komt hij ook zelf klem te zitten in de complexe verhouding van kunst en maatschappij. Martens gaat voortdurend over de schreef in zijn poging misstanden aan te kaarten. Er worden foute grappen gemaakt die de opspelende dilemma’s schrijnend in beeld brengen. Zoals bijvoorbeeld in de scène waarin Martens aan de lokale zwarte fotografen regieaanwijzingen geeft bij een huilende, hongerende peuter. Gaat dit niet wat ver? En gaat hij eigenlijk zelf wel vrijuit? Wie profiteert van zíjn kunst?
De waarde van Martens’ provocatie is dat hij met zijn werk al deze morele dilemma’s oproept, in plaats van ze te vermijden, zoals doorgaans gebeurt in de fotojournalistiek. Waar Tillim en de meeste andere fotojournalisten acteren vanuit een zekere morele superioriteit, die hen op een bepaalde manier onaantastbaar maakt, toont Martens zich vertwijfeld. Op het moment dat meer en meer kunst stellige posities inneemt inzake vraagstukken van goed en kwaad, mag dat welkom heten.
Op uitnodiging van METROPOLIS M vertoont Renzo Martens een fragment van deze film op de manifestatie L’Art en Europe in Domain Pommery Reims, 15 juni t/m 31 december 2008. De definitieve première volgt dit najaar in SMBA, Amsterdam, waarna de film door VPRO televisie zal worden uitgezonden.
Guy Tillim neemt deel aan de tentoonstelling Snap Judgments in Stedelijk Museum CS, een tentoonstelling van Afrikaanse fotografie, samengesteld door Okwui Enwezor.
26 juni t/m 30 september
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M