metropolis m

Sciencefiction
Tussen zoektocht en vlucht

Als er een genre is waarin de zoektocht en de wetenschap een hoofdrol spelen, dan is het wel sciencefiction. Sciencefiction ontwerpt werelden op basis van een extrapolatie en aanscherping van ideeën uit de wetenschap, en gaat op zoek naar werelden elders, aan de andere kant van het heelal. Omar Muñoz-Cremers traceert het sciencefiction-archetype van de zoektocht en concludeert dat elk tijdperk de sciencefiction krijgt die het verdient.

Sciencefiction ontsnapt als genre zelden aan de conventie van de zoektocht, de meest krachtige verhalende motor die de Westerse literatuur in ieder geval sinds Homerus gebruikt. Sciencefiction begint zich aan het einde van de negentiende eeuw te onderscheiden als genre dat zelfbewust ideeënliteratuur wil zijn. Sciencefiction wordt zelf een zoektocht. Met opkomst van sciencefiction als genre ontbrandt onvermijdelijk een debat over haar specifieke kenmerken en begrenzingen, dat gelukkig nooit definitief tot een conclusie is gekomen.

Wat weinigen zullen ontkennen is dat elke uiting van sciencefiction zichzelf moet dwingen om een nieuw idee de hoofdrol te laten spelen. Die zoektocht naar nieuwe ideeën verklaart de koortsachtige dynamiek van sciencefiction die de twintigste-eeuwse fantasie doet exploderen, en tegelijkertijd waarom het in de Verenigde Staten een vruchtbare voedingsbodem weet te vinden. De frontier-mentaliteit die na het bereiken van de Stille Oceaan onvermijdelijk de begrenzingen van de Aarde ter discussie heeft gesteld en met het recentelijk ontvouwde Mars-project weer leven is ingeblazen, is de mentaliteit van de klassieke sciencefiction. Traditie en geschiedenis remmen de circulatie van nieuwe ideeën af.

De zoektocht

Het ethos van nieuwe ideeën, dat van sciencefiction per definitie een avant-gardistisch en progressief genre maakt, levert een zoektocht op die alle aspecten van het menselijk bestaan onder de loep neemt. Waar wetenschappelijke kennis zich een weg baant door het onbekende, reist sciencefiction mee om het steeds nieuwe onbekende gebied, dat ongewild kennis produceert, te verkennen. Zo vormt sciencefiction een zoektocht naar begrenzingen van tijd en ruimte en vooral naar wat er achter die grenzen ligt verscholen.

De structuur van de realiteit is een potentieel dat de fantasie aftast waardoor parallelle universa, alternatieve geschiedenissen, ontelbare toekomsten, mogelijke maatschappijvormen en levensvormen kunnen worden verkend. De drager van deze zoektochten is bijna altijd technologie. Technologie verbindt fantasie en het onbekende en in die zin is sciencefiction te beschouwen als technologie die haar eigen mogelijkheden probeert te verwoorden.

Rond deze centrale zoektocht ontwikkelen zich vanaf de jaren zestig hybride vormen. Onvermijdelijk is er de zoektocht naar de zoektocht zelf die weigert zich door technologie te laten leiden. Een populair voorbeeld hiervan is The Einstein Intersection (1967) van Samuel Delaney, een hervertelling van de Orpheus-mythe die fungeert als studie naar de queeste als dieptestructuur waar niet aan valt te ontsnappen.

Waar klassieke sciencefiction een zoektocht onderneemt naar mogelijke objectieve realiteiten raakt de nieuwe sciencefiction gefascineerd door de zoektochten die technologie op het subject veroorzaakt. Met de introductie van het thema van de simulatie problematiseert Philip K. Dick de zoektocht. Hij transformeert de zoektocht tot een dwaling door doolhoven van realiteitslagen, de orde van waanzin waar zelden aan valt te ontsnappen. De van oorsprong Britse New Wave radicaliseert, geïnspireerd door het surrealisme, William Burroughs en de nouveau roman, ten slotte zelfbewust literaire conventies waarbij de zoektocht in de meest extreme gevallen sneuvelt (voorbeelden hiervan zijn: The Atrocity Exhibition van J.G. Ballard, Report On Probablity A van Brian Aldiss, en de Jerry Cornelius boeken van Michael Moorcock).

De New Wave is rond 1970 de leidende stroming binnen de vernieuwende sciencefiction waarvan de vrijheid ook veel Amerikaanse auteurs als Samuel Delaney, Norman Spinrad, Robert Silverberg en Thomas Disch beïnvloedt. Het radicalisme dat ze voorstaat verliest echter in de loop de jaren haar greep op het publiek waardoor het opkomende fantasy-genre al snel sciencefiction als fantastische literatuur in populariteit kan overvleugelen. Dat veel sciencefiction liefhebbers gruwen van fantasy heeft een zekere sociaal-politieke dimensie: fantasy is een conservatief genre, zowel in de archaïsche maatschappijvormen die zij idealiseert als het ethos van nieuwe ideeën dat ze afzweert. Fantasy is de terugkeer van de zoektocht, zij maakt van de queeste een fetisj. Het zijn zoektochten zonder nieuwe antwoorden.

De vlucht

Sciencefiction is op metaniveau een zoektocht en een vlucht. Het is een escapistisch fenomeen dat sterker dan welke literatuur ook een overweldigend gevoel van jezelf verliezen in een parallel leven kan veroorzaken. De vlucht is ook de ware tegenhanger van de zoektocht, de zoektocht in het negatief. De figuur die blijvend in sciencefiction rondspookt is Kapitein Nemo uit 20.000 Mijlen Onder Zee (Jules Verne, 1870), één van de meest fascinerende en ongrijpbare personages van het genre. Zijn onderzeese bestaan en doelloze woede staat model voor een sociologische problematiek waarvan sciencefiction verhaalt: de vlucht uit de civilisatie, of de vlucht uit orde en rationaliteit naar de alternatieven van het onderbewuste, het magische, het nomadische of irrationele.

De vlucht maakt duidelijk dat sciencefiction nooit kan worden beschouwd als louter een verheerlijking van vooruitgang. Het nieuwe veroorzaakt ook nieuwe angsten, sciencefiction is een product van moderniteit en tegelijkertijd zijn kritiek. In haar pessimistische verschijningsvorm bloeit zij op in de technologische schaduwzijde van industrialisatie, dehumanisering en fascisme, die culmineert in een obsessie met de betekenis en effecten van een mogelijke atoomoorlog.

De vlucht schept utopieën. Zij komt echter nooit tot een einde, de vlucht is tot mislukken gedoemd, zij is hoogstens een tijdelijk succes. De tragedie van de utopie (letterlijk: zonder-plaats) is dat zij de tijd nooit weet af te schaffen. Na verloop van tijd wordt steevast een extremere orde, een heldere rationaliteit zichtbaar die een nieuwe vlucht veroorzaakt. Sciencefiction blijkt hier, misschien verrassend, een uitloper van de romantiek te zijn.

Het romantische schema past naadloos in het opkomende ecologische bewustzijn van de jaren zestig en haar vluchtwegen uit het realiteitsprincipe. Het beste werk uit die tijd suggereert dat ecologische rampspoed onlosmakelijk verbonden is met een psychologische crisis, een verbinding die haar meest indringende vorm krijgt in Anna Kavans Ice (1967), waar mondiale vernietiging door muren van ijs een claustrofobische vlucht veroorzaakt die nooit kan worden gescheiden van een gedoemde vlucht uit rasters van waanzin en verslaving.

Ballards rampromans zijn hoopvoller gestemd, met name de in Drowned World (1962) The Crystal World (1966) lijken de vluchten te leiden naar een zone waar buiten- en binnenwereld fuseren in een droomtijd vol mogelijkheden, een vlucht naar een herdefinitie van de mens. In zijn later werk is de toon veel pessimistischer, de vlucht blijft hier altijd ingekaderd door een technologisch landschap, dat nieuwe vluchtwegen, transcendentie of schuilplaatsen lijkt te bieden maar uiteindelijk civiliserende lagen wegbijt waar alleen geweld heerst.

Elk tijdperk krijgt de sciencefiction dat het verdient. Het is opvallend dat de queeste het moeilijk heeft in de postmoderniteit, ze lijkt verworden tot puur model, zoekende naar een taal die haar weer richting kan geven en kracht om aan de fragmentatie van betekenis te ontsnappen. Cyberpunk heeft nooit een traan gelaten om de implosie van de queeste, het weet dat vluchten zinloos is, leeft van kleine strategieën van infiltratie, assimilatie en contrasurveillance. Mars zal hier weinig aan veranderen, het voelt aan als een herhalingsoefening, een nostalgisch project.

Vanuit een minder sceptische grondhouding geredeneerd kan het misschien werken als een nieuwe geleider voor de fantasie. We worden op een interessant moment geconfronteerd met de vraag of de zoektocht en vlucht echt archetypen vormen die uitgeput zijn geraakt en daaruit volgend: of er compleet nieuwe verhalende motoren kunnen worden bedacht. De fantasie is vandaag verlamd door deze onzekerheid.

Omar Muñoz-Cremers

Omar Muñoz-Cremers

is schrijver en socioloog

Recente artikelen