Schrikbeeld en Utopia
Schrikbeeld en Utopia
Superstudio
Misschien wat milder, realistischer, bedachtzamer – maar nog steeds strijdbaar. Ter gelegenheid van het symposium Superstudio and radical architecture today en de opening van de tentoonstelling over hun werk, waren de leden van het legendarische Italiaanse architectenbureau Superstudio samengekomen in Middelburg, of all places. Onderwerp van gesprek van het symposium waren hun antiglobalistische denkbeelden en de nostalgie waarmee hier de laatste jaren op teruggekeken wordt.
Bieden de theorieën, collages, schetsen van Superstudio’ s Adolfo Natalini, Christiano Toraldo di Francia, Roberto Magris, Piero Frassinelli, Allessandro Magris en Alessandro Poli aanknopingspunten voor de ontwikkeling van een hedendaagse radicale architectuur? Organisator Valentijn Byvanck had een aantal sprekers uitgenodigd in te gaan op deze vraag. Peter Lang, co-curator van de tentoonstelling en auteur van het standaardwerk Superstudio: Life without Objects, constateerde dat er in ieder geval behoefte is aan een betere toekomst. De ontwerpen van Superstudio zijn voor hem vooral een sprekend voorbeeld van hoe architecten proberen los te komen van het bestaande systeem, en kunnen streven naar een nieuw maatschappelijk bewustzijn. Architectuurhistoricus Hilde Heynen analyseerde de plannen van Superstudio (1966-1978) liever in relatie tot invloedrijke tijdgenoten, van Contants New Babylon (1949-1974), tot het Britse Archigram (1961-1974), het Florentijnse Archizoom (1966-1974) en Koolhaas’ Exodus (1972). Het streven naar vernieuwing is belangrijk, maar nieuw betekent niet automatisch ook beter, aldus Heynen. Hans Ibelings besprak de recente architectuur van de grondlegger van het bureau, Adolfo Natalini. Hij vond diens onopvallende, traditionele gebouwen ook nu nog een gewaagd, onmodernistisch statement. Geen radicaliteit door formele vernieuwing, maar in de ambitie om mensen belangrijker te maken dan architectuur. Natalini zelf kon zich vinden in deze analyses: ‘Je kunt de plannen op verschillende manieren uitleggen. Maar uiteindelijk zijn het de afbeeldingen die sterk zijn en overleven.’
Het ontwerp voor Il Monumento Continuo, waarmee Superstudio onsterfelijk werd, is inmiddels meer dan dertig jaar oud maar heeft aan aantrekkingskracht niets ingeboet. Het voorstel om de aarde te bedekken met een megastructuur opgebouwd uit gelijkmatige grids is nog steeds even angstaanjagend als attractief. De fotocollage van dit hypermodernistische bouwwerk, dat als een bulldozer over de (pre-Twin Towers) skyline van Manhattan walst, is inmiddels een icoon geworden. Onder een strak blauwe lucht voltrekt het ‘oneindige monument’ even karakterloos als megalomaan het vonnis van de architectuur over de wereld. Als een witte streep in de woestijn. Rücksichtslos, overdreven esthetisch en tamelijk totalitair, wordt de wereld opgeslokt door een anoniem complex van glas, staal en beton. Voorbij de smetteloze, oppervlakkige afbeelding van het ontwerp is Superstudio’s weergave van de toekomst een huiveringwekkende aanklacht is tegen de geaccepteerde architectuur van de late jaren zestig. Superstudio constateerde niet zonder overdrijving dat de architectuur van de internationale stijl een eenvormigheid teweeg bracht, die alleen nog maar het bedrijfsleven kon behagen. Ontdaan van de ideologische uitgangspunten van weleer werd het modernisme naar hun smaak een vazal van de gevestigde orde. En in plaats van te streven naar een betere kwaliteit van het dagelijkse leven, maakten architecten zich schuldig aan een waaier van willekeurige blokkendozen, reikend van Italië tot de Verenigde Staten en van Brazilië tot India.
Globalisering als schrikbeeld. Het lijkt nu even actueel als in 1969. De huidige situatie van superconsumptie en politieke onverschilligheid roept hetzelfde toekomstbeeld op als toen; die van een wereld zonder gezicht, waar lokale culturen, sociale verbanden en persoonlijke creativiteit worden overwoekerd door een nietsontziend kapitalisme. Afwijkend gedrag wordt niet geaccepteerd. Rechtvaardig-heid is niet aan de orde. Voor Superstudio zijn architecten en vormgevers mede-verantwoordelijk voor deze situatie, omdat ze inspelen op de hang naar luxe en machtsvertoon. ‘Het zijn met name de ontwerpers die moeten proberen om de rol die ze hebben gespeeld bij het creëren van deze nachtmerrie, te evalueren’, schreef Toraldo di Francia.
Kort na de oprichting in 1966 presenteerde Superstudio een serie tafels, stoelen en kasten die niet veel meer was dan een aantal bruikbare archetypes, opgebouwd uit een blokpatroon van drie bij drie centimeter. Doelbewust neutraal vormgegeven onttrokken de meubelen zich aan de trendgevoelige consumptiemaatschappij. Superstudio vond dat objecten vaak uitsluitend werden gemaakt om de economie draaiende te houden. Elk jaar kwam er weer een nieuwe mode, met een nieuw assortiment, een nieuwe garderobe, nieuw meubilair. Die slaafse onderwerping aan objecten zag het bureau als een doodlopende weg. Ze droeg anti-design aan als oplossing voor deze situatie, bestaande uit een raster als vaste basisvorm voor álle vormgeving, om daarmee ontwerpenergie vrij te maken voor in sociaal opzicht belangrijkere activiteiten. Zo min mogelijk ontwerp, zo min mogelijk architectuur. Geen productie en consumptie. Superstudio voorspelde een wereld zonder behoefte aan objecten, zonder ‘de attributen van status en de connotaties die ons door de machthebbers worden opgelegd, zodat we kunnen leven in een wereld mét objecten, in plaats van geleefd te worden dóór de objecten’, aldus Adolfo Natalini. Een wereld ook waarin het hiërarchische model van de stad zou worden opgeheven, en waarin iedereen een gelijke, neutrale ruimte ter beschikking zou krijgen om zich optimaal in te ontwikkelen.
We geloven ondertussen misschien niet meer in het marxistisch getinte, verlichte gelijkheidsideaal dat uit de ontwerpen en teksten van Superstudio spreekt. Toch is de vraag die het bureau zich stelde niet heel anders dan die van Naomi Klein of George Soros nu: hoe kan de globalisering het welzijn van ons allen bevorderen, een rechtvaardiger toekomst waarborgen? Of, gericht op de ontwerpwereld, kan er een statusongevoelig bouwen bestaan, of een vormgeving die bijdraagt aan individuele ontplooiing? Aan het in Middelburg aanwezige publiek werd gevraagd waarom zij naar deze de bijeenkomst van Superstudio waren gekomen. Het antwoord van een jonge architect was even sympathiek als veelzeggend: ‘Superstudio is radicaal, ongrijpbaar en sexy, en verwijst op een prettig gedateerde manier naar een heerlijk onbezorgd leven.’ Het romantische beeld van een groep hippe, vooruitstrevende architecten die ligt te picknicken in een sciencefiction landschap is maar al te verleidelijk. In die zin winnen de woorden slick en sexy het dus van de argumenten die aan het utopische concept ten grondslag liggen. Het zijn de beelden meer dan de theorieën die inspireren. Utopisch denken is niet van deze tijd. Maar hoewel we niet langer het optimisme hebben van de avant-gardisten van weleer, blijft het de moeite waard te verlangen naar een betere wereld. Immers, ‘een kaart van de wereld waarop Utopia niet voorkomt, is de moeite van het bekijken niet waard’ (Oscar Wilde).
Symposium Superstudio and radical architecture today, 18 september, De Vleeshal, Middelburg.
Superstudio: Life without ObjectsDe Vleeshal, Middelburg
19 september tot en met 7 november 2004.
Peter Lang, William Menking, Superstudio: Life without Objects, Skira editore, 2003 ISBN 88-8491-569-4.
Steven van Teeseling