Richard Hamilton: Modern Moral Matters
Serpentine Gallery, Londen
3 maart t/m 25 april 2010
In één van de eerste ruimten van Richard Hamiltons tentoonstelling in de Serpentine Gallery in Londen hangen twee grote landkaarten van Israël en Palestina: links de opdeling door de Verenigde Naties 1947, rechts de bezette gebieden uit 2010, waarbij het Arabische land gereduceerd is tot karmozijnrode droppels in het turkoois van het Israëlische grondgebied. Maps of Palestine (2009-2010) is op canvas gedrukt, als bij oude schoolkaarten. Hij krijgt er iets schoolmeesterachtigs door, iets van zeggen-wat-iedereen-allang-weet, dat in de meeste tentoongestelde latere kunst van Hamilton de overhand heeft. Zijn portret van Tony Blair als cowboy (Shock and Awe, 2007-2008) is protserig en onhandig, zijn Medal of Dishonour (2008) met het beeltenis van de vroegere Labour-premier is een niet-zo-grappig grapje. Modern Moral Matters, een overzicht van Hamiltons politieke werken vanaf eind jaren veertig, wekt de indruk dat van Hamilton’s behendigheid om op een slimme manier beelden uit de massamedia te gebruiken weinig meer over is.
De installatie Treatment Room (1983-1984), die bij de ingang van de tentoonstelling als luchtsluis fungeert, overtreft alle werken van na 2000. Het is een Clockwork Orange-achtige ziekenhuiskamer, compleet met groene muren en aluminium wasbak. Boven een bed – onopgemaakt, alsof de patiënt zojuist is verplaatst – hangt een dreigend televisiescherm met daarop een loop van een toespraak van de Tory-premier Margaret Thatcher. Soms flitst er een leus langs: ‘Engeland zit op het goede spoor, kijk niet achterom.’ Hamilton beeldt Groot-Brittannië af alsof het een ‘behandeling wegens slecht gedrag’ krijgt, zoals Alex in de roman van Anthony Burgess: het land wordt gedwongen om het Thatcherisme te slikken en er is geen ontsnappen aan
Treatment Room vormt een relevante introductie op een reeks schilderijen die rechtstreeks te maken hebben met The Troubles in Noord-Ierland, wat ongetwijfeld een van de grootste uitdagingen aan het adres van Thatchers regering was. Het conflict wordt samengevat aan de hand van drie figuren: de Ierse republikein in zijn cel (The Citizen, 1981-1982), de Britse soldaat op patrouille (The State, 1993) en de unionist (The Subject, 1988-1990). The Citizen werkt als een katalysator, een aandachtspunt in de hele zaal. Het doek is een reactie op een televisiedocumentaire over The Maze, de inmiddels beruchte gevangenis in Belfast waar de IRA-gevangenen protesteerden tegen hun criminele status. Ze weigerden het gevangenisuniform te dragen, zich te wassen en smeerden hun uitwerpselen op de muren van hun cel. Op het schilderij is van de IRA-gevangene Hugh Rooney een bijbelse figuur gemaakt, een waardige Christus gehuld in een deken. Het kastanjebruine paneel links van hem leent ironisch genoeg de visuele codes van het abstract-expressionisme om een met poep bedekte muur voor te stellen. Hamiltons politieke stellingname lijkt op het eerste gezicht kristalhelder, maar de collage in het beeld maakt de bedoeling ervan complexer. Naast elkaar worden twee schetsen getoond waaruit blijkt dat de muur van de cel en de boven- en onderhelft van Rooney aan elkaar zijn geplakt: de held is een geconstrueerde icoon. Door dit proces wordt er een ongemakkelijke onzekerheid over de aard van de verstrekte informatie geïntroduceerd, al doet het ook denken aan de manier waarop informatie in de massamedia vaak wordt veranderd om haar opzienbarender te maken – een centraal thema bij deze kunstenaar.
Hamiltons werk gaat over de constructie en distributie van beelden. Hij doet dit al sinds zijn tijd bij de Independent Group (een collectief van kunstenaars, denkers en architecten die tussen 1952 en 1955 bijeenkwamen in het Institute of Contemporary Art in Londen). Zijn collage Just What Is It that Makes Today’s Homes So Different, So Appealing (1956), met zijn ironische opstapeling van de hedendaagse consumptiecultuur, gemaakt voor de catalogus van de inmiddels legendarische tentoonstelling This is Tomorrow (1956) in de Whitechapel Galery, geldt als een mijlpaal in de Europese pop-art.
Vanaf midden jaren zestig verschoof zijn belangstelling van reclame naar het nieuws. Deze overgang komt in de tentoonstelling tot uiting in een uitgebreide reeks werken uit de serie Swingeing London (1968-1969), die is gebaseerd op één foto. Afgebeeld zijn Mick Jagger en Hamiltons kunsthandelaar Robert Fraser – beiden in 1967 schuldig bevonden aan het bezit van verdovende middelen – die met handboeien aan elkaar in een politiebusje op weg zijn naar het gerechtshof. Door het celebrity-aspect van dit werk krijgt het iets van de glamour van Hamiltons eerdere onderzoek. Maar het is ook een kritiek op de cultuur van de ‘Britse tabloid’. Anders dan Andy Warhol in zijn Ten Marilyns, ook uit 1969, maakte Hamilton van Jagger en Fraser geen lichaamloze pop-goden. De herhaling leidt niet tot een versterking van de betovering, maar vestigt de aandacht op de technische experimenten van de kunstenaar: een oefening in variatie die doet denken aan het spel dat de media vaak spelen met ongecontroleerde geruchten. Het wordt telkens anders doorverteld, of zoals hier doorgemaakt.
In Modern Moral Matters verschuift de aandacht van Hamilton als voorloper van de pop art, naar Hamilton als politieke figuur. Ze laat zien dat zijn expertise en engagement verder gaan dan de collages die inmiddels een vast onderdeel zijn van de kunstgeschiedenisles. Duidelijk wordt dat Hamilton (geboren in 1922!) nog altijd doorwerkt, zij het helaas met iets minder conceptuele finesse.
Coline Milliard is kunstcriticus en redacteur van www.cataloguemagazine.com, Londen
Vertaald uit het Engels door Arjen Mulder & Maaike Post
Coline Milliard