metropolis m

Schrijfbaarheid
Over Vilém Flusser

In de serie over favoriete actuele theorie, waarvan de vorige afleveringen gewijd waren aan Giorgio Agamben en Michel de Certeau, buigt Jouke Kleerebezem zich over Die Schrift van de filosoof en mediatheoreticus Vilém Flusser.

Schrijfbaarheid vormt een andere uitdaging aan de werkelijkheid dan leesbaarheid. Leesbaarheid is in de eerste plaats een uitdaging aan de vorm van de tekst (het vormt de eigenlijke schrijversopdracht, de kunst van het lezen uit te dagen en aan te moedigen) en daarmee ook een uitdaging aan de inhoud van het lezen. De mens las al voor hij schreef. De interpretatie van de natuur en van de seizoenen, van de menselijke arbeid en sociale relaties werd uit de ervaringen ervan afgelezen, maar niet neergeschreven. Het vormen van tekst was een volgende stap in het leesbaar maken van onze ervaring en kennis.

De werkelijkheid werd pas schrijfbaar toen de mens ging schrijven. Daarmee werd de leesbaarheid een nieuw object geboden: het schrift. Met het schrift ontstond pas de schrijver. Schrijfbaarheid vormt een nieuwe werkelijkheid, waarvan de leesbaarheid in het lezen wordt opgevolgd. Het lezen van een schrijfbare en geschreven werkelijkheid vormt met het schrijven van een leesbare werkelijkheid de unieke dubbele geschiedenis van onze moderne kennis, van onze esthetische faculteiten en van onze communicatie. De werkelijkheid moet schrijfbaar zijn en de tekst die daarbij ontstaat, moet leesbaar zijn. ‘Inhoud’ is de populaire verzamelnaam voor de alomvattende aanwezigheid van geschreven en gelezen tekst en van geschreven en gelezen verschijningsvormen in en rond de tekst. Wie leert lezen en schrijven leert de werkelijkheid van het schrift en de werkelijkheid àls schrift, pas echt kennen.

De in Tsjechoslowakije geboren filosoof en mediatheoreticus avant la lettre Vilém Flusser (1920-1991) weegt ons lezen en schrijven in Die Schrift, geschreven in 1987. De ondertitel van Die Schrift luidt: Hat Schreiben Zukunft? En zo ja, welke toekomst is er voor het schrijven dan weggelegd? Natuurlijk is schrijven niet weg te denken, het denken werd er te afhankelijk van; schrijven weg te denken is net zo onmogelijk als jezelf met de blote hand wurgen.

Om dit onmisbare boek te bespreken kan ik het beste achteraan beginnen, in het Unterschrift (onderschrift), dat achtereenvolgens voorafgegaan wordt door de korte hoofdstukken Umcodieren, Digitale, Skripte, Schreibtische, Papierhandlungen, Zeitungen, Briefe, Bücher, Entzifferungen, Lesarten, Dichtung, Gesprochene Sprachen, Vorschriften, Buchdruck, Texte, Buchstaben, Aufschriften, Inschriften en een Überschrift (vertaald: omcoderen, digitaal, scripts, schrijftafels, papierhandelingen, kranten, brieven, boeken, ontcijferingen, leeswijzen, poëzie, gebroken talen, voorschriften, boekdrukkunst, teksten, letters, opschriften, inscripties, opschrift). De titels van de hoofdstukken geven al aan dat het ‘schrijven’ bij Flusser een alomvattende menselijke kwaliteit is, waarin het geschrevene, het schrift, zowel het schrijven als het lezen werkzaam maakt. De werkelijkheid van het schrift vindt in schrijven en lezen zijn belichaming.

In het Unterschrift stelt Flusser, na negentien korte hoofdstukken van in etymologische articulaties en tekstuele wendingen gevatte analyse, dat het alfabetische, lineaire en dus historiserende en oorzaken aanduidende schrift zijn doel voorbij moet schieten en dat ook doet. Het alfabetische schrijven is (was?) een manier om ons denken en onze ervaring aan regels te onderwerpen. Met de komst van digitale codes wordt het denken andere richtingen geboden, waarin de lineaire tekst zijn doelgerichte, een begin en een einde erkennende, zingevende waarde verliest. Opvallend is dat Flusser kwam te overlijden voordat het internet als consumptiegoed werd aangeboden. De voorboden ervan vond hij in het Franse Minitel en in de Verenigde Staten bij sommige experimenten met televisienetwerken. Maar Flussers denken, – ook in zijn andere werken over onder andere fotografie en vormgeving, algemeen over tekst- en beeldvorming – spint al een netwerk van relaties.

De digitalisering van de visuele, auditieve en tekstuele codes waarin we onze ervaringen overdenken en plannen uitdenken, maakt de geschreven werken (waartoe de schrijver ook die van andere dan alfabetische tekensystemen rekent, zoals die van beeld en geluid) oneindig. Hij betwijfelt of het alfabetische schrift deze oneindigheid zal kunnen dienen. Zoals hij in hoofdstuk 21, een nawoord bij de tweede druk uit 1989, stelt: ‘… dat er in feite maar twee ontsnappingsmogelijkheden uit het schrift zijn: terug naar het beeld of vooruit naar de cijfers. Terug naar de fantasie of vooruit naar het calculeren.’

Hij biedt zijn eigen overwegingen in Die Schrift uitdrukkelijk aan als een door komende generaties schrijvers te overschrijven en overschrijden werk. Ook dat is een notie die, hoewel hij ook te verbinden is aan een joodse traditie van commentaar op commentaar op de heilige schrift, pas met de komst van de elektronische tekst zijn volle mogelijkheden realiseert. De instabiliteit van het elektronische schrift – lees weer: tekst, beeld, geluid – in een netwerkomgeving als het internet wordt in Die Schrift voorzien en al op zijn consequenties doordacht. Het creëren, distribueren en aan elkaar koppelen van eindeloze versies van onze geschreven werken introduceert een nieuwe werkelijkheid die op een andere manier overdacht en betekend, en dus ervaren wordt.

Als ons schrijven een gelukkig huwelijk tussen beelden maken en calculeren zou kunnen worden, zo stelt Flusser, wanneer hij zijn eigen tekortkomingen in dat opzicht in het Nachwort toegeeft, dan zou de schrijver de beeldenmaker en de wiskundige opslokken. Het troostgevende aan het lezen van Flusser is ook dat je gemakkelijk met hem van inzicht kan verschillen. Zijn geschriften zijn met visionaire helderheid op de grens van een doorbraak naar het digitale geschreven, maar geen ‘internet-kritiek’. Ze spiegelen de belofte van een andere schrijfbaarheid helder voor, terwijl de geschiedenis in zijn agressieve lineairiteit in slechts vijftien jaar al weer vele stappen heeft ondernomen in de richting van een politiek beheersbaar en eenduidige industrieel gebruik van de digitale media en de netwerken waarin deze opereren. Flusser krijgt daarmee geen ongelijk. Hij deelt met andere visionaire denkers het inzicht in de pertinente mogelijkheden van een digitale netwerktekst, de belofte van ‘open’ media. Zijn voorstelling bleek alleen niet direct historisch: andere maatschappelijke belangen dan de eindeloze verruiming van onze tekstuele werkelijkheden strijden voor het eigen gelijk.

De vraag wordt dan hoe ingrijpend nieuwe schriften onze waarneming, ervaring en communicatie zullen veranderen. Een populaire idee over het internet is dat het omstreden inhoud om mogelijke censuur heenleidt. De kracht van een dicht netwerk is dat blokkades gemakkelijk worden omzeild. De kracht van het elektronische, digitale schrift ligt naast zijn gemakkelijke en verreikende verspreiding, in zijn kneedbaarheid. Tekst, beeld en geluid zijn in een netwerkomgeving zowel zeer toegankelijk als zeer manipuleerbaar. Schrijven en lezen wordt een samenvallende activiteit die tot oneindig herschrijven en herlezen uitnodigt. Flusseriaanse schrijfbaarheid vraagt daarmee om nieuwe generaties schrijvers en lezers. Het is aan beeldenmakers en wiskundigen en aan om het even welke andere markerende geesten om nieuwe patronen in ons denken schrijfbaar en leesbaar te maken.

Die Schrift voert ons van het oorspronkelijke lezen (het erkennen en bestendigen van patronen in onze ervaring van de natuur), uit het oorspronkelijke informeren (het krassen in een bewerkbaar oppervlak), naar schriftvormen die minder voorschriften produceren. De patronen die in netwerkschriften optreden nodigen uit tot het loslaten van oude vaststellingen. De dynamiek van een kneedbaar schrift in een toegankelijk en goed geleidend aggregaat spreekt vooral tot de verbeelding. Meer dan er strategisch ideologisch voordeel mee te kunnen boeken mag een nieuw schrift tot nieuwe in tekst, beeld en geluid genoteerde werken leiden. Dat is Flussers uitdrukkelijke verlangen. Met dat verlangen spreekt hij beeldend kunstenaars en andere schrijvende en lezende, scheppende naturen aan.

Mensen die tegen wil en dank blijven schrijven: ‘Er zijn mensen die schrijven omdat ze van mening zijn dat het nog zin heeft. En mensen die niet meer schrijven en terugkeren naar de kleuterschool. En dan zijn er mensen die schrijven hoewel ze weten dat het geen zin heeft. Dit essay is weliswaar geschreven voor de eerste en de tweede soort mensen, maar het is opgedragen aan die derde soort.’

Jouke Kleerebezem

Vilém Flusser

Die Schrift; hat Schreiben Zukunft? Fischer Wissenschaft, Fischer Taschenbuch Verlag, Frankfurt am Main, 1992, ISBN 359610906x, niet meer verkrijgbaar

Jouke Kleerebezem

Recente artikelen