metropolis m

Richard Tuttle stelt in De Hallen in Haarlem vijf speciaal voor de gelegenheid gemaakte werken tentoon in een grote installatie. De werken meten zich met de architectuur van de Vleeshal, volgen bepaalde karakteristieken maar gaan er ook aan voorbij. We laten Tuttle twee keer aan het woord over dit werk. Eerst doet Domeniek Ruyters verslag van het boeiende openingsgesprek tussen Tuttle en Phillip Van den Bossche. Vervolgens geeft Tuttle in antwoord op enkele vragen zelf enkele schetsmatige omschrijvingen van het werk.

‘Spanning polarities is a good job’

Door Domeniek Ruyters

De kunstenaar spreekt via zijn kunst, zo wil het cliché. Maar bij Richard Tuttle kun je misschien beter zeggen dat hij spreekt zoals zijn kunst. Ze hebben met elkaar te maken, maar de relatie kun je beter niet te direct zien. In het kunstenaarsgesprek met Mu.ZEE-directeur Phillip Van den Bossche, voorafgaand aan de opening van de tentoonstelling in De Hallen, toont Tuttle zich een denkende spreker. Aarzelend komen de woorden, uit hij gedachten die vervolgens ook weer deels worden genuanceerd of ronduit tegengesproken. Hier spreekt een kunstenaar die al een leven lang nadenkt over kunst. En toch is elke zin uniek, alsof hij het idee ter plekke verzint. Samen met hem proeven we zijn woorden.

Als je Tuttle volgt, of het nu zijn kunst of zijn spreken is, dan weet je dat je beter niet te gehaast tot een conclusie komt. Alles lijkt voorbestemd om ook weer onttakeld te worden, in dienst van de beweging. Tuttle vertelt dat hij afgelopen zomer tot het inzicht is gekomen dat hij niet in ‘ruimte’ geïnteresseerd is. Terwijl hij al jaren te horen krijgt dat hij in zijn werk zo bijzonder met de ruimte weet om te gaan, hij er voortdurend ook naar gevraagd wordt en er zelf voor lijkt te kiezen. Zoals hier in Haarlem, waar hij bij zijn eerste bezoek direct aangaf in de karakteristieke Vleeshal te willen werken. Volgens hem is ruimte maar een onbetrouwbaar begrip, evenals haar metgezel, de tijd. Beide dienen het gemak van de mens, maar het zijn valse bepalingen. Kunst, stelt hij vol overtuiging, kan ons idee van ruimte en tijd teniet doen en zo dichter tot de waarheid raken. Het woord ‘collaps’ valt meerdere keren op deze avond; de verwarring is artistiek gezien vruchtbare grond.

Tuttle heeft het uitgebreid over polariteiten. Hij wijst op een tekst die hij niet zo lang geleden las, waarin werd aangegeven hoe de geest die je kunt beheersen je vriend is, maar zodra zij onbeheersbaar blijkt je grootste vijand wordt. Zo zijn er ook de beperkingen die je als kind van twee ouders meekrijgt, maar die je door je creativiteit kunt overwinnen. Kunst overbrugt de polariteiten die in het leven onoverbrugbaar zijn, luidt het krachtig. Zoals zij ook de tijd overwint, en de kunst uit andere eeuwen aan haar zijde weet. Tuttle acht zich bij het maken van zijn werk een tijdgenoot van alle kunstenaars die ooit geleefd hebben en nog zullen leven.

Je kunt de overspanning van tijd en ruimte ook terugzien in zijn presentatie in Haarlem waarin Tuttle, zoals hij uitlegt, een poging waagt een dualistisch wereldbeeld te verzoenen met een drieledig wereldbeeld. Dualistische wereldbeelden spelen zich meestal af op een horizon, met het een naast het ander. Het drieledige wereldbeeld is verticaal en, in het historische Europa, vaak gevisualiseerd als een boom: de wortels, de stam en de takken. In zijn tentoonstelling manifesteert zich de overbrugging van deze wereldbeelden in een vijftal onderling zeer verschillende werken die verticaal in de hal zijn opgehangen, in een rechte lijn tussen de zuilen over de middenas van de zaal. De werken hebben een opvallende lichtheid, op het frivole af, in vergelijking met de zuilen die zwaarte, gewicht en volume uitdrukken. Het werk profiteert van de zwaartekracht, zwierig hangend aan het plafond, maar de beweging die wordt aangegeven gaat niet alleen naar beneden, maar ook naar boven en opzij, ondertussen alle mogelijke verhoudingen suggererend. Tuttle noemt zijn installatie ‘extremely ambiguous’.

Hoewel de referenties talrijk zijn, laat hij ze liever onbenoemd, en ik vervolgens ook, want als je er al opkomt, lijken ze niet bijzonder wezenlijk voor het begrip van het geheel. Tuttle verklaart een kunstenaar te zijn die niet werkt met dat soort vergelijkingen of representaties, alsof zijn werk staat voor iets dat zich elders bevindt. Toch laat hij aan het eind van het gesprek iets doorschemeren van de wereld waar dit werk uit voortkomt, als hij uitlegt waarom hij voor het eerst in zijn leven een discobal heeft opgehangen. De lichttechnicus had er nog bezwaar tegen gemaakt, vanwege de onrust die de bal zou geven, maar Tuttle wees erop dat een discobal ook traag kan bewegen, waardoor er een rustgevende werking van uitgaat. Er zijn twee soorten van aandacht in de kunst, verklaart hij. Een waarbij je naar de kunst toe moet, die de aandacht op zich focust in een strak bepaald kader, en een ander die de aandacht spreidt en de hele ruimte toegankelijk maakt, zoals bij de rococo. Tuttle koos in Haarlem voor de spreiding, de beweging, die je als bezoeker aanspoort net zo wervelend door de ruimte te gaan als de werken zelf, opwaarts, zijwaarts en neerwaarts. Stilstand is uitgesloten.

*

‘Part of art’s job is to demystify itself. But another part is to protect the “mystery”. My position is, if it can be demystified, do it. I hate false mystery.’

Door Richard Tuttle

Sinds mijn laatste tentoonstelling, Looking For The Map bij Pace Gallery in New York (2014), denk ik op een nieuwe manier over woorden na. Ik zie ze nu als kleine sculpturen. Er is sprake van een grappige kader-in-een-kaderkwaliteit als we het erover hebben in relatie tot een kunstwerk: enerzijds proberen ze er een equivalent van te zijn, anderzijds proberen ze iets duidelijk te maken zonder dat ze perfect hoeven te zijn. Er is een wederzijdse afhankelijkheid waarbij het kunstwerk eventueel meerdere betekenissen kan aannemen. Terwijl ik me op een boot bevond zag ik Mei-Mei op een kaart hetzelfde eiland zoeken dat ik op dat moment zag. Ik vroeg me af hoe dat wat zij zag eruitziet zoals dat wat ik zag. Zij keek op een kaart, maar ik was nog steeds op zoek. Komt de kaart ervoor of erna? Als het antwoord beide zou kunnen zijn, dan is dat de kaart waarnaar ik op zoek ben. Het is een manier om woorden te vinden, zou je kunnen zeggen.

Terwijl ik dit opschrijf hebben we in Haarlem al veel oplossingen gevonden, maar nog niet alle. Alexis Gautier, een jonge kunstenaar die ter plekke aan het project werkt, is extreem goed in het vinden van materiaal via internet. We zullen verschillende dikten hennep gebruiken, gevlochten touw gemaakt in het TextielMuseum in Tilburg. Sommige touwen gaan we verven met verfstof uit de Zaanstreek. Het is geweldig om mensen te vinden die gespecialiseerd zijn in een bepaald ambacht, met ze te praten en te zien hoe we dichter bij perfectie komen op deze manier.

De werken presenteren, zijn en vertellen over ‘storytelling’. Dit wordt echter aan de bezoeker gepresenteerd ter evaluatie, niet om te accepteren, te illustreren of andere beschrijvingen uit te sluiten. Ik vind ‘vocabulaire’ interessant. Lang voordat er een Haarlem was, was er een vocabulaire. Ik denk dat ik dat vocabulaire in deze werken zie.

We zullen de ruimte tussen de kolommen gebruiken, waardoor de werken op een hoogte hangen met de zes ramen ertegenover. Het werk zal heel veel verschillende elementen de ruimte binnenbrengen. Ons grote probleem is om van het algemene uit te gaan, wat bijna onmogelijk te vatten is in zijn complexiteit, en er iets specifieks mee te doen. Het meeste materiaal dat we gebruiken is lokaal en traditioneel. Niet om een punt te maken, maar om het algemene te vatten, alles wat we doen draagt daaraan bij, zelfs ongelukjes en verloren tijd. Door alles welkom te heten wordt ook het algemene mogelijk.

1 Het eerste werk in Haarlem is het meest indringend omdat het groot en zwart is. Alle werken zijn bedoeld om monumentaal te zijn, maar omdat ze binnen in de Vleeshal worden tentoongesteld en relatief lichtgewicht zijn voldoen ze niet aan deze verwachte monumentaliteit. Dit maakt het nog interessanter en nog moeilijker om dat te bereiken. Je zou dus kunnen zeggen dat dit werk ‘getemd’ moet worden; het moet worden verkleind om de oude ideeën van monumentaliteit weg te halen, om tot nieuwe te komen. Dit wordt geprobeerd met de met zwart linnen gedrapeerde binnenkant waarbinnen zwarte en witte letters te vinden zijn; zwart buiten, wit binnen. Je kunt niet veel zien van de binnenkant, er zijn enkel wat kleine openingen tussen de uiteinden van het textiel. Je zou kunnen aannemen dat de witte letters aan de binnenkant tot de top doorlopen, omdat de zwarte letters aan de buitenkant dat doen, maar je weet het niet zeker. De hele structuur beweegt alsof de wind er vat op heeft gekregen. Dit wordt mogelijk door een vierkant, zilverkleurig frame aan het plafond te hangen en een groter vierkant op poten op de vloer. De doeken vallen in vier verschillende lengtes tot de vloer, waardoor we ook met gewichten plooiing kunnen creëren. Nu ik dit schrijf moet ik denken aan de Romeinse schrijver Lucretius, die de afbuiging gebruikte om de zwaartekracht en de vrije wil uit te leggen.

2 Dit werk bestaat uit een enkel stuk koperkleurig touw die in een diagonaal van het plafond tot de vloer reikt. Het touw is gevlochten. Alexis Gautier, die me helpt met de tentoonstelling, heeft een aantal gespecialiseerde touwmakers gevonden die kunnen vlechten. Het is belangrijk hoe het door de ruimte valt; niet te los, maar ook niet te stijf. Aan een kant van het touw, op ongeveer de helft, komt een ander touw met dezelfde dikte dat ook op de vloer neervalt. Dit touw heeft een lichte, lentegroene kleur. Het wordt misschien met de hand aan het bruine touw genaaid. Maar die verbinding is niet te zien, omdat het gekleurd wordt met wax als we geen touw vinden in de kleur die we zoeken. Alexis heeft de traditionele touwmakers die werken met lokale materialen als vlas en hennep bezocht, en sommige bedrijven met vlechtmachines. Maar vanwege de tijd kunnen we geen beroep op ze doen. We kunnen de touwen echter wel zien als vormen die aan het maken refereren. De monumentaliteit van het werk heeft deels te maken met hun relatie tot informatiesystemen, die bepalend zijn bij het maken ervan, ook als ze zelf niet tastbaar aanwezig zijn.

3 Dit werk bevindt zich op hoogte. Ik vraag me af of mensen de drie draden kunnen zien die naar beneden lopen vanaf de parallelle zijdes van de roze vorm waarin ze ontspringen. Die roze vorm is maar vijfentwintig centimeter hoog en twintig centimeter breed. Het heeft de vorm van de letter H als je het van bovenaf bekijkt. De horizontale streep van de H is tien centimeter dik. Ik weet nog niet waar dit blok van gemaakt zal worden, van hout, piepschuim of gips. Maar het wordt dik bedekt met roze verf zodat het een diepe textuur krijgt. De drie draden aan elke zijde liggen op deze dikke textuur, maar ze zijn wit. We moeten twee holle buizen van messing vinden die door beide zijden van de roze vorm gaan en er boven en beneden even ver uitsteken. Door deze buizen heen zullen twee touwen de vloer aan het plafond verbinden. Op dit punt in de tentoonstelling is de bezoeker eraan gewend om naar deze tussenruimtes te kijken, een gewenning die én de ‘storytelling’ én het vertelde verhaal kan onthullen, of misschien iets compleet anders.

4 Er zijn twee koorden van gelijke lengte die vrij hoog in het midden van de ruimte hangen. Eén heeft dezelfde goudbruine kleur, zoals we eerder hebben gezien, en de ander heeft een lichtere okerkleur, misschien de natuurlijke kleur van hennep. Boven deze twee koorden hangt een doosachtige structuur, gemaakt van drie inches brede plakken gewoven metaal met een donkere kleur. De doos is vijftig centimeter lang, dertig centimeter breed en twintig centimeter hoog. Het is onderaan open en bovenop dicht, maar er ligt een soort heuvel bovenop die we moeten gaan maken. Die zal op gevoel ontstaan uit bepaalde materialen. De manier waarop we deze doos ophangen, boven en beneden vastmaken aan iets, staat ook nog niet vast. Tussen de twee koorden verschijnt een derde. Die is goud, puntig en zwaar geweven. Misschien is het mogelijk (en mooi) om echt bladgoud te gebruiken. Dit gouden element sluit misschien aan bij de twee bruine elementen, zoals het zou moeten doen, als het niet valt, door het gebruik van goud of door de punten goud te maken, of misschien allebei. Ik stel me voor dat het touw de vloer met het plafond verbindt zoals in eerdere werken.

Hoewel dat wat ik tot nu toe geschreven heb misschien verwarrend overkomt, is dat maar een klein offer voor van het mijden van destructieve taal – er is vast iemand die het begrijpt!

De tekst van Tuttle is uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

Richard Tuttle
De Hallen, Haarlem
21.01.2017 t/m 07.05.2017

Met dank aan Bart van der Heide en Annelieke van Halen van De Hallen

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen