metropolis m

Het ethische debat leeft in de kunst, en dat is maar goed ook, stelt Nina Möntmann in Scandalous, een reader met teksten over de relatie tussen kunst en ethiek. Alleen door de eigen positie te wegen van posities kan de vervlakkende dynamiek van het neoliberalisme bestreden worden.

De ethiek is aan inflatie onderhevig, stelt curator en schrijver Nina Möntmann aan het begin van het door haar samengestelde essaybundel Scandalous (2013). Het boek is expliciet geconcipieerd als reactie op deze algemene inflatie, zoals die eerder door Alain Badiou omschreven is in zijn boek Ethics: An Understanding of Evil. Volgens Badiou worden ethische kwesties in de context van het neoliberalisme uitgehold en herleid tot gepolariseerde discussies over ‘goed en kwaad’ waarmee iedereen zich moeiteloos kan identificeren, en die zich omwille van hun uiterst generalistische en onspecifieke karakter probleemloos lenen voor de bestendiging van de neoliberale ideologie.

Möntmann zelf ziet echter nog een ander probleem in dit neoliberale ethische regime: doordat de ethiek nagenoeg altijd in abstracto beschouwd wordt, wordt de positie van het ethisch subject – dat vooral in het Westen vaak ronduit medeplichtig is aan structurele onrechtvaardigheid – niet aan de kaak gesteld. Voor kunstenaars die zich kritisch willen verhouden tot het geglobaliseerde ‘zombie capitalism’ waar Möntmann het over heeft, is een dergelijke gesimplificeerde en naïeve ethische houding uiteraard geen valabele optie. De twee kernvragen die blijven terugkomen in deze Reader on Art and Ethics luiden dan ook: ‘How do art projects position themselves vis-à-vis the nonegalitarian, exploitative conditions of global capitalism, and how do the latter manifest themselves in art? What is the role of the potential real political “effectiveness” of art projects?’

Een mogelijk alternatief ziet Möntmann in de ethics of commitment van filosoof Simon Critchley, die zijn ideeën in deze reader bespreekt met Miguel Á. Hernández-Navarro. Critchley hanteert een concept van ethische verantwoordelijkheid dat een politieke reactie op onrecht veronderstelt. Binnen dit kader kunnen kunstenaars weliswaar immoreel zijn, maar in de basis moeten ze altijd gedreven worden door een ethische houding, beargumenteert Critchley. Sowieso is hun engagement met de artistieke praktijk zelf een ethische verbintenis. Concrete verandering is vaak hun uiteindelijke doel – aan de basis ligt een ethical demand, stelt hij. Methodologisch gezien stelt Critchley het scheppen van interstices voor; tussenruimtes die nooit volledig autonoom kunnen zijn, maar waarbinnen daadwerkelijke kritiek en verandering niettemin mogelijk is.

Terwijl Critchley nog beweert dat cynisme een intrinsiek onethische houding is, probeert Peter Osborne – ook filosoof – dit beeld te nuanceren door in zijn tekst Disguised as a Dog: Cynical Occupy? onderscheid te maken tussen twee verschillende soorten cynisme: het hedendaags cynisme (waarover Critchley het had) en het cynisme in de klassiek-filosofische zin. Dit laatste cynisme, beweert Osborne, is een ethische stellingname waarbij men stelt niet geïnteresseerd te zijn in geld of (geformaliseerde) politiek, en daarmee op een theatrale en provocatieve manier kritisch is. Zoals de titel van zijn bijdrage al aangeeft, ziet Osborne de occupy-beweging als een doortastende en leefbare hedendaagse erfgenaam van dit filosofisch cynisme.

Er is in deze reader opvallend veel ruimte voor praktijkgeoriënteerde stukken, die elk op hun eigen manier tastbare ethische vraagstukken in de kunst in hun volle complexiteit proberen te benaderen. Ethical Considerations in Public Art van Nato Thompson en A Curator’s Ethical Code in Conflict Zones van Galit Eilat zijn geschreven vanuit het perspectief van de curator, terwijl Acting Politically Within the Realm of Aesthetics van Petra Bauer en Annette Krauss – over hun Zwarte Pietproject in het Van Abbemuseum – en een gesprek tussen Renzo Martens en T.J. Demos de positie van de kunstenaar bespreken. Hoewel de stukken in inhoudelijk opzicht erg verschillend zijn, is er toch een duidelijke rode draad: de practici die aan het woord komen handelen vanuit een duidelijk gearticuleerde ethical demand, en problematiseren allen openlijk hun eigen positie in de uiteenlopende ethische kwesties waarin ze verwikkeld zijn. Zo concretiseren deze bijdragen niet alleen de ethische discussies, maar bieden ze bovendien een alternatief voor het door het neoliberalisme geïnstrumentaliseerde ethisch discours, dat pretendeert ethische problemen extern, passief en belangeloos te kunnen beschouwen, en precies in dat opzicht ideologisch is.

De bundel eindigt met filosoof Marcus Steinwegs Art Between Affirmation and Critique, een gebalde bijdrage die zich als een epiloog laat lezen, en waarin verschillende motieven van Scandalous resoneren. Steinweg heeft het niet direct over ethiek, maar over het dialectisch samengaan van bestendiging en kritische kunst, naar de esthetische theorie van Adorno. Een volledig integere houding in de kunst is volgens Steinweg een illusie. Dit komt niet noodzakelijk omdat kunst zich letterlijk tussen de twee uitersten in bevindt, zoals Steinwegs titel misschien doet vermoeden, maar omdat beide behoren tot de kern van wat kunst is. Kunst wordt immers mede gedefinieerd door haar relatie met haar buitenkant, geen enkel kunstwerk kan uitsluitend kritisch zijn, aangezien dat dan de ontkenning van wat artistiek is zou vervatten. Dit klinkt abstract, maar heeft onloochenbare ethische repercussies: ‘[Critique] can only operate on affirmative grounds, not from a safe outside or a distance that imagines the schöne Seele of the consituted realities, but in factually being contaminated by the subject of its analyses and inquiries. This does not make it any less critical. On the contrary, it is only here – with the courage of self-implication of the critical operation and of the critical subject into critical dialectic – that critique starts…’

Met Steinweg is de cirkel dus rond, en is de urgentie van Möntmanns kernvragen (en van de reader als geheel) bevestigd. Het is verdedigbaar te stellen dat deze reader oproept tot een ethisch reveil, op voorwaarde dat er niet gedoeld wordt op de kant-en-klaar-ethiek waar alle auteurs zich nadrukkelijk tegen verzetten. Scandalous moet vooral gelezen worden als een goedgebalanceerde en overtuigende oproep tot de courage of self-implication waarover Steinweg het had, en tot het erkennen van de noodzaak van politieke performance in de kunst. Want, om het met de filosoof Martin Seel te zeggen: ‘Only in the current, can one swim against it.’

Nina Möntmann (Ed.), Scandalous. A Reader on Art and Ethics, Berlin 2013, English
ISBN 978-1-934105-87-0

Teksten van Petra Bauer & Annette Krauss, Franco Bifo Berardi, Galit Eilat, Ronald Jones, Maria Karlsson & Måns Wrange, Nina Möntmann, Peter Osborne, Marcus Steinweg, Nato Thompson; gesprekken tussen Simon Critchley and Miguel Á. Hernández-Navarro, Renzo Martens en T. J. Demos

Steyn Bergs

is kunsthistoricus en criticus, en werkt momenteel bij Casco – Office for Art, Design and Theory in Utrecht

Recente artikelen