metropolis m

In de huidige samenleving wordt er toenemend gekeken naar het verre verleden, bij de bepaling hoe verstandig om te gaan met de wereld van morgen. Maar verschillende partijen botsen, in hun uitleg van de lessen die eruit te trekken zijn. Vivian Ziherl praat met Elizabeth Povinelli, academicus en lid van het Karrabing Film Collective, over het voorouderlijke en de actuele politieke betekenis van identiteit.

Rituelen, altaren, rouwriten, het zijn slechts enkele voorbeelden van recente artistieke praktijken die wijzen op een heropleving van de belangstelling voor de esthetiek van het voorouderlijke. Midden in een golf van neoconservatief nationalisme, vindt er onderzoek plaats naar intergenerationele relaties, naar onderdrukte tradities en naar de rol die ze spelen in het leven en in familierelaties. Het duidt op een zekere afwijzing van de wereld van commercie, exploitatie en consumptie, waarvan steeds duidelijker wordt hoe groot de schade is die ze berokkenen. Maar wat houdt zo’n onderzoek in binnen een door kolonisatie gekenmerkte context, zoals Europa of Nederland? Hoe kunnen we een heropleving van de interesse in voorouderlijke of heidense praktijken rijmen met de neoconservatieve politiek van nativisme, die ons tegelijkertijd lijkt te overspoelen?

Vivian Ziherl gaat in gesprek met Elizabeth A. Povinelli over haar pogingen om deze parallelle bewegingen te ontwarren. Het gesprek beweegt zich tussen twee nieuwe publicaties van Povinelli, beide verschenen in 2021, die elk een andere weg inslaan binnen haar onderzoek naar het voorouderlijke en de actuele politieke betekenis van identiteit. De eerste, getiteld The Inheritance, is een driedelige grafische meditatie op intergenerationele verbanden van ontheemding, zowel binnen als buiten de structuren van kolonisatie. Het tweede boek, Between Gaia and Ground: Four Axioms of Existence and the Ancestral Catastrophe of Late Liberalism, is veel dunner en omvat een theoretische interventie tussen recente kritische projecten die ontologische kwesties aan de kaak stellen, zoals, bijvoorbeeld, ideeën over de ‘verstrengeling’ van het bestaan.

Vivian Ziherl

Ik heb het idee dat je veel langer bezig bent geweest met de ontwikkeling van The Inheritance dan met Between Gaia and Ground ー klopt dat?

Elizabeth A. Povinelli

‘Ik was er zelf nog niet bewust van, maar ik ben al bezig met Between Gaia and Ground sinds ik in 1984 naar Australië kwam. We zouden dus kunnen stellen dat ik tussen de 38 en de 40 jaar bezig ben geweest met het schrijven van Between Gaia and Ground. Ik wil het ook niet bagatelliseren. Het boek is echt het resultaat van een voortdurende heroverweging van mijn eigen leven en een idee dat ik ontwikkelde aan de oevers van de Cox Peninsula in 1984. Hoewel het misschien lijkt alsof ik mijn conceptuele ideeën snel ontwikkel, geldt dat alleen als we denken in boekentijd en niet in denktijd.

Ik begon trouwens ook met The Inheritance in 1984, toen ik voor het eerst de Belyuen-vrouwen ontmoette wier gedachten en levens zo’n grote invloed hebben gehad op de mijne. Vrijwel onmiddellijk na onze ontmoeting begonnen we een gesprek over wat ik nu ‘survivance‘ zou noemen, naar Gerald Vizenor. Onze gesprekken ontstonden aan de rand van beekjes als we aan het vissen waren, in de bush met sterke thee tijdens het jagen, of tijdens middagen in het Women’s Center als we ons bezighielden met wat ik “language-language” noem, oftewel in het land gewortelde taalkunde. Terwijl de vrouwen beschreven en uitbeeldden hoe ze deel uitmaken van de menselijke en meer-dan-menselijke wereld, merkte ik op hoe vergelijkbaar hun beschrijvingen waren met die van de witte familie van mijn vaderskant. Zij baseerden hun familierelaties op de subnationale gebieden waar ze vandaan kwamen, net als wij deden in mijn Povinelli- en Ambrosi-families. De vrouwen richtten zich op meer-dan-menselijke werelden door te jagen en te kamperen, net als ik. Maar hoe meer overeenkomsten er aan het licht kwamen, des te duidelijker werd de invloed van racisme en kolonisatie op de verschillende trajecten van onze levens en werelden.’

Vivian Ziherl

In The Inheritance omschrijf je je familiegeschiedenis tussen Trentino (Italië) en de Verenigde Staten. Het boek vertelt over de impact die verstoringen in het gemeenschapsdenken kunnen hebben over generaties heen. Aan de andere kant gaat het boek ook over nativisme, en toont het zich respectvol tegenover de witte onteigeningen die plaatsvonden onder het kolonialisme. Ik vraag me af of dit boek kan helpen in het heden, bij het ontwarren van de huidige nativistische Europese politiek, of zelfs bij de complexiteit van anti-vax bewegingen waarbij individuen zichzelf opeens als vervreemd zien van de staat?

Elizabeth A. Povinelli

‘Een grote motivatie voor het schrijven van het boek was om in te grijpen in wat ik de witte contra-reformatie noem. Mijn gebruik van de term “contra-reformatie” verwijst naar het zestiende-eeuwse Concilie van Trente. Concilies zoals deze probeerden de katholieke kerk te hervormen om de dreiging van de protestantse reformatie tegen te gaan. Momenteel is eveneens sprake van een gelijksoortige beweging van wit nativisme en witte culturele archeologiën als onderdeel van een hedendaagse culturele contrarevolutie. Nu de veronderstelde superioriteit van het Europese christendom en kapitalisme begint af te brokkelen, zoeken witte autochtonen in Europa en de koloniale diaspora naar nieuwe aanknopingspunten in hun eigen premoderne erfgoed. Deze wending in de geschiedenis van de cultuurpolitiek en de politieke theologie staat op het punt zich verder te ontwikkelen, en wordt versterkt door de ongelijkmatige sociale verspreiding van de economische en ecologische gevolgen van klimaatverandering en de pandemie. Om het samen te vatten, ik denk dat we ons midden in een nieuwe wending bevinden van wat het betekent om wit te zijn.

Whiteness Studies hebben aangetoond hoe door de geschiedenis heen Europese migranten in de VS werden opgenomen in de algemene categorie van ‘wit’ en van witte suprematie ー denk bijvoorbeeld aan de Ieren, Italianen en Joden. Maar zoals talrijke auteurs hebben opgemerkt, werd deze algemene categorie van witheid langzaamaan weer onderverdeeld in verschillende etniciteiten ー een terugdraaiing van wat er eerder gebeurde. Dit wordt in Amerika bijvoorbeeld duidelijk in de commercialisering van DNA-tests. Hier worden we overladen met reclamespots van bedrijven als Ancestry DNA. Het format is altijd hetzelfde: een persoon in, bijvoorbeeld, een Schotse kilt zegt ‘Ik dacht dat ik Schots was maar nu weet ik dat ik Duits ben!’, en opeens draagt die persoon lederhosen. Ik vraag me af welke discursieve relatie er bestaat tussen wit nativisme, gecommercialiseerde DNA-etniciteit, en een aantal politieke en artistieke projecten van ecologisch links die voortkomen uit de crisis van de ineenstorting van het klimaat en industriële toxiciteit.

Een aantal mensen in Europa kijkt naar voorouderlijke tradities van gemeenschappelijkheid en voorouderlijke ecologische praktijken en kennis, om de prekapitalistische en prechristelijke manieren van menselijk bestaan in de meer-dan-menselijke wereld te verkennen. Omdat ik de laatste veertig jaar bij mijn Belyuen/Karrabingfamilie heb doorgebracht, kan ik het niet helpen dat ik altijd het volgende in mijn achterhoofd hou: “Ook wij waren ooit niet christelijk of niet kapitalistisch”, wat uiteindelijk altijd uitmondt in de gedachte: “Ook wij waren ooit inheems.” Het lastige is dat sommigen deze discursieve ruimte op een progressieve manier mobiliseren om te strijden tegen klimaatverandering en industriële toxiciteit, terwijl anderen deze ruimte juist instrumentaliseren tegen First Nations en bewegingen van Zwarte mensen en migranten.

The Inheritance was bedoeld om precies hier in te grijpen, op zo’n manier dat het hele discursieve spectrum ontregeld zou kunnen worden. Als iemand zich kan bezighouden met een Europees indigenous project, ben ik het wel. Ik kan het ontstaan van de naam Povinelli terugvoeren tot het einde van de veertiende eeuw, en mijn Simonaz-clan tot de zeventiende eeuw. Het dorp van mijn voorouders kreeg van de zestiende tot de negentiende eeuw een semi-autonoom bestuur binnen verschillende rijken. Maar The Inheritance laat ook zien hoe het teruggaan in de tijd het referentiële kader van de erfenis aan diggelen kan slaan. In plaats van een gemeenschappelijke basis te vinden, stuit men vaak op een betwiste verzameling van alternatieve waarheden. Zoals Wittgenstein al opmerkte, waren de axiale stellingen waaromheen men vermoedde dat de verschillende belevingswerelden draaiden niet dezelfde.

Anderzijds probeert The Inheritance te laten zien dat geschiedenis niet gaat over “teruggaan” in de tijd, maar over de materiële erfenis van het voorouderlijk heden. Dit voorouderlijke heden omvat de manier waarop mijn familie en haar clans werden behandeld als een potentieel onderdeel van de toekomst van Europa, dus onze proletarisering, de inlijving van de Alpen in de ski-economie, ons vermogen om, eenmaal onteigend, te profiteren van de onteigening van anderen en vervolgens de manier waarop Belyuen/Karrabing-collega’s werden uitgesloten van de geschiedschrijving ー met alle gevolgen van dien voor hun lichamen en landerijen. Het voorouderlijke heden omvat dus ook de verscheidenheid aan materiële erfenissen die voortdurend worden achtergelaten door de geschiedenissen van racisme en kolonialisme: de smeltende Alpen, de stijgende zeën, de giftige stortplaatsen en de opkomende ziekteverwekkers.

Het boek is een poging in te grijpen in de fantasie dat de politiek-syntactische consequentie van “dat waren wij ook” in feite is: “Laten we terugkijken om als Europese beschaving een betere toekomst te creëren.” Deze stelling ontkent zoveel dingen tegelijk ー dat er geen uniek verleden bestaat en dat de lichamelijk-materiële sedimentaties van alles wat uit de Europese suprematie en het kolonialisme is voortgevloeid, een fundamenteel ander fundament hebben gecreëerd waarop de politiek rust. Hoe overweldigend de stormen van mijn voorouderlijk dorp in mijn vroegste, vormende psychische leven ook waren, ze woeden ook binnen de voortdurende strijd tegen witte suprematie en kolonialisme in de

Vivian Ziherl

In Gaia and Ground voer je een vergelijkbaar argument over de plaatsing van kritische impulsen binnen koloniale erfenissen.

Elizabeth A. Povinelli

‘Ik heb het daar over sedimentaties van het denken. Hoewel erfenissen wijzen op het doorgeven van iets, kunnen ze ons ook voor laten stellen dat we op de een of andere manier in de loop der tijd een object toegewezen krijgen. Als ik denk aan sedimentatie ー lichamen als sedimentaties, infrastructuur als sedimentatie, klimaatverandering als sedimentatie, toxiciteit als sedimentatie ー zie ik lekkages en pogingen tot indamming, stress en spanning. Ik zie bijvoorbeeld de aarde niet als een object, maar als een strijd van uithoudingsvermogen. Het is er niet meer als ecologisch, affectief of subjectief.’

Vivian Ziherl

In de beeldende kunst vindt op dit moment een heropleving plaats van belangstelling voor de esthetische aspecten van het ritueel, esoterie en voorouderlijkheid gepaard met inheemse kennis. Ik vraag me af de vier axioma’s die je in Gaia and Ground poneert, kunnen helpen bij het begrijpen van de complexe kwesties die het onderwerp vormen van deze werken?

Elizabeth A. Povinelli

‘Met de vier axioma’s probeer ik de aandacht te vestigen op een bepaalde syntaxis die voorbij intentionaliteit gaat. De vier axioma’s zijn: ten eerste, dat ons gehele bestaan verstrengeld is; ten tweede, dat de manier waarop het bestaan verstrengeld is de mogelijkheid om in te grijpen in de sociale effecten en gevolgen van de verstrengeling verdeelt; ten derde, dat de verschillende verdelingen van de sociale macht ons begrip van politieke gebeurtenissen hebben verveelvoudigd en versplinterd; en, tenslotte, dat de moderne westerse ontologieën en epistemologieën de naweeën zijn van Atlantische en Pacifische racismen en kolonisaties. Met andere woorden, als we kijken naar de syntaxis van de manier waarop deze axioma’s normaal gesproken worden verwoord, zien we dat ze beginnen met een ontologische bewering, overgaan naar de sociale effecten van deze ontologie, vervolgens doorgetrokken worden naar de politieke kaders die inherent zijn aan deze sociale omstandigheden, en eindigen met een historisch perspectief. Between Gaia and Ground zet ons aan het denken over de conceptueel-politieke gevolgen van de onderwerping aan deze syntaxis, in plaats van te beginnen met het vierde axioma.

Bij wijze van voorbeeld kijk ik naar het verschil tussen de manier waarop Deleuze en Guattari What is Philosophy (1991) beginnen en hoe Edouard Glissant zijn boek Poetics of Relation (1990) begint. Deleuze en Guattari proberen in te grijpen in de verdeling van objecten en doelen over de disciplines. Wie moet concepten produceren? Wie moet affecten produceren? Wie moet proposities produceren? Welke fatale gevolgen heeft het dat kapitalisten concepten produceren? Ze overtuigen me ervan dat we ons zorgen moeten maken over deze verdelingen. En toch, moet ik me ook zorgen maken over het feit dat er hier een zeker ahistoricisme blijft bestaan? Zeker, er wordt rekening gehouden met de context van liberalisme en kapitalisme, maar er wordt geen rekening gehouden met de materiële neerslag van de verschillende disciplinaire ruimten.

Het boek van Glissant, daarentegen, begint midden op de Atlantische Oceaan in de romp van een slavenschip waar drie dieptes elkaar ontmoeten ー de buik van de boot, de oneindig diepe zee, en de kusten die men nooit zal terugzien en nooit zal kunnen bereiken. Uit deze afgronden komen de afzettingen van het voorouderlijke heden van witte suprematie en koloniale verhoudingen te voorschijn. En uit deze afgronden komen zijn latere beschouwingen over relatie(s) voort. Zijn “ontologische reflecties”, als we ze ontologisch willen noemen, zijn de consequenties van zijn historische axiomatische context. Glissant vraagt ons na te denken over de effecten van deze poëtica van relaties op subjectiviteiten, affecten, psyches, lichamen en ecologieën.

Met betrekking tot ons gesprek over The Inheritance zegt Glissant niet: “Dit is in het verleden gebeurd. Deze dingen zijn gebeurd met deze mensen. Wat is je affectieve relatie tot hen? Heb je empathie?” Hij zegt eerder: “Deze specifieke historische dieptes openden specifieke historische relaties met een wisselende materiële neerslag.” Sommige lichamen en plaatsen dragen voortdurende sedimentaties van Zwartheid en inheemsheid tegenover witheid en Europeaan-zijn. We hebben dus sedimentaties en relaties, relaties als voortdurende sedimentaties van deze en andere schepen die de Atlantische en Stille Oceaan overstaken, zelfs nu de huidige witte contrareformatie ernaar streeft een moment te vinden vóór dit alles om opnieuw te beginnen.

Glissant stelt ons in staat te vragen wat onze verplichtingen zouden moeten zijn in het heden van deze relationele sedimentaties: Moet ik ophouden naar de landen van mijn Karrabing-familie te gaan, ophouden samen te werken als tegenbeweging tegen de machten die door het kolonialisme zijn ontketend, of moet ik juist terugkeren naar mijn voorouderlijk dorp en daar aan het werk gaan? Op dit moment voel ik me niet geroepen om terug te verhuizen naar het land van mijn voorouders, of om hun tradities en rituelen over te nemen. Glissant vraagt niet om een gezuiverde terugkeer, maar om actief in te grijpen in de structuren die zorgen voor toxische sedimentaties ー op materieel, psychisch en sociaal vlak. Het is onze plicht te begrijpen hoe wij ons verhouden tot deze sedimentaties, of we ervan profiteren of niet, en tegen deze verhoudingen in te werken. In Karrabing streven we ernaar dat te doen. Ik zou ook naar mijn voorouderlijk dorp kunnen gaan, maar dan niet door te vertrekken vanuit een geabstraheerd idee over mijn voorouderlijk verleden, maar vanuit een idee over hoe dit verleden in verband staat met voortdurende voorouderlijke verhoudingen. Hoe kan ik bijdragen aan het ontwrichten van de verhoudingen van racisme en kolonisatie waarvan ik slechts een sediment ben?’

Vivian Ziherl

Precies om deze redenen introduceerde ik het concept ‘de grens’ in mijn curatorieel werk. Ik voelde een verplichting tegenover Australische inheemse en niet-inheemse kunstenaars, maar tegelijkertijd was er in Europa een gebrek aan context en een reëel risico dat bepaalde representaties zouden afbrokkelen. De grens was een term die ik als curator inzette om een frisse wind door het tentoonstellingsveld te laten gaan ー waarbij ik prioriteit gaf aan inheemse kennis en esthetiek op basis van expertise, en tegelijkertijd de projecten situeerde in lokale geschiedenissen, en bevroeg waar de ‘grenzen’ van onze perceptie van esthetiek lagen in de kunst.

Elizabeth A. Povinelli

‘Ik denk dat we de effecten van deze differentiële relaties het duidelijkst kunnen zien in deze grensrelaties. Maar denkt u dat ze ook beperkt blijven tot de grensregio’s?’

Vivian Ziherl

Nee, in feite was mijn introductie van ‘de grens’ een manier om een kader te bieden voor bijvoorbeeld Nederlandse toeschouwers, om hun positie te begrijpen ten opzichte van bepaalde esthetica. Het was een concept waarmee ik probeerde te zeggen: ‘Je bent als individu ingebed in deze plaatsen en die ingebedheid staat niet los van deze geschiedenissen, noch van hoe het voelt om hier en nu bij deze beelden te zijn, vreemd of vertrouwd, troostend of verontrustend, herkenbaar of anderszins.

Elizabeth A. Povinelli

‘Als een soort geïnternaliseerde grens?’

Vivian Ziherl

Precies. Het project Frontier Imaginaries was bijvoorbeeld gewijd aan het onderzoeken van de grens als een esthetisch fenomeen, als een fenomeen dat zichzelf diep doorkruist. Er is een passage in The Inheritance over je grootmoeder die dat bijzonder goed weergeeft:

 

“Sommigen zeiden dat de oorlog een blijvend stempel op je geest had gedrukt. Ik denk dat wat je verloor niet je verstand was, maar je wereld ー of, door je wereld te verliezen, verloor je het verstand dat alleen binnen die wereld te begrijpen was. De zenuwen van je hele wezen, verweven met de bergen en rivieren van Carisolo, werden afgesneden, je taal ging verloren tijdens het transport, de manieren waarop je zorgde voor anderen werden gekarakteriseerd als mishandeling.”

Elizabeth A. Povinelli

‘Mijn grootmoeder is voor mij het leerobject van The Inheritance. Haar leven was een soort Aristotelische tragedie, niet alleen een geschiedenis van wat er gebeurd is, maar wat er gebeurt als iemand van zijn wereld wordt beroofd. Het moeilijkste aan het schrijven van The Inheritance was hoe ik de tragedie van mijn grootmoeder affectief kon overbrengen binnen Glissants poëtica van de relatie, oftewel de subjectieve psychische gevolgen van haar onteigening in relatie tot de sociale werelden waarin ik leefde en waarin ik haar verhalen begreep. Om haar bestaan op de een of andere manier in verband te brengen met een overkoepelende context en daarmee met de actualiteit, met de witte politie die Zwarte protesten tegen segregatie en racisme neerslaat.’

Vivian Ziherl

Wat me meteen opvalt aan The Inheritance zijn de tekeningen. Hebben deze beelden, gezien de persoonlijke aard van de vertelling, geholpen je eigen gesitueerde kennis in beeld te brengen?

Elizabeth A. Povinelli

‘Een van de uitdagingen die ik mezelf stelde toen ik aan The Inheritance begon, was of ik de affectief-psychische krachten van dit verhaal kon overbrengen door middel van beeld alleen. Ik probeerde met name het idee van de erfenis op te roepen als een melancholische verplichting ー een vicieuze verbintenis met het verlies van een object dat nooit heeft bestaan. Het boek veronderstelt dat de subjectiviteit en psyche van de kleine Elizabeth sedimentaties van voorouderlijke affecten omvat die dateren van voor ze begon te spreken ー daarna pas begon ze de affecten van haar voorouders te ordenen rondom beelden, zoals landkaarten en taal.

Aanvankelijk bestond The Inheritance misschien maar uit honderd woorden. Ik was benieuwd of mensen de desoriëntaties aan het hart ervan konden voelen, zelfs als ze het niet precies konden volgen, terwijl deze desoriëntaties door de raciale en koloniale infrastructuren heen resoneren. Natuurlijk had ik gewoon woorden kunnen gebruiken, zoals ik hier heb gedaan, maar daarmee kan ik niet de desoriënterende relatie aangaan die ontstaat bij de overdracht van beelden: wat kan worden gezien maar niet gezegd, wat kan worden gezegd maar nooit gezien. Het kijken kan net zo’n breed scala aan potentiële werelden bieden als woorden dat kunnen. Als je weet waar je moet kijken, bevinden de antwoorden die je zoekt zich vaak in het volle zicht.

Vertaald uit het Engels door de redactie

Vivian Ziherl

is schrijver en curator

Recente artikelen