metropolis m

Serbia, Frequently Asked Questions

Wereldwijd geven krantenkoppen al tijden een bijzonder onflatteus beeld van Servië. De afgelopen paar maanden was op amateurfilmpjes te zien hoe de voortvluchtige oorlogsmisdadiger Ratko Mladi? in alle vrijheid z’n leven leidde, en bevestigden gewelddadige demonstraties tegen de Gay Pride Parade in Belgrado het stereotiepe beeld van Serviërs als een stelletje raddraaiers. Maar juist de groeiende kloof tussen de Europese Unie en een van de laatste landen van het continent die de toegang tot Europa wordt ontzegd, geeft de Serviërs goed zicht op de tekortkomingen en onrechtvaardigheden van de politieke machine van de EU. Een populaire tag in de graffitiscene van Belgrado luidt: ‘FU*K EU’.

De afgelopen maanden waren er een aantal interessante evenementen over de Balkancultuur in New York, waaronder een conferentie over de Balkanidentiteit op de Colombia University en een rondetafelgesprek bij het Open Society Institute. De tentoonstelling Serbia, Frequently Asked Questions is georganiseerd door de curatoren Branislav Dimitrijevi? en Andreas Stadler in het Austrian Cultural Forum (ACF) in New York. De deelnemende kunstenaars spelen met de clichébeelden over de Balkan, waarbij ze gebruik maken van alle ironie en tegengeluiden die zo typerend zijn voor de kunst uit deze regio. De tentoonstelling slaagt erin de schuld nu eens niet bij Servië te leggen, maar vraagtekens te plaatsen bij de bredere politieke en maatschappelijke krachten die van invloed zijn geweest op de teloorgang van het Joegoslavische moederland van Tito. Want vergeet niet: nog geen 25 jaar geleden was deze regio een vredig, multi-etnisch land dat gedurende de hele Koude Oorlog vrij toegang had tot het Oosten en het Westen.

Zoals te verwachten, staan in een aantal uiterst subtiele en bij vlagen pijnlijke werken de oorlog en het militarisme centraal. Naturalmystic (Tomahawk #2) (2002) van Anri Sala toont een studio-opname van een man die met gruwelijke precisie het geluid nadoet van de kruisraketten die in 1999 in groten getale op Belgrado vielen tijdens de NAVO-bombardementen en dood en verderf zaaiden onder de Servische burgerbevolking (het werk is ook schatplichtig aan de briljante performer, die niet met naam wordt genoemd). Een bijzonder aangrijpend werk van Marko Peljhan, getiteld Territory 1995 Evidence (2006-2010) bestaat uit een uitgebreide reeks militaire verslagen, lijsten met coördinaten en radiocommando’s van het bloedbad in Srebrenica. Zijn diagrammen wijzen op allerlei internationale belangen en falende verantwoordelijken en weten iedere conclusie te ondermijnen die we uit deze menselijke tragedie menen te kunnen trekken. Hoewel de documenten incompleet zijn, en lastig te vertalen, zijn ze wel griezelig tastbaar en geven het gevoel van een grote urgentie.

In veel werken is sprake van een onderzoek naar de geschiedenis van het antifascisme in Servië, zoals in Marko Luli?’ Jasenovac (2010). De titel verwijst naar de plek van een concentratiekamp waar de Kroatische Ustašabeweging tijdens de Tweede Wereldoorlog Serven, Joden en Roma vermoordde. De schitterende performance van een groep jonge dansers belichaamt letterlijk het antifascisme, want het is een fysieke vertolking van de socialistische monumenten van Bogdan Bogdanovi?, een progressieve intellectueel en openlijke tegenstander van Miloševi?. In One day, instead of night, a burst of machine-gun fire will flash, if light cannot come otherwise (2009) zwerft Milica Tomi? door Belgrado langs de plekken waar verzet werd gepleegd tegen de nazi’s. Ze draagt de ‘eerste levensbehoeften’ in Servië met zich mee: boodschappen en een kalasjnikov.

Taal staat in de tentoonstelling symbool voor culturele scheidslijnen en verkeerde interpretaties. In Katarina Zdjelars bitterzoete werk There Is No Is (2006) probeert een Aziaat eindeloos en zonder veel succes Zdjelars naam uit te spreken. Een ander werk van haar, Shoum (2009), verwijst naar de stortvloed aan YouTube-filmpjes van ietwat pathetische Oost-Europeanen die hun enthousiasme voor de westerse cultuur uiten in fonetisch nagezongen verhaspelde liedteksten van klassieke Engelstalige rocknummers. Gott Liebt die Serben-Diary (1971-2010) van Raša Todosijevi? laat iets zien van de wonderlijke, aforistische woordspelletjes die vaak figureren in kunst uit de Balkan. Op verpakkingsdozen en plakkaten staan opschriften als ‘Mother for Sale’ en op een gestreepte pyjama (die doet denken aan de kleding in een concentratiekamp) staat tussen de strepen: ‘God Loves the Serbs’ – nog een verwijzing, wellicht, naar Servië’s relatie tot het nazisme en de naziretoriek. Johanna Kandl ten slotte plaatst tijdschriftenkoppen naast schitterende tekeningen van huizenblokken en plaatselijke arbeiders die de complexe verhouding tussen propaganda en realiteit weergeven met een reclameslogan van een bank: ‘The world moves together’.

Een pesterige vorm van onvertaalbaarheid vervaagt een aantal mooie nuances in deze werken: het kunstenaarsinitiatief Kunsthistorisches Mausoleum presenteert het hilarische en prachtige Observing the Observer (2003-2010), een reeks schilderijen die nageschilderd zijn van portretafbeeldingen in Jansons History of Art, listig opgehangen tussen antieke kelims. Na tientallen jaren door de communisten te zijn verwaarloosd, wordt de kunstnijverheid van Servië nu voor een spotprijs verkocht op marktpleinen aan de zeldzame geïnteresseerde toerist. Het kunstwerk vormt een interessante aanvulling op Zoran Todorovi?’ Warmth (2009), dat bestaat uit kleden die vervaardigd zijn uit duizenden kilo’s Servisch haar dat verzameld is bij kappers uit heel Servië en die per vierkante meter te koop worden aangeboden. Het Mausoleum stelt ook voorwerpen tentoon in een glazen kist vol artefacten uit de Balkan: prehistorische beeldjes uit archeologische vindplaatsen, etnisch metaalwerk en een Servische vertaling van een boek over een Amerikaanse indiaan. De voorwerpen zeggen iets over de diversiteit waaruit de Balkanidentiteit is opgebouwd, inclusief een sterke hang naar de ‘cowboy en indianen’-cultuur.

Je krijgt sterk het gevoel dat in Serbia, Frequently Asked Questions slechts een voorzichtig begin wordt gemaakt met het ‘Servische vraagstuk’. In het land is sprake van een ontkenning van de complexe geschiedenis, politiek en cultuur, gevormd door de lange schaduw van het gerechtelijke onderzoek naar Servië in Den Haag, dat toetreding tot de EU blokkeerde, maar ook door de belofte van het turbokapitalisme naar Sloveens voorbeeld. De kunstenaars in deze tentoonstelling tonen deze verwarring zonder gemakkelijke conclusies en verwijzen naar een gevoelig punt: de wereldwijde belangen in de regio. De eenvoudige tekeningen van Dan Perjovschi, die ten tijde van het uiteenvallen van Joegoslavië in verschillende Duitse kranten werden gepubliceerd, geven zijn visie op het internationale toneel goed weer in een briljante Holzer-achtige waarheid als een koe aangaande de Balkan: ‘Human Rights and Credit Cards’.

Melissa Potter is kunstenaar, schrijver en professor aan Columbia College, Chicago

Vertaald uit het Engels door Arjen Mulder & Maaike Post

Melissa Potter

Recente artikelen